Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Heere is een Heelmeester

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Heere is een Heelmeester

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

(slot)

Komt en laat ons wederkeren tot de Heere, want Hij heeft verscheurd en Hij zal ons genezen. Hij heeft geslagen en Hij zal ons verbinden. Hij zal ons na twee dagen levend maken; op de derde dag zal Hij ons doen verrijzen en wij zullen voor zijn aangezicht leven. Hosea 6 : 1 en 2.

2. Onze tekst spreekt verder van verlossing.

Komt en laat ons wederkeren tot de Heere... Hij heeft verscheurd en Hij zal ons genezen... Hij heeft geslagen en Hij zal ons verbinden... Hij zal ons na twee dagen levend maken... Hij zal ons op de derde dag doen verrijzen...

Welk een rijke troost ligt hierin opgesloten voor arme en verloren zondaren, voor mensen die het alles verbeurd en verzondigd hebben, die nergens recht op hebben dan op de dood en het verderf. Voor mij is er geen hoop meer, zo zuchten ze. Voor mij is het te laat.

Maar welk een rijke evangelieprediking gaat er dan van dit woord uit. Efraïm was ook van de Heere afgeweken, Israël had ook alle kwaad gedaan. Men moest het in de ballingschap belijden: het is verdiend, het is rechtvaardig verdiend. Hoe gelukkig als een mens in nood dit leert, dat de Heere recht is in al zijn weg en werk.

Maar Efraïm weet wie de Heere is. Een rechtvaardig God — zeker. Maar ook een barmhartig God. een genadig Koning. Efraïm ziet als 't ware de Vader staan met uitgebreide armen, wachtende op zijn terugkomst. Maar dat maakt de smart nog veel groter. Tegen zo'n goeddoend God gezondigd. Tegen zo'n ontfermend Heere overtreden. Hoe hebben ze dat de Heere kunnen aandoen? Wanneer de Heere ons komt ontdekken aan onze zonde en schuld, dan legt hij er altijd een trekkende liefde in, een verlangen naar Hem, een dorst naar die levende God, die ons alleen het leven geeft.

En Hij is toch zo genadig, lezer. Hij wacht op verloren zondaren. Hij wacht op het ogenblik, dat we wederkeren tot Hem. Hij wil ons van dood levend maken. Hij heeft er alles voor over. Hij geeft zelfs zijn eniggeboren Zoon. Waar geen weg meer is tot zaligheid, daar wordt een weg gebaand door die Borg en Middelaar. Al moet deze dan de dood in, al moet deze dan aan het vloekhout sterven, al moet deze dan de hel in... als zijn volk maar behouden wordt, als verloren zonen en dochteren maar terugkeren tot de Heere. O, dat wonder van Goddelijke liefde gaat boven ons verstand uit. Dat de Heere voor vuile, voor onreine zondaren, voor vloekers, voor hoereerders, voor dieven, voor moordenaars, voor haters van de naaste, voor eigen eerzoekers, voor hoogmoedigen. ja voor de voornaamste der zondaren dit gedaan heeft, het is te groot, te wonderbaar. Maar daarom kan nu ook Israël zeggen: Komt en laat ons wederkeren tot de Heere, want Hij heeft verscheurd en dat was verdiend, maar Hij zal ons genezen. Hij heeft geslagen en we hadden nog veel meer klappen verdiend, maar Hij zal ons verbinden. Wij hebben de dood gezocht, wij hebben ons losgescheurd van de God des levens, maar Hij zal ons levend maken, Hij zal ons doen opstaan van de doden...

O, wij zoeken zo menigmaal onze hulp nog ergens anders. We willen het zelf nog zo graag doen. We zoeken onze hulp bij de wet, we proberen door goede werken onszelf te reinigen. Maar we moeten als een arm, verslagen zondaar tot de Heere. Efraïm ziet op de barmhartigheid Gods.

En nu verkeert hij er geen ogenblik meer over in twijfel of de Heere hem wel aan zal nemen. Het staat voor hem vast: Hij heeft verscheurd en Hij zal ons genezen. Als hij wederkeert zal de Heere als een Vader voor hem zijn en ook als een moeder. Met zachte moederhand zal Hij de wonden verbinden: Hij heeft geslagen en zal ons verbinden. En de Heere zal zijn volk niet laten wachten: Hij zal ons na twee dagen levend maken, op de derde dag zal Hij ons doen herrijzen. Efraïm gelooft hier in een wonder des Heeren. Na een dag of twee, drie, zal het weer Gods volk zijn...

Maar was de verwachting niet al te optimistisch? Loopt Efraïm niet al te lichtvaardig over de zonde heen? Is het niet al te gemakkelijk gesproken, alsof het een twee drie weer in orde zal zijn?

Neen, want Efraïm heeft voor dit alles een belofte. Reeds Hosea heeft in het vorige hoofdstuk gezegd: Ik zal heengaan en wederkeren tot mijn plaats, totdat zij zichzelf schuldig kennen en mijn aangezicht zoeken. En in dat , , totdat" ligt een wereld vol genade. Hij zou zijn volk niet eindeloos kastijden, noch eeuwiglijk zijn gramschap hen doen lijden... En jesaja had reeds tot Israël gezegd, dat er een kleine tijd was in zijn toorn, maar een eeuwigheid in zijn goedgunstigheid. En zo klinkt het lied van Efraïms geloof hier op: in hun schuld en ellende zullen ze wederkeren tot de Heere en dