Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET ENE NODIGE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET ENE NODIGE

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Lukas 10 : 41 en 42.

Ten allen tijde is de wereld, zijn de gezinnen, onze hoofden en onze harten, vol van allerlei voorbereidingsmaatregelen. Voorbereidingsmaatregelen met het oog op de strijd om het bestaan, voor de toekomst van uw kinderen, om, als de oude dag komt, voor onszelf te kunnen zorgen.

In onze tijd moeten wij vooral acht geven op de voorbereidingsmaatregelen van de volkeren der aarde, om klaar te zijn voor mogelijke gebeurtenissen. Ons hart krimpt ineen, als wij denken aan de voorbereiding voor een mogelijke, gruwelijke oorlog, die een mensenslachting zal zijn van ongehoorde en ongekende afmetingen, mensen, die toch allen een ziel te verliezen hebben. Ach, wat zullen wij, wat zullen uw kinderen, nog beleven!

Alles, alles wordt gedaan om de onheilen zoveel mogelijk af te wenden, om tegenweer te kunnen bieden, om schuilkelders gereed te hebben.

Alles, alles wordt dus gedaan om zo veel als mogelijk is op alles voorbereid te zijn. En dat, hoewel wij allen van harte hopen en wellicht ook bidden, dat de Heere de dingen alzo zal leiden, dat wij al dat gereedgemaakte niet nodig zullen hebben. Doch het blijft waar, wat de oude Romeinen reeds plachten te zeggen: , , Si vis pacem, para bellum": , , Wilt gij de vrede, bereid u dan voor op de oorlog." Dat is ook tegen Chroetsjef nodig.

Voorbereiding, voorzorg is zeker niet af te keuren, als het maar gebeurt met mate, in kalme rust, en vooral in het besef van diepe afhankelijkheid. Wij mogen niet bij de pakken neer gaan zitten.

Wie echter denkt er aan de noodzakelijkheid van voorbereiding met het oog op de naderende stervensure en de eeuwigheid? En met het oog op de toekomst des Heeren? Wij mensen, die zo vol zijn van voorbereiding voor veel en velerlei, wij vergeten van nature — en dat is wel een hoofdfout < — dat wij niet bereid zijn om te sterven, om voor God te verschijnen.

Nog wordt het ons toegeroepen: „Daarom, zijt ook gij bereid; want in welke ure gij het niet meent, zal de Zoon des mensen komen."

Onbekeerden in ons midden, vergeet toch niet, dat voorbereiding zo dringend nodig is. Buig de knieën, en s.meek om vergiffenis van uw zonde, om vrede door het bloed des kruises van de Heere Jezus Christus.

En gij, die de Heere vreest, ook gij kunt zo geheel en al opgaan in voorbereidingsmaatregelen voor allerlei dagen en dingen, die op zichzelf misschien niet verkeerd, wellicht zelfs goed zijn. Ook gij echter vergeet het voornaamste zo telkens weer. Zijt dan nuchteren, en waakt, de lendenen omgord en de kaarsen brandende.

Over de noodzakelijkheid en de heerlijkheid van dit voorbereid zijn gaan wij thans mediteren naar aanleiding van Lukas 10 : 41 en 42.

41. En Jezus antwoordende, zeide tot haar: Martha, Martha, gij bekommert en verontrust u over vele dingen;

42. maar één ding is nodig; doch Maria heeft het goede deel uitgekozen, hetwelk van haar niet zal weggenomen worden."

De Heere Jezus is steeds bezig zondaren te bepalen bij de hoofdzaak. Hij, Die gekomen is om het verlorene te zoeken, en zalig te maken, om der mensen zielen te behouden, Hij kent de waarde van een onsterfelijke ziel. Hij kent die waarde beter dan wij zelf, want Hij heeft, om zielen te redden, Zijn ziel tot een rantsoen gesteld en Zijn bloed als een drankoffer geplengd. Nu eens is het: , , Wat baat het een mens, zo hij de gehele wereld gewint en lijdt schade aan zijn ziel? " Dan weer dringt Hij aan: , , Och, of gij ook bekendet ook nog in deze uw dag, hetgeen tot uw vrede dient." En ook uit onze stof tot overdenking klinkt het ons allen zo ernstig tegen: Eén ding is nodig.

Dat geeft ons te overdenken en te schrijven over:

1. Het éne nodige veronachtzaamd. 2. Het éne nodige gezocht. 3. Het éne nodige gevonden.

Op een Zijner reizen kwam de Heere Jezus in een vlek genaamd Bethanië. Een zekere vrouw, dragende de naam Martha, ontving Hem en Zijn discipelen in haar huis. Zij verblijdde er zich over, dat zij dé Meester, dat zij haar Meester, als gast in haar huis mocht ontvangen. Het was haar een eer.

