Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE TWAALFDE APOSTEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE TWAALFDE APOSTEL

12 minuten leestijd

Het is dan nodig, dat van de mannen, die met ons omgegaan hebben al deze tijd, in welke de Heere Jezus onder ons in-en uitgegaan is, beginnende van de doop van Johannes, tot de dag toe in welke Hij van ons opgenomen is, één van hen met ons getuige worde van Zijn opstanding. En zij stelden er twee, Jozef, genaamd Barsabas, die toegenaamd was Justus, en Matthias. En zij baden en zeiden: ij Heere! Gij kenner der harten, van allen, wijs van deze twee een aan, die Gij uitverkoren hebt, om te ontvangen het lot deze bediening, en apostelschap, waarvan Judas afgeweken is, dat hij heenging in zijn eigen plaats. En zij wierpen hun loten; en het lot viel op Matthias, en hij werd met gemene toestemming tot de elf apostelen gekozen. Hand. 1 : 21—26.

De vereisten.

Wij willen naar de beurt der dagorde zien waarmee de discipelen na Jezus' hemelvaart onder andere hun tijd doorbrachten, namelijk met de vervulling van de eerste vacature onder de apostelen. Dit was de eerste synode van de kerk. Het andere was niet minder belangrijk, dat zij namelijk samen waren met al de discipelen, honderdtwintig in getal, biddende en lovende, gedenkende Jezus' hemelvaart en verwachtende de Heilige Geest. Maar deze verkiezing is ook van groot belang, dat zij gedaan werd en dat zij voor het Pinksterfeest gedaan werd. De Heilige Geest moest toch komen op het voltallig aantal apostelen. Al de lampen van Gods kerk moesten op die dag gaan branden.

Petrus dan stond op, nam de leiding en sprak. Twaalf waren er naar de twaalf stammen, uit de twaalf patriarchen. Twaalf stenen maakten de kroon der kerk uit. En voor hen waren twaalf tronen bestemd. Dat Petrus sprak was natuurlijk, hij was de apostel der besnijdenis en blijft op de voorgrond, zolang de geschiedenis bij de Joden verwijlt. Als die naar de heidenen overgaat, dan zal de geschiedenis bij Paulus blijven. Petrus is dus veeleer de primaat van Jeruzalem, dan van Rome. Nadat Petrus uit de 109e Psalm heeft aangehaald: , , Een ander neme zijn opzienerschap ", dan noemt hij de vereisten op voor de candidaat-apostel. Dat moest een man zijn uit de mannen, die met ons omgegaan hebben al de tijd, in welke de Heere Jezus onder ons is ingegaan en uitgegaan. Merkwaardig dat de apostel Petrus hier niet zegt, wat wij bij voorbeeld wel lezen bij de diakenverkiezing van Hand. 6, dat het mannen moesten zijn van goede getuigenis, vol des geloofs en des Heiligen Geestes. Men moet niet zeggen, dat dit niet kon omdat de Heilige Geest nog niet was uitgestort, want voor Zijn heengaan had de Heere Jezus op de discipelen geblazen en gezegd: „Ontvangt de Heilige Geest." Dat was een ambtelijke ontvangst van de Heilige Geest, terwijl op de Pinksterdag de Heilige Geest op de gemeente uitgestort werd. Het moge ons dus tot bescheidenheid nopen bij de keuze van ambtsdragers. Over het innerlijk van de toekomstige ambtsdragers oordeelt de kerk niet zo gemakkelijk. De apostel Petrus begint met een tamelijk uitwendige zaak: „met ons omgegaan". Maar in die uitwendige zaak zit wel grote waarde, diepe zin. De nieuw te benoemene moest met de andere elf een team vormen, moest bij de apostelen passen, bij alle verschil in karakter of leeftijd.

Hier worden geen eisen gesteld van leeftijd, niet van ontwikkeling, niet van geld en goed, niet van eer en stand. Aan al deze dingen hechten wij in de kerk van vandaag wel eens te grote waarde. Zelfs gezondheid en kracht komen niet aan de orde. De tijd van het oude verbond, waarin een priester recht van lijf en leden, lichamelijk ongeschonden moest zijn (waarschijnlijk om het zware werk van het offeren te verrichten) was voorbij. De nieuw te benoemene moest hunner één zijn. Zij stelden als eis, dat hij van den beginne met hen geweest was. Daarin lag alleen al proef genoeg, want er was heel wat toe nodig geweest om zich in dit begin al bij de discipelen te voegen. Daar was beslistheid van keuze, daar was moed genoeg toe nodig geweest. Zij werden toch maar als kerkonwaardigen, als kerkverscheurders aangezien in die dagen, die Jezus volgden. En er was heel wat uithoudingsvermogen en karaktervastheid toe nodig geweest om trouw te blijven tot aan de hemelvaart. Lezen wij niet, dat velen op een bepaalde tijd niet meer met Hem wandelden. En is het niet een daad van Petrus en al de anderen geweest, toen zij zeiden: „Heere, tot wie zullen wij henengaan, Gij hebt de woorden des eeuwigen levens"? Men mag dus aannemen, dat de woorden des eeuwigen levens hen bonden. Het Woord Gods, dat is tenslotte het enige, wat ons blijvend aan de Heere bindt en dat is ook het beste bewijs voor de stand van iemand, zo hij in het Woord leeft en het Woord in hem leeft. Daar is het eeuwige leven in zo iemand.

Met ons omgegaan. Hier spreekt ook iets van de gemeenschap der heiligen.

Men moet er bij horen. Men moet van de familie zijn. Niet er zo eens komen bij haar en dan weer gaan. Het geloof bevredigt nooit de nieuwsgierigheid. Het bevredigt de behoeften van het hart. Het geloof is nooit het antwoord op* de vragen der wetenschap, het beantwoordt de vragen van een naar God dorstend hart.

Nooit kan iemand aan Jezus gebonden zijn, of hij wordt tegelijk ook verbonden aan de heilige familie. Dat breekt niet door botsende karakters, dat wordt nooit verbroken door twist of ongenoegen. Dat breekt niet door teleurstellingen, die men met elkander opdoet. Dat is een diepe en blijvende band.

Dit was ook nodig voor het toekomende apostelschap, dat de nieuw te benoemene Jezus' ingaan en Jezus' uitgaan helemaal had meegemaakt. Hij moest van alles, wat Jezus gedaan en geleerd had, getuige zijn geweest. Dit toch moest de stof van het onderwijs worden voor de apostelen. Er was nog niet één evangelie geschreven. Zij moesten gaan spreken van het evangelie uit de eerste hand, wat zij zelf hadden meegemaakt, wat zij hadden gehoord en gezien, wat hun handen hadden getast van het Woord des levens.

Zeer secuur gaat Petrus hier in. „Beginnende van de Doop van Johannes tot op de dag dat Hij van ons opgenomen is." Petrus gaat voor dit hoge en aanzienlijke ambt des apostelschaps zelfs terug tot de voortijd van het optreden des Heeren, namelijk tot de tijd van Johannes de Doper. Dat was de tijd van de Doop der bekering, dat was de bediening der wet. Een apostel moet in Johannes, de man der wet, zijn voeten hebben in het Oude Verbond, dat nog levend en krachtig in Jo-

hannes de Doper voor de Nieuw-Testamentische gemeente moest vaststaan. Petrus was daar zelf ook bij geweest, en Johannes en Jacobus. En ongetwijfeld vele anderen. Dat moest er noodzakelijk bij zijn.

Zet Petrus de streep vooraan vast, hij zet ook de eindstreep: , , Tot op de dag, in welke Hij van ons opgenomen is." Het ganse Evangelie moest ten volle door hem aanschouwd zijn, opdat hij daarvan getuige zou kunnen zijn. Het Evangelie mag nooit met hiaten verkondigd worden. Dat mochten de apostelen niet, dat mogen wij niet. Daarom moeten wij wel toezien, dat wij goede orde hebben in de prediking, dat wij ook het Evangelie goed en grondig dóórpreken. Al de zijden van de parel van grote waarde — en Christus is die parel — moeten vertoond worden.

