Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Kerk belijdt de uitverkiezing

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Kerk belijdt de uitverkiezing

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gelijk hier boven staat is de titel van hoofdstuk I van de „Richtlijnen voor de behandeling van de leer der Uitverkiezing". De vorige keer stonden we stil bij de theologische verantwoording. Nu komen we aan het meerderheidsrapport toe: de kern van de zaak. De laatste vijf woorden staan ook boven de eerste onderafdeling van de eerste paragraaf. Het opschrift daarvan luidt: Het wezen der verkiezing.

Wat verstaat de synode onder de uitverkiezing? Men zou menen, dat men op deze vraag een antwoord zal krijgen in een brochure, die over dat onderwerp handelt. Wie deze mening koestert zal zich teleurgesteld zien. Ik mis het hele stuk door een formulering van een antwoord op de vraag wat de synode onder de Uitverkiezing verstaat. De Dordtse Leerregels gaven toch het goede voorbeeld. In Hoofdstuk I artikel 7 beleed de Dordtse synode eerbiedig, helder en klaar, wat de Kerk in de Heilige Schrift leert over de Verkiezing Gods. „Deze verkiezing is een onveranderlijk voornemen Gods, door hetwelk Hij vóór de grondlegging der werled een zekere menigte van mensen, niet beter of waardiger zijnde dan anderen, maar in de gemene ellende met anderen liggende, uit het gehele menselijk geslacht van de eerste rechtheid door hun eigen schuld

vervallen in de zonde en het verderf, naar het vrije welbehagen zijns wils, tot de zaligheid, louter uit genade, uitverkoren heeft in Christus, denwelken Hij ook van eeuwigheid tot een Middelaar en Hoofd van alle uitverkorenen, en tot een fundament der zaligheid gesteld heeft. En opdat zij door Hem zouden zalig gemaakt worden, heeft Hij ook besloten, hen aan Hem te geven, en krachtiglijk door zijn Woord en Geest te roepen en te trekken, of, met het ware geloof in Hem te begiftigen, te rechtvaardigen, te heiligen en, in de gemeenschap zijns Zoons krachtiglijk bewaard zijnde, ten laatste te verheerlijken, tot bewijzing van zijn barmhartigheid. tot prijs van de rijkdommen zijner heerlijke genade"....

Mij dunkt dat we in het stuk der synode ook een onderafdeling hadden mogen verwachten, die even helder uitsprak, wat de synode onder de Uitverkiezing verstaat. Heeft zij zich misschien bij Karl Barth aangesloten en niet bij de belijdenis der Kerk? Een niet-ondeskundige kritiek, die wij vernamen, zegt dat in dit stuk Barth aan het woord is en dat men op de achtergrond diens Kirchliche Dogmatik kan zien namelijk dat deel, waarin de man uit Basel schrijft over Gottes Gnadenwahl.

De synode zou zich teveel aan de visie van Barth hebben overgegeven. Als dit

juist is en zeker is het niet helemaal onjuist, kunnen we dan een sleutel tot veel uitspraken van deze Richtlijnen bij de leer van Barth vinden.

Hoe heeft deze de verkiezing gezien? Kort gezegd: Als een voornemen Gods om aan alle mensen het evangelie te laten verkondigen. , , De Verkiezing is de hoofdsom van het Evangelie", omdat dit het beste is, wat ooit gezegd en gehoord kan worden: dat God de mens verkiest en zo ook voor hem Degene is die in vrijheid liefheeft".

De uitwerking der praedestinatie is voor Barth, de aanbieding der zaligheid in Christus. In zijn voornemen is God niemand voorbij gegaan. Het mag dus nu tot ieder worden gezegd, dat hij of zij een uitverkorene is. Een verworpen mens is er niet behalve Christus. Daar is nog veel meer uit de 500 en meer bladzijden van Barth's verhandeling weer te geven, maar het wezen van zijn uitverkiezing is hiermee toch al duidelijk weergegeven. God heeft alle mensen uitverkoren tot zaligheid. Om hen tot de zaligheid te brengen heeft Hij de Zoon gegeven. De Heere heeft niet besloten om aan de mensen het geloof te geven. Hij helpt ze alleen bij het geloven. Uit de uitverkorenen kunnen er zelfs velen verloren gaan. Dat hangt van de mensen zelf af. Dat is zo ongelukkig met deze algemene verkiezing, dat zij zo weinig vastigheid biedt. Die achtergrond van Barth's leer zullen we echter bij de bespreking der Richtlijnen in het oog moeten houden.

Nu eerst iets over een verandering in het meerderheidsrapport, waardoor men aan dat der minderheid tegemoet wilde komen. Toen het stuk bij de synode kwam luidde de aanhef. „De gemeente van Jezus Christus die zich door de Heilige Geest getrokken weet uit de duisternis van schuld en verlorenheid tot het licht van Christus' genade, belijdt in dit weten haar geloof in de uitverkiezende God."