Is dat ook onze blijdschap en onze ere reeds de Heere Jezus in ons huis te mogen ontvangen? Is het ook onze begeerte, onze bede, wel eens: „Zeg ook tot mij: , , Ik moet heden in uw huis blijven? " — Gelukkig is alleen dat huis, waarin de Heiland Zijn intrek neemt.

Deze Martha had een zuster, die luisterde naar de naam , , Maria". Zij was ook zeer verheugd over de komst van de zo geliefde Meester, haar Meester ook, en haar Heere. Zij ging dicht bij Hem zitten. Zittende aan de voeten van Jezus dronk zij Zijn woorden in. Het was haar zielespijs: „Als ik Uw woorden vond, zo heb ik ze opgegeten." Als een nederige, heilbegerige discipelin zat zij te luisteren naar de woorden des eeuwigen levens, die Hij sprak, op Wiens lippen genade was uitgestort.

Mijn lezer, dat is een begeerlijk plaatsje: zittende aan de voeten van Jezus, om Zijn woord te horen. Daar wordt zielevoedsel ontvangen. Daar gaat in vervulling de liefelijke, de hartveroverende nodiging: „O, alle gij dorstigen, komt tot de wateren, en gij, die geen geld hebt, komt, koopt en eet, ja, komt, koopt, zonder geld en zonder prijs wijn en melk"

Kennen wij die laagste plaats reeds? Weten wij al, hoe zalig het is te zitten aan Jezus' voeten?

Maar, nu komt er in ons tekstverhaal een „Doch": „Doch Martha was zeer bezig met veel dienens." Immers! een groot gezelschap was binnengekomen. Het waren zeer gewaardeerde gasten, vooral die Ene. En nu had Martha het erg druk. Zij had geen tijd om een ogenblik bij het gezelschap te komen zitten. Het speet haar wel, maar het kon nü toch werkelijk niet. „Doch Martha was zeer bezig met veel dienens." Dit is begrijpelijk. Trouwe huisvrouwen, die naar het huwelijksformulier op haar huishouding goede acht hebben, zullen dit van Martha best kunnen verstaan. Sommigen zullen Maria zelfs wel wat al te gemakkelijk vinden. „Die gaat

maar zitten, al is er nog zo veel te doen." Anderen zullen nog verder gaan en zeggen: , , In Martha zien wij het actieve christendom." En met dat actieve christendom zijn wij tegenwoordig heel druk. Denk maar aan de synode met al haar raden!

Doch ik héb toch meer op met het passief-actieve christendom van Maria. Zij begreep nü: , , Er is een tijd om stil te zitten." Zij ging zitten aan Jezus' voeten. Om te luisteren. Maar later ook: , , Er is een tijd om te wérken." Toen zalfde zij de Man van smarten met zeer kostelijke nardus tot een voorbereiding voor Zijn begrafenis.

Doch Martha was zeer bezig met veel dienens. Geen tijd om een ogenblik te gaan zitten, zelfs nu niet, nu de grote Profeet spreekt. Zo hebben vele vrouwen geen tijd gehad, om tot de gemeente te komen, om Gods Woord te horen. Ze zijn bezig met veel dienens. En wij, die hier zijn, luisteren wij wel werkelijk? Is het zelfs in de kerk niet vaak: geen tijd om te luisteren naar de gezanten van Christus wege?

Maar zie! — daar komt Martha nu toch ook tot de Heere Jezus. Wij lezen immers van haar: , , En Martha daarbij komende." — Zou ze nu eindelijk klaar zijn? Zou het nu zijn: „Gelukkig! nu kan ik ook eens rustig gaan zitten en luisteren naar de Heere Jezus"? — Zo kan het op de zondag wel eens zijn. Dan leeft in ons hart de gedachte: , , Hè, gelukkig zondag! die heerlijke rustdag, die de Heere geheiligd en gezegend heeft. Nu kan ik opgaan naar Gods huis, om stil te luisteren naar Zijn heilige Wet en Zijn heerlijk Evangelie." En dan is het de bede wel eens van een man, die midden in het drukke leven staat, van een vrouw, die op haar huishouding goede acht geeft: „Ach Heere, bewaar mij er voor, dat ik alles naar Uw huis meeneem, en dus toch geen rust heb, en niet kan luisteren. Neem het in Uw grote macht en genade van mij af, opdat al mijn zorgen, al mijn moeilijkheden, al mijn afdwalende gedachten, thuis blijven. Nu kom ik eens een poosje uit de rosmolen van het dagelijkse leven. Nu kan ik eens rustig neerzitten, om te luisteren naar het Evangelie van Jezus Christus, en die gekruisigd."