Tenslotte noemt Petrus als eis, dat de te kiezen man getuige moet worden van Zijn opstanding. Merkwaardig, dat hij dit als het naar voren springende in het apostolisch getuigenis noemt. Niet het kruis, maar de opstanding. Niet dat daarmee het kruis niet gepredikt moet worden, maar in de opstanding ligt de rechtvaardiging Gods voor het geloof. Daarin ligt het einde, het doel der prediking en tevens het begin van het geloof. Let eens op hoe de opstanding de stof voor de apostelen geweest is. Wie over de opstanding gauw is uitgepreekt, die heeft de zin des Evangelies niet gevat. Hier ligt het beginsel der wedergeboorte.

Ik zal den Heer', die mij getrouwe raad Gegeven heeft, met psalmgezangen prijzen, Daar 't godd'lijk licht mij toestraalt vroeg en laat, Mijn nieren zelfs bij nacht mij onderwijzen. Ik stel den Heer' gedurig mij voor ogen; Zijn rechterhand zal nooit mijn val gedogen. (Psalm 16:4)

Het tweetal.

Over het tweetal zijn wij spoedig uitgesproken. De één heet Jozef, wordt geneemd Barsabas en wordt toegenaamd Justus. Merkwaardig, dat hij, die ons met naam en toenaam genoemd wordt, ons het meest onbekend gebleven is. Hij is ons nergens in de Evangeliën eerder genoemd. Om hem zijn de meeste gissingen gedaan. Hij wordt niet gekozen, hoewel hij op het tweetal kwam. Toch voldeed hij aan al de eisen, die Petrus stelde. En dat hij niet minder was, blijkt wel uit het feit, dat zij ze beiden, hem en Matthias, even goed vonden. Zo weinig verschil was er, dat zij geen keus konden maken. En toch niet gekozen, ook daarna niet. Als Jacobus valt, wordt Paulus verkozen en niet Jozef. Toch komt er uit heel die synode dit tweetal duidelijk naar voren. Het moeten dus wel beiden topfiguren geweest zijn. Zij worden ook niet door Petrus of door de elve naar voren geschoven. Neen, de hele vergadering brengt onbetwist deze en ook alleen deze twee naar voren. Hier stond geen stroman bij. Zij waren gelijkelijk aanvaardbaar. De één had niets voor boven de ander. Toch wordt Jozef noch nu, noch later gekozen. Dit mag in de gemeente tot troost en tot lering zijn voor hen, die niet tot een ambt verkozen worden, die nooit tot een ambt verkozen worden, ook niet tot zo'n hoog ambt van het apostelschap. De Heere laat begaafde en bekwame mannen soms gewoon in de banken der kerk zitten. Wij lezen ook niet, dat het bij Jozef tot enige verbittering leidt, wij lezen niet dat hij zich teleurgesteld terugtrekt. Niets van dat al! Als de Heere iemand tot een ambt roept, dan geeft Hij ook de gaven, die daarvoor nodig zijn. Omgekeerd als iemand de gaven heeft, dan geeft de Heere niet altijd een ambt. Onder de kudde zijn ook gaven nodig. De tweede, die wel gekozen wordt, is Matthias en hij verdwijnt mede uit onze aandacht. God zet soms bekwame mannen op onopvallende posten. Een ambt is er nooit tot onze eer, het is er wel tot Gods eer.

De verkiezing.

