Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Comrie en de wedergeboorte

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Comrie en de wedergeboorte

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op zekere dag heeft eens een keer in ons weekblad gestaan, dat volgens Comrie de openbaring van Christus aan de ziel het begin van de wedergeboorte is. Volgens één onzer lezers kan gemelde auteur dat nooit geschreven hebben. Het lijkt mij daarom de moeite waard eens dieper in te gaan op de gedachten van de predikant van Woubrugge over dit punt. De overtuiging, dat de wedergeboorte en het geloof in Christus veel met elkander te maken hebben is op zichzelf niet verwerpelijk. Hoe nauw Comrie beide verbindt kan reeds blijken uit hetgeen hij daarover schreef ter verklaring van zondag 7. Ten eerste wordt daar duidelijk beschreven wat er aan de wedergeboorte voorafgaat. Er kunnen allerlei werkzaamheden in de mens zijn, die er geen bewijs van zijn, dat deze man of vrouw het ware leven deelachtig zijn.

Wat is de inhoud van dat voorafgaande werk? Volgens Comrie , , is er niets klaarder dan dat de Geest eerst de Wet gebruikt om de zondaar te doden, door derzelve eis en vloek in de consciëntie te doen indringen, om de zondaar te benauwen, te beschrikken en te doen wanhopen om ooit door iets in zichzelf tot de genade te komen, voor en aleer Hij het Evangelie gebruikt om hem levend te maken".

Het is duidelijk, dat de zondaar op deze wijze heel noodzakelijke en goede dingen ondervindt, zonder dat er sprake is van een levend mens. Dat moet men niet al te erg vinden. Het is wel erg als iemand te vroeg levend is en te vroeg bekeerd is en te vroeg wedergeboren is, namelijk in zijn eigen schatting. Aan de andere kant moet men ook het nieuwe leven niet ontkennen, als het er waarlijk is. Voorts mag men ook van dat voorafgaande werk Gods niet zeggen, dat het niets is. Bij alle uitverkorenen brengt God het werk verder. De zondaar moet eerst in zijn doodstaat ingeleid worden aleer God hem levend maakt, maar ook dat inleiden in z'n doodstaat is een deel van het zaligmakend werk inzover God het oog heeft op de zaligheid van deze uitverkorene. Het is ook iets geweldigs, " dat een zondaar aan het zijne gaat wanhopen.

Maar wat is nu zo'n man, die dergelijke benauwenissen vertoont? Is hij in een tussenstaat? Hij bidt veel, hij leest in de bijbel en in boeken op Gods Woord gegrond, hij heeft hoop op vergiffenis, hij verlangt naar verlossing en is toch niet wedergeboren, volgens Comrie. Deze stelt dienaangaande vast: , , Tussen dood en leven is geen middelstaat, evenmin als tussen iets en niets".

Komt al dat Wetswerk, dat van onmisbare betekenis is voor de uitverkoren zondaar dan uit de mens zelf voort? Geen sprake van. Daarom wil Comrie niet spreken van voorbereidende dingen tot de wedergeboorte, maar van voorafgaande dingen. Wij klimmen niet door enige werkingen van ons of in ons tot de genade op. Maar zijn dit dan werkingen Gods? Vele eenvoudigen schijnen te denken, dat men niet van een werk Gods, dat gevolgd wordt door werkingen van de mens, kan spreken, tenzij deze mens eerst levend is gemaakt. Dit nu spreekt Comrie tegen.

Daar zijn voorafgaande dingen. De mens die deze ondergaat ligt midden in de dood en is nog geheel dood. Nochtans zijn het werkingen van Gods Geest. Comrie schrijft: De uitwerkingen, die wij opgegeven hebben, worden niet veroorzaakt door onze blote natuurlijke kennis van de Goddelijke V/aarheden, waarin wij zeer ver kunnen oordelen, noch door de kracht van onze wil, maar door het Woord en de Geest van God, met dat Woord gepaard gaande; waardoor ofschoon de Geest van God geen bovennatuurlijk leven instort, Hij nochtans zo krachtig op onze zielen werkt door het geloof, dat wij dat enigszins met betrekking tot onszelf verstaan, daarbij bepaald worden en de uitwerking daarvan gevoelen, tot veroorzaking van die aandoeningen en uitwerkingen, die wij in ons gevoelen. Dit is zo duidelijk in de dagelijkse ondervinding, dat het niet behoeft bevestigd te worden. Indien het Woord op de ene tijd uitwerkingen in de mens veroorzaakt en op de andere tijd niet de minste werkingen, moeten wij dan niet redelijker wijze besluiten, dat de ene tijd een kracht des Geestes dat Woord vergezelt en daarmee gepaard gaat, om die uitwerkingen in ons teweeg te brengen en dat die kracht op een andere tijd niet met het Woord gepaard gaat? Ik ben van dit gevoelen, dat noch de vurige wet met al haar vloek ons beroeren of verschrikken, noch het Evangelie ons troosten zal, indien er geen werkingen des Geestes met het Woord gepaard gaan; ondertussen die werkingen zijn niet levendigmakende, geloof-instortende en wederbarende, maar alleen werkingen, niet van de Geest van Christus, maar van de Geest Gods."