Met Martha-, hoewel zij daar ook wel kennis aan had — zij was toch een discipelin van de Heere Jezus, een gekende des Heeren. „Jezus had Martha en Maria en Lazarus lief" •— met Martha was het nu, helaas! anders. Zij was heel niet op haar plaats. „Het ene nodige veronachtzaamd" - — dat was nu op haar van toepassing. Misschien thans, of nog altijd, ook op ons, mijn lezer? Mochten wij onszelf eens onderzoeken met de bede: Doorgrond m' en ken mijn hart, o Heer'! Is 't geen ik denk niet tot Uw eer? Beproef m' en zie, of mijn gemoed Iets kwaads, iets onbehoorlijks voedt. En doe mij toch met vaste schreden De weg ter zaligheid betreden.

Hoe was het nu met Martha? Ach, mijn lezer, wij moeten het eerlijk zeggen, want alleen uit een eerlijke behandeling van de zielen kan - — onder Gods zegen! — wat goeds voortkomen. Al dat gepleister, in de kerk, op de gezelschappen, in de persoonlijke gesprekken, kan alleen maar kwaad doen. Wees er bang voor, mijn lezer, voor al dat opleggen van de handen, van dat roepen: „Vrede, vrede, en geen gevaar." De trouwe God zegt het zo nadrukkelijk tot allen, hetzij de onvernieuwde van hart, hetzij zelfs onder Gods volk, die het éne nodige veronachtzamen: „Doch daar is geen vrede." En ook dit woord, vergeet het niet, mijn lezer!, is getrouw en waarachtig en alle aanneming waardig.

En nu Martha! — Zij komt er bij, ja, doch niet om te gaan zitten en' om te luisteren naar wat de hoogste Profeet en Leraar te zeggen heeft over het éne nodige. Neen, daar is haar hoofd en haar hart nu niet vol van. Zij komt er wel bij, maar om wat heftig en geprikkeld te zeggen: „Heere! trekt Gij U dat niet aan, dat mijn zuster mij alleen laat dienen? Zeg dan haar, dat zij mij helpe."

Martha kan het van haar zuster Maria maar niet begrijpen, dat zij zo rustig kan blijven zitten. Zij denkt: „Hoe is 't toch mogelijk? "

Ook van de Heere Jezus kan zij het niet begrijpen, dat Hij Zich dit niet aantrekt. Men, en ook Hij, laat haar maar alleen tobben. Zij weet niet klaar te komen. „Zeg dan haar, dat zij mij helpe!"

Ziet ge wel, mijn lezer, dat de zonde aan de deur van ons hart ligt? Zelfs na ontvangene genade? Zelfs op een lieve zuster, zelfs op een zuster naar het vlees èn naar de geest?

Ziet gij wel, dat wij, dat ook kinderen des Heeren boos kunnen worden op de Heere, omdat Zijn gedachten hoger zijn dan de onze?

Doch! hoe oordeelt de Heere Jezus Christus nu over dit alles? — Hoor het maar in de stof van onze overdenking: „Martha, Martha! gij bekommert en ontrust u over vele dingen, maar één ding is nodig."

De Heere Christus betoont Zich hier de ware Huisvriend. Hij tracht niet Martha en Maria beiden gelijk te geven en zo alles te sussen. Zo doen wij vaak. Neen! Hij legt de vinger op de wondeplek. Hij behandelt ook Zijn gastvrouw, die zo veel voor Hem en de Zijnen doet, die geen kosten en geen moeite ontziet, eerlijk en getrouw.

Ernstig klinkt het van Zijn lippen: „Martha, Martha! gij bekommert en ontrust u over vele dingen, maar één ding is nodig. Doch Maria heeft het goede deel uitgekozen, hetwelk van haar niet zal weggenomen worden."

Zelfs zij, die Christus liefheeft, die veel voor Zijn naam en zaak doen en over hebben, en die wij zo licht ontzien en naar de ogen zien, kunnen er op rekenen, dat de mond der waarheid hen zal wijzen op hun fouten, op hun zonden. Bedroefd — in liefde — maar toch zonder aanzien des persoons. O, in de weg der ontdekking hebt gij, die Hem enigszins moogt kennen, dat toch ook wel eens ervaren. Dat is pijnlijk, maar toch o, zo heilzaam!

Martha, Martha! •— wat is dat teer! Wat is dat dringend! Ja, dat is wel nodig voor een, die verstrikt is in de zorgen des levens, die bezig is met veel dienen. Daar laten wij ons niet zo gemakkelijk uithalen. Luisteren, luisteren, zelfs naar Gods stem, dat is zeer moeilijk. Dat zien wij ook in deze zware tijd. Vandaar, dat tot ons wel driemaal uitgaat het woord: „O, land, land, land! hoor des Heeren Woord." Zal Nederland, zullen wij horen? O, dat het eens waar mocht zijn, dat wij, kinderen der Hervorming, het éne nodige leren zoeken!

Z.

S. v. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 30 september 1961

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

HET ENE NODIGE

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 30 september 1961

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's