In verband hiermee luidde punt 1 van het minderheidsrapport: Met het meerderheidsrapport kunnen wij niet instemmen, omdat daarin naar ons inzicht - — het diepste en het wezenlijke van Gods openbaring omtrent zijn verkiezing niet voldoende tot zijn recht komt. Onvoldoende komt tot uiting, dat de verkiezing Gods een onderscheidend handelen is en blijft. Wij menen, dat in document IV (Boekje no 1: e Kerk belijdt de uitverkiezing L. V.) de vragen op een ongeoorloofde wijze worden aangevat, wanneer gezegd wordt, dat de gemeente zich door de Heilige Geest getrokken weet en in dit weten haar geloof in de uitverkiezende God belijdt. De geloofservaring der gemeente neemt daardoor te zeer de plaats in van de openbaring Gods. Dat de kinderen Gods uitverkoren zijn tot het licht van Gods genade weten zij alleen uit de Heilige Schrift, die zegt, dat er zovelen geloofden als er geordineerd waren tot het eeuwige leven (Handelingen 13 : 48) en sprekt over de zekerheid van de eeuwige erfenis. , , Ik geef hun het eeuwige leven; en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid en niemand zal ze uit Mijn hand rukken." (Johannes 10 : 28).

In antwoord hierop heeft de synode iets weggelaten. Zij heeft echter niet gesproken over een belijden op grond van de Heilige Schrift. Men spreekt ook niet meer van een weten en een belijden op grond van dit ervaringsweten. Ieder kan hier nu zijn eigen gedachten invullen. Doch nog eens: an een belijden op grond van Gods Woord wordt ook in de woorden der synode niet gesproken. Dit wilde men dus niet uitspreken. Toch is de Heilige Schrift de enige grond. Wij kunnen de uitverkiezing niet uit ervaring kennen. Alleen uit de woorden der Schrift als de genoemde en Efeze 1 : 4 en Rom. 8 : 28—30 en zoveel anderen weten wij, dat het geloof als een gave Gods geschonken wordt aan de uitverkorenen.

We gaan nu weer verder met de inhoud der richtlijnen. De synode vindt in de uitverkiezing een deemoediging en een vertroosting. Alle roem is uitgesloten, zegt zij. Genade is verkiezing. Hier hebt ge inderdaad Barth. Men denkt dan niet aan verkiezing van personen, doch aan verkiezing van genade. Het heeft God behaagt genade te bewijzen! Aan wie? O aan alle mensen. Maar dat Hij genade bewijst is een verkiezing. Had God dan ook de eeuwige dood kunnen kiezen om die aan ieder mens te geven?

De Dordtse Leerregels zeggen hier ja op. Zij gaan uit van de diepe val en schuld der mensen: , , Aangezien alle mensen in Adam gezondigd hebben en des vloeks en eeuwigen dood schuldig zijn geworden, zo zoude God niemand ongelijk hebben gedaan, indien Hij het ganse menselijk geslacht in de zonde en vervloeking had willen laten en om de zonde te verdoemen"...

Maar als we nu eens die achtergrond een ogenblik loslaten en de richtlijnen leren zoals ze daar staan als een belijdenis van de gemeente of van de ware gelovigen, hoe ziet het er dan uit? De ware gelovige wordt er door verootmoedigd omdat zijn redding geheel berust op Gods onverplichte toewending. Genade en verkiezing worden dus gelijkgesteld en beide zijn dan die toewending van Gods gunst. Zij richt zich tot schepselen, die buiten God door eigen schuld reddeloos verloren zouden gaan, lezen we. Daar moest hier staan: reddeloos verloren zijn. Maar dan zou men de erfzonde belijden en ik meen dat men dit in het midden wilde laten. De gelovige gemeente belijdt de vrije gunst. De achtergrondsgedachte is: zij komt tot allen. , , Wie tot overgave aan Christus komt, prijst dan ook niet zichzelf, maar Gods Geest alléén. De gelovige schrijft niets aan zichzelf toe. Dat is nog niet zo onjuist, maar het is telkens een ervaringstheologie, die aan het woord is. Die paar woorden zijn wel uit de eerste zin gelicht, maar zij blijven het geheel beheersen. Als achtergrond van het stuk vonden we dus Barth en de oude ethische ervaringstheologie, gemengd met wat gereformeerde woorden. Geen wonder, dat men aan he geheel moeilijk vat krijgt. Dit neemt nie weg, dat er woorden in staan, die ieder aanspreken.

In een volgende onderafdeling wordt b.v. Gods trouw belijden. , , Het geloof in de verkiezende God stelt ons op de rotsbodem van Gods trouw". Ik dacht, dat we daar al door de uitverkiezing stonden. Het is niet zo, dat alleen de gelovigen niet verloren kunnen gaan. De vastigheid van Gods trouw is er al voordat de verkorenen zijn geboren (Rom. 8 : 28—30). Dit staat echter niet in dit stuk. Bewijs dat het geen gereformeerde doch een Barthiaanse achtergrond heeft. Ik kan niet overal opmerkingen bij schrijven, maar laat het mij genoeg zijn de lezer van de brochure der synode een beetje wegwijs te maken. De synode zegt, dat de Heilige Geest het met ons — daar zijn dan de gelovigen zeker nu bedoeld •— volhoudt. En dan heet het: , De belijdenis van de uitverkiezing en van de volharding der heiligen is wel een diepe vernedering".

Ik kan dat toch niet zo zien. Mijn ver-

dorven hart, mijn ontzettend grote schuld, mijn vijandschap tegen God, mijn onwil en onmacht om te geloven of iets goeds te doen is voor mij een diepe vernedering. Maar als God tot mij zegt: , , Ik heb u lief gehad met een eeuwige liefde" dan voel ik mij niet vernederd, maar alleen oneindig getroost. Was het voor Israël zo'n vernedering, dat zij een uitverkoren volk waren? Was het voor de discipelen zo'n vernedering, dat zij uitverkoren waren? Neen, de vernedering zit niet in de uitverkiezing. Ik zou zeggen: integendeel. Maar de vernedering vloeit wel voort uit mijn verlorenheid, waarin ik ontvangen en geboren ben en uit het feit dat het lijden en sterven van Christus en het werk van de Heilige Geest nodig was en is o.a. om mijn vijandschap te breken en mijn onkunde weg te nemen. Maar over deze dingen schrijft de synode niet zo klaar. En dat verkiezing vernedering wordt genoemd zal wel samen hangen met een Barthiaans verkiezingsbegrip, dat God genade verkiest.

De laatste onderafdeling van paragraaf 1 van hoofdstuk 1 is getiteld: Verkiezing van eeuwigheid. Wat zegt de de synode hiervan? We lezen: , , De uitverkiezing is het woord, dat de oorsprong en de aard van de persoonlijke gemeenschap aanduidt tussen de eeuwige God en de tot het geloof gewekte mens".

Ik dacht dat deze persoonlijke gemeenschap liefde heette. En dan nader bepaald uitverkiezende liefde. Gods liefde kiest uit. Maar daar wil de synode nu juist niets van weten. Voor mijn gevoel wordt er een beetje gespeeld, het hele stuk door, met het woord uitverkiezing. Het wordt met allerlei inhoud gevuld behalve met de diepste inhoud, die het in de Schrift heeft. Het lijkt mij van belang ook op te merken, dat de uitverkiezing niet alleen betrekking heeft op de uitverkoren gelovige. God heeft in zijn eeuwige raad geen gelovigen uitverkoren, maar zondaars, mensen die Hem verwerpen. Gods liefde tot zijn uitverkoren volk is een eeuwige liefde. De synode schrijft: , De verkiezing treedt als Gods daad ons leven binnen". Volgens Romeinen 8 : 30 treedt de verkiezing als roeping ons leven binnen. In deze roeping voltrekt zich Gods eeuwige raad. In deze raad maakte God onderscheid en dat onderscheid werkt verder in de roeping, zowel in de algemene als in de bijzondere. Over deze verbanden zwijgt de synode. Zij vervolgt de zin die we hierboven citeerden met: Hij heeft ons immers in Christus uitverkoren vóór de grondlegging der wereld" (Efeze 1 : 4). Als onze redding in het geheel niet van onszelf, maar geheel van God afhangt, dan stamt ze rechtstreeks uit de eeuwigheid.

Wij belijden , , de vrije gunst die eeuwig Hem bewoog". De uitverkiezing treedt als Gods daad ons leven binnen. Maar in deze daad voltrekt zich Gods eeuwige raad. Daarin is God de beslissende en besluitende, en Hij is dat in zijn eeuwigheid die voor, boven, na en in onze tijd is. Vanuit deze eeuwigheid draagt en leidt Hij ons tijdelijk bestaan. Zijn toewending tot ons in Christus en in de Geest ligt verankerd in de eeuwigheid".

Men - kan dit gerust schoolse beschouwingen noemen, maar men zal er geen toelichting in vinden op de bijbelse openbaring van een uitverkiezing vóór de grondlegging der wereld Daarover geeft artikel 7 van hoofdstuk 1 der Leerregels het bijbelse licht, dat men in deze verklaring der synode tevergeefs zoekt.

D.

L. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 januari 1962

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De Kerk belijdt de uitverkiezing

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 januari 1962

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's