De lezer merkt wel op, dat Comrie hier een onderscheid maakt tussen de Heilige Geest, die ons van de Heilige God spreekt en dezelfde Geest, die ons van Christus spreekt. Daardoor krijgen we voor de wedergeboorte een zekere kennis van God en Zijn recht en van onze val, waardoor wij de gemeenschap met God verloren zijn, en van het heerlijke van deze gemeenschap met de Allerhoogste. Zijn dat nu werkingen des Geestes? De oude Godgeleerden plegen ze algemene werkingen te noemen.

Daarmee wilden zij aanduiden, dat niet alleen de uitverkorenen deze gaven ontvangen. Men vindt ze in de uitverkorenen en bij hen gaat het werk verder. Men vindt ze echter ook bij de niet-uitverkorenen, zoveel het God behaagt en daar gaat het werk niet verder. De Heere Jezus heeft daarvan gesproken als van mensen die steenachtige of doornachtige plaatsen gelijk zijn. Men kan hieruit afleiden wat er al niet in de mens omgaan kan, door de werking van de Heilige Geest, zonder dat men nog van wedergeboorte mag spreken, volgens Comrie. Want neem nu eens een mens, die zucht onder zijn zonde, die bevreesd is voor de straf, die kermt vanwege de eeuwige smart, die uitroept, dat zijn schuld zo groot is en dat hij bang is om God te ontmoeten. Zijn het geen grote dingen? En toch, zegt Comrie, is het de wedergeboorte niet.

Die kan in deze man of vrouw nog wel plaats hebben, maar zij is nog niet aanwezig. Misschien denkt iemand, dat het nu is om wanhopig te worden. Nu, dat wens ik inderdaad ieder buiten Christus toe. Wordt maar eens buiten hope in uzelf.

Maar deze dingen hoeven helemaal niet tot wanhoop te drijven. Hoewel zij op zichzelf de wedergeboorte niet zijn en geen vruchten daarvan, dan neemt dit niet weg, dat God de Heilige Geest tot wedergeboorte zal geven, aan ieder die Hem bidt (Lucas 11 : 13). Maar het zou jammer zijn als iemand dacht, dat hij wedergeboren is en hij vergiste zich voor eeuwig.

Maar neem een ander geval. Daar is een mens, die de zoetheid proeft van Gods beloften in het Evangelie, een mens, die menig troostwoord ontvangt en zich in God verblijdt. Grote dingen, maar buiten de gemeenschap met Christus, vrucht van de algemene werkingen, zegt Comrie. Er kan zoveel zijn, dat toch Jezus niet is.

Wat is het dan? Comrie schrijft: , , De werkingen des Geestes in met en door het Woord worden de algemene werkingen des Geestes genoemd; en voorzover het Woord twee delen heeft, die op onze zedelijke staat hun betrekking hebben, zo worden deze werkingen van de Geest, en de Geest, die ze veroorzaakt, genaamd de Geest der dienstbaarheid tot vreze; omdat derzelve werkingen bestaan in een aandringen van de vurige Wet God met al derzelver vervloekingen op het geweten, ter veroorzaking van vreze, schrik en benauwdheid; of zo de Geest het Woord van het Evangelie door algemene werking tot ons brengt, dan worden wij enige blijdschap en verlichting en smaak van de hemelse gaven deelachtig, die schielijk verdwijnen. Zonder dit onderscheid zijn er onnoemelijke plaatsen van Gods Woord, die wij nimmer zouden kunnen verstaan."

Het is uit dit alles toch wel duidelijk, dat Comrie niet bij de eerste beroeringen en ontroeringen in de mens van wedergeboorte spreekt, ook niet als deze tot aanzienlijke hoogte stijgen. Men moet het ook niet zo verstaan, dat genoemde voorafgaande dingen alleen bij niet-uitverkorenen voorkomen. Het tegendeel is het geval. Comrie schrijft, dat zij gevonden worden , , bij sommige verworpelingen, zowel als bij vele uitverkorenen, die tot jaren van onderscheid komen". Het gaat vanzelfsprekend hier niet over kleine kinderen. Dus er zijn in de uitverkorenen eerst allerlei werkingen zowel door de Wet als door het Evangelie gewerkt eer zij wedergeboren worden.

Waartoe is dat? Om in de uitverkorenen plaats te maken voor Christus. Wanneer worden ze dan levend? Als de Heere Jezus in hun hart komt en hen levend maakt.