Zij gaan bidden. Zij allen. De hele synode in gebed. Zij weten het geen van allen, wie het worden moet. Zij maken ook niet hun stembriefjes gereed. Vaak bidden wij, terwijl wij allang onze keuze bepaald hebben. Dan mag God alleen ons besluit bekrachtigen. Al deze 120 bidden. Het is ook niet zo, dat vijftig bidden om raad en dat zeventig het zelf wel uit zullen maken. Het is niet zo, dat de zeventig wel zouden willen stemmen. Neen. Honderdtwintig heffen de stem op tot God, de Kenner der harten, elk voor zich. En toch bidden zij allemaal hetzelfde. Gelukkig de synode, die nog bidden kan: Heere, wijs Gij zelf één van deze twee aan, die Gij verkoren hebt. Niet die Gij verkiezen zult, maar die Gij verkoren hebt.

Twee opmerkingen daarover. Zij stellen een tweetal, dat zij gesteld hebben, aan God voor en vragen God om te kiezen. Wat een eenvoudige nuchterheid, wars van alle overgeestelijkheid. Allicht had iemand, misschien iemand uit de vergadering die zichzelf wel geschikte achtte kunnen zeggen: Wij moeten God vrij laten om uit de hele vergadering te kiezen en dan maar 120 loten laten maken. Dat doen zij niet. De geschiktste alleen brengen zij naar voren. En daaruit laten zij God kiezen. Zij brengen God niet in verzoeking, om Hem uit ongelijkwaardige candidaten te laten kiezen. Men moet in een kerkelijke vergadering niet alleen bidden, maar men moet ook zijn verstand gebruiken.

De tweede opmerking in deze: Uit de aard der zaak bidden Jozef en Matthias ook mee. En waar zij dit bidden: Heere. wijs Gij aan, daar mag verwacht worden, dat zij even hartelijk voor elkander bidden als voor zichzelf. God hééft verkozen, als wij gaan bidden. Wij mogen de roeping vanuit Gods verkiezing afleiden en afbidden. Gode zijn al Zijn werken van eeuwigheid bekend. Zij halen ook Judas aan. die afgeweken is uit zijn dienst en die henen ging in zijn eigen plaats. Wat een ernst, het ambt te moeten gaan innemen van een man, die afgeweken is.

Dat moet de te verkiezen man niet hoogmoedig maken, als één, die het nu eens beter zal gaan doen, maar dat moet hem doen bidden: „Heere, bewaar mij voor zo'n dienst, zo'n ontrouwe dienst." Dat ik niet kome op mijn eigen plaats, op zo'n plaats. Ook een dienaar moet maar ootmoedig zijn, dat hij nog wel eens vraagt: „Ben ik het, Heere? " Kunt u het geloven, dat dit afschrikwekkend voorbeeld vanaf onze verkiezing voor onze ogen kan staan? Naar zijn eigen plaats, in Zijn naam geprofeteerd en te gaan naar zijn eigen plaats.

En zij wierpen hun loten en het lot viel op Matthias en hij werd met algemene stemmen tot de elf apostelen gekozen. Het lot mag alleen gebruikt worden, als wij het niet weten, en dan nog onder aanroeping van de naam des Heeren. , , Het lot wordt in de schoot geworpen, maar het ganse beleid daarvan is van de Heere." Geen loterijen, want het lot is heilig, dat is nooit spel. Denkt aan Jona. Denkt aan Matthias. Denkt aan de kleren van Jezus. En het lot viel op nummer twee, op Mat-

thias. Hij was de verkorene Gods. En hij werd met gemene toestemming tot de elve gekozen. Over twee stemmen moet ik nog wat zeggen. Dat is de stem van Jozef. Die vond dat ook goed. In de kerk moet de één de ander uitnemender achten dan zichzelf. Dat deed Jozef. Hij was het er van harte mee eens. De andere stem was die van Matthias. Hij nam de benoeming aan. Zei niet: Daar moet ik nog eens over denken, daar moet ik eerst wat voor hebben. God had gesproken en dat was hem genoeg. Geen vroomdoenerij. Willig van Gods gemeente en mitsdien van God Zelf gekozen. Zijn toestemming betekende aanvaarding van het ambt, met de vervolgingen, maar ook met het loon.

Katwijk a. Zee.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 juni 1962

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

DE TWAALFDE APOSTEL

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 juni 1962

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's