Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hoewel - Nochtans - Voorzeker

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hoewel - Nochtans - Voorzeker

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

2 Samuël 23 : 5.

Gods kinderen kunnen toch niet altijd zwijgen. Met schaamte moeten zij erkennen: wij zwijgen veel te veel. O, de vrees voor de mensen, het zien op eigen gebreken, uw onbekwaamheid in het spreken, zij brengen er u zo dikwijls maar al te gemakkelijk toe, om te zwijgen van God en Zijn dienst, van de Heere Christus en Zijn verlossingswerk.

Evenwel, al is dit maar al te waar, altijd zwijgen kunt gij toch niet. Daar zorgt de Heere voor, de grote Profeet, Die gezegd heeft: , , Ik zeg u, dat, zo dezen zwijgen, de stenen haast roepen zullen." Hij is 't, Die door Zijn Geest alzo inwerkt op het harte, dat gij somtijds al aan het spreken zijt, voordat gij er zelf goed erg in hebt.

Misschien waart gij uitgegaan met de gedachte: nu zeg ik eens niets, want ach, wat zal ik zeggen? — maar als 't hart verlevendigd wordt, als gij iets te zien krijgt van de begeerlijkheid van Christus, van de diepte van Gods Woord, van uw eigen onwaardigheid, van die vrije gunst Gods, die eeuwig Hem bewoog, dan kunt gij toch niet zwijgen. Als het, hart ontsloten wordt, dan gaat ook de mond open.

Een zegen is het, als dat nog wel eens gebeuren mag. Zo wordt Gods lof verteld. Zo wordt de naaste misschien gesticht en voor Christus gewonnen. En zelf moogt gij er de eerste vruchten van plukken: want met de mond belijdt men ter zaligheid.

O, gij, die door genade getrokken zijt uit de duisternis tot Gods wonderbaar licht, laat geen stilzwijgen bij u zijn. En als gij geen kracht en geen vrijmoedigheid hebt, als er zoveel leeuwen op de weg zijn, vraag dan de Heere ootmoedig en dringend: , , Heere! open mijn lippen, zo zal mijn mond Uw lof verkondigen!"

En waar het zulk een zegen is, als Gods kinderen nog eens mogen verkondigen de deugden Desgenen, Die ze geroepen heeft uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht, daar is het in verband daarmee ook zulk een zegen, wel eens in de gelegenheid te zijn, om dat te mogen beluisteren.

Te mogen leven in een huis, in een kring, in een gemeente, waarin ge nog wel eens moogt horen spreken van de wegen, de leidingen Gods met Zijn volk, waarin nog wel eens uit volle borst mag worden gezongen: „Uw liefdedienst heeft mij nog nooit verdroten", dat is een voorrecht. Een voorrecht in het bijzonder, ook voor kinderen, voor jongelingen en jongedochters.

O, vraag dan de Heere om de genade van het luisteren. Want dat is ook genade, in een verborgen hoekje misschien te zitten luisteren, als er gesproken mag worden over de grote werken Gods. Voor hoe menigeen is dat door de Heere al gebruikt als een middel, om naar de Heere Jezus, naar de verzoening met God, te leren vragen.

Ook nu mogen wij luisteren naar een Godvruchtige, die klaagt over zichzelf, maar die mag roemen in de Heere. Zij het een luisteren met begeerte, met jaloersheid, met een biddend hart.

Wij mogen heden luisteren naar David, die wij horen getuigen van Gods genade in 2 Samuël 23 : 5: , Hoewel mijn huis alzo niet is bij God, nochtans heeft Hij mij een eeuwig verbond gesteld, dat in alles wel geordineerd en bewaard is; Voorzeker is daarin al mijn heil en alle lust, hoewel Hij het nog niet doet uitspruiten."

Onze tekst behoort tot de laatste woorden van David. Het zijn de woorden van een, die aan het einde staat van de pelgrimsreize. David mag getuigenis afleggen van de grote genade, die zijn God hem heeft bewezen. Hij heeft ervaren de waarheid van de belofte: Hij zal genade en ere geven.

Hij mocht er aan gedenken, dat de Heere hem in zijn nederige staat heeft opgezocht en hem hoog heeft opgericht door hem door Samuël tot koning te laten zalven. Maar de Heere heeft hem ook door Zijn Geest alzo willen bearbeiden, dat hij is geworden de liefelijke in psalmen.

O, welk een zegen is het als een arme zondaar aan het einde van zijn leven mag roemen in de genade en in de trouw des Heeren. Dan zijn ze in de grijze ouderdom nog groen en fris.

In het bijzonder denkt David aan de belofte van de Messias, die hij heeft mogen ontvangen. Daarop ziet hij in stille aanbidding terug, als hij in zijn laatste woorden zegt: , , De God Israëls heeft gezegd, de Rotssteen Israëls heeft tot mij gesproken: Er zal zijn een Heerser over de mensen, een Rechtvaardige, een Heerser in de vreze Gods. En Hij zal zijn gelijk het licht des morgens, wanneer de zon opgaat; des morgens zonder wolken, wanneer van de glans na de regen de grasscheutjes uit de aarde voortkomen."

En dan gaat David met toepassing op zichzelf en zijn huis voort in onze tekst: , , Hoewel mijn huis alzo niet is bij God, nochtans heeft Hij mij een eeuwig verbond gesteld, dat in alles wel geordineerd en bewaard is; voorzeker is daarin al mijn heil en alle lust, hoewel Hij het nog niet doet uitspruiten."

Dit woord geeft ons achtereenvolgens te denken over:

1. Het , , hoewel" van de schuldbekentenis. 2. Het „nochtans" van de schuldvergiffenis. 3. Het , .voorzeker" van de geloofsverzekering.