Maar als ze nu gegeven worden — deze werkingen des Geestes — aan verworpenen en uitverkorenen, wat is dan het verschil? Comrie antwoordt: Wij kunnen er veilig op zeggen:1. Dat terwijl zij aan de verworpelingen gegeven worden uit Gods rechterlijke toorn, dezelve de uitverkorenen gegeven worden uit Gods liefde, als een God, die met hen, ofschoon vijanden zijnde, verzoend is. 2 Dat God een bijzonder oog op hen in deze houdt, zodat zij van God bijgestaan en bewaard worden voor de grote uitersten van de diepste wanhoop en het gaan tot de strop met Judas. 3. Dat God de maat en trap wijselijk bepaalt, gevende de eén meer en de ander minder van deze verschrikking, dewijl Hij best weet wat voor een ieder, naar zijn omstandigheden en gesteldheden des lichaams, nodig is. 4. Dat Hij, hoe kort of lang zij duren en hoe groot of klein de trap van de beroeringen zijn moge, evenwel een ieder zijner uitverkorenen daardoor zo in de dood doet vallen, dat zij door werkzaamheden van hun zijde niet tot de genade kunnen opklimmen maar zo gestaltelijk dood worden bij en in zichzelf, en dus blijven, langer of korter, totdat de vrijmachtige God door zijn wederbarende kracht hen levend maakt en door de werking Zijns Heilige Geestes Zijn Zoon in hun zielen openbaart zoals Hij hun van God geworden is tot wijsheid, rechtvaardigmaking, heiligmaking en volkomen verlossing".

Daar zijn alzo dingen, die de levendmaking vooraf gaan in degenen die tot hun verstand zijn gekomen. God heeft bij de uitverkorenen, als Hij hen onder de tucht der Wet stelt dit oogmerk „om hen daarvoor te doen vallen en om in hen ten onder te brengen al de hoogten van eigen werk, die zich tegen de vrije genade verheffen en om Zijn weg voor Christus en voor de vrije genade te banen zodat de Heiland als Hij hen levendmaakt, hen gestaltelijk dood bij zichzelf vindt; de dingen, die hun gewin waren, schade en drek achtende en onder een gevoelen, dat zij geheel dood zijn, dat als de zaligheid om één zucht of zo veel als een nagelschrapsel moest bekomen worden, zij dan eeuwig zouden moeten verloren gaan".

Wie enige bevindelijke kennis heeft van dit werk des Geestes moge weten, hoe groot en belangrijk het is, dat een zondaar het leven in zichzelf verliest. Wat is het een groot stuk als we ophouden met zelf te werken. Welnu, Comrie zegt van dit grote stuk, dat daar de levendmaking nog op moet volgen.

Wanneer kunnen we van levendmaking spreken? U kunt het vinden in hetgeen ik hier boven uit Comrie overschreef: als God door Zijn wederbarende kracht door de werking des Heiligen Geestes Zijn Zoon in de zielen van hen openbaart, die

gestaltelijk in hun doodstaat liggen. Daar volgen allerlei dingen uit. Ten eerste dat de openbaring van Christus aan de ziel het begin der levendmaking is. Tenminste in de verklaring van zondag 7 schrijft Comrie dit. Ten tweede, dat een uitverkorene kotter of langer tijd gestaltelijk dood kan liggen. Sommigen zeggen: dat duurt maar een ogenblik en dat zou een mens niet uithouden enz. Maar dan bedoelen zij waarschijnlijk iets anders dan Comrie als hij spreekt van een korter of langer. Die gestalten en werkzaamheden nu, leiden zij altijd tot Christus? Neen, zegt Comrie, en hieruit blijkt hoe gevaarlijk het is, dat iemand te vroeg wedergeboren is. Hij schrijft: „Velen komen in de kuil van hun ellende. Bij enigen gaan de indrukken over, maar bij velen is het zo gelegen, dat zij met hun gestalten en werkzaamheden daaruit klauteren en zijn en blijven dieven en moordenaars, die over de muur klimmen en niets hebben, waarop ze hun zaligheid bouwen, dan alleen enige werkzaamheden van hun zijde".

Bij Comrie is het dus zo, dat in zekere zin de dood-making aan de levendmaking voorafgaat. Christus vindt de uitverkorenen, als Hij hen levend maakt, gestaltelijk dood bij henzelf. Zo zijn ze door de almachtige kracht Gods gemaakt. Zij hebben hun ellende door de Wet leren kennen en er niets van overgehouden, dan de onmogelijkheid aan hun kant om zalig te worden. Als aan deze ellendigen Christus geopenbaard wordt, beginnen zij te leven.

Dat is de leer van Comrie, dacht ik. Het is zoals Gods Woord zegt: Christus is het leven" (Johannes 14:6). Calvijn koestert dit gevoelen ook als hij schrijft: Want wanneer ons om Christus' wil gegeven is in Hem te geloven, alzo dan beginnen wij eerst uit de dood te komen in het leven" (Inst. III. 14, 6).

Ik heb tot nu toe enkele gedachten van Comrie voorgesteld uit zijn verklaring van de 7e zondag. Hier is het voor iedere geoefende lezer, duidelijk, dat er heel wat voorafgaat aan de levendmaking.

Maar wat zijn de kenmerken en vruchten van deze levendmaking? Daarover spreekt Comrie in een preek over 1 Johannes 5 : 4. Ik wil de volgende keer aandacht aan deze preek geven voorzover hij spreekt over de wedergeboorte.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 juni 1962

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Comrie en de wedergeboorte

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 juni 1962

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's