„Hoewel mijn huis alzo niet is bij God", d.w.z. hoewel mijn huis zulke beloften, zulke weldaden niet waardig is, hoewel mijn huis dat alles heeft verbeurd door zijn ongerechtigheden.

Er is dus wel reden om te spreken van het hoewel van de ootmoed, het hoewel van de schuldbekentenis. Het is dezelfde toon van kleinheid, die we vinden bij de hoofdman over honderd, die voor zijn doodzieke knecht tot de Heere Jezus kwam en die dan op het: , , ïk zal komen en hem genezen", zo ootmoedig antwoordt: , , Heere, ik ben niet waardig, dat Gij onder mijn dak zoudt inkomen, maar spreek alleenlijk een woord, en mijn knecht zal genezen zijn."

O, wat is dat kostelijk als een mens, van nature hoogmoedig, door Gods Geest wordt bekleed met het kleed van de ware ootmoed. Dan wordt het een buigen van het hoofd, een buigen van het hart voor de hoge God. Dan zegt zelfs een koning

als het hoofd van een vorstelijk huis: hoewel mijn huis dit alles onwaardig is."

Als David bepaald wordt bij de belofte Gods, dat uit zijn huis de Messias zou voortkomen, dat zijn huis door en in die Beloofde aan de vaderen eeuwig zou zijn, dan wordt hij daar zó klein onder, dat hij belijdt: , , Hoewel mijn huis alzo niet is bij God."

ja, daar was David diep van doordrongen, hij en zijn huis, zij hadden 't niet verdiend door hun liefde tot God, door hun ijver voor Zijn dienst, door hun trouw aan Zijn zaak. Reeds vroeger heeft koning David het voor de Heere uitgesproken: Wie ben ik, Heere Heere! en wat is mijn huis, dat Gij mij tot hiertoe gebracht hebt? — Daartoe is dit in Uw ogen nog maar klein geweest, Heere Heere! maar Gij hebt ook over het huis Uws knechts gesproken tot van verre heen" (2 Sam. 7 : 18, 19).

Van verdienste, van waardigheid is geen sprake. Neen, David belijdt het in diepe ootmoed: „Hoewel mijn huis alzo niet is bij God." Hij ziet op zichzelf en op zijn huis, en in zijn hart is het: wij hebben het verzondigd. David heeft zijn schuld leren kennen en belijden. Na zijn zonde met Bathseba klaagde hij zichzelf aan in de 51ste Psalm, toen was het: „Tegen U, U alleen heb ik gezondigd en gedaan, dat kwaad is in Uw ogen."

Zie, ik ben in ongerechtigheid geboren en in zonde heeft mij mijn moeder ontvangen. O, welk een diepe smart! Hier hebben we de offerande Gods, nl. een gebroken geest; een gebroken en verslagen hart zult Gij, o God, niet verachten.

En dan die diepe smart na de volkstelling. Davids hart sloeg hem, nadat hij het volk geteld had. En als daarna het oordeel Gods komt over Israël en Jeruzalem, roept David uit: „Zie, ik heb gezondigd, en ik, ik heb onrecht gehandeld, maar wat hebben deze schapen gedaan? Uw hand zij toch tegen mij en tegen mijns vaders huis."

Deze dingen en zoveel meer, met gedachten, woorden en werken heeft David nooit kunnen vergeten.

De Heere had het hem wel vergeven. Maar o! hem bleef het tot zulk een bittere smart, dat blijkt wel uit zijn laatste woorden. Zo klaagde ook Paulus later nog: „ik ben niet waardig een apostel genaamd te worden, daarom, dat ik de gemeente Gods vervolgd heb."

Ja, Gods kinderen leren er iets van verstaan, dat het kwaad en bitter is, tegen de Heere te zondigen.

Gelukkig degene, die mag leren spellen dat hoewel van de ootmoed, van de schuldbekentenis. „Hoewel mijn huis alzo niet is bij God." Ik heb alles verzondigd. Ik heb de hel verdiend. Ik behoor tot het huis van Adam en Eva, dat zijn mijn eerste voorouders. En dat huis is van U, o Heere, afgevallen.

Dat moet geleerd worden (want hier is een „hoewel" dat wij niet kennen), door de enige Leermeester, die dat een mensenkind leren kan, dat is de H. Geest. O, vraag dan om Zijn heerlijk onderwijs! Zo leert gij stamelen: „Hoewel mijn huis alzo niet is bij God".

En dit „hoewel" moet telkens weer geleerd worden. Wij richten ons weer zo gaarne op. Wij gaan ons verheffen zelfs op de weldaden des Heeren. Daarom hebben wij zo nodig niet alleen op de school des Geestes te komen, maar er ook op te blijven. Dat is een school, waarvan geen der leerlingen hier op aarde ook maar aan het einde toe komt.

Ook uw zonden, kinderen Gods, zijn u wel vergeven, maar vergeten kunt gij ze niet. Gij stemt in met de dichter: Denk aan 't Vaderlijk meedogen, Heer', waarop ik biddend pleit. Milde handen, vriend'lijk' ogen, Zijn bij U van eeuwigheid. Sla de zonden nimmer ga, Die mijn jonkheid heeft bedreven. Denk aan mij toch in gena, Om Uw goedheid eer te geven.

Zo wordt u het wonder van Gods ontferming in Christus al groter en 't „hoewel" van de ootmoed al dieper van toon. Uit een verbroken hart rijst 't op: „Hoewel mijn huis alzo niet is bij God."

Z.

S. v. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 februari 1962

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Hoewel - Nochtans - Voorzeker

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 februari 1962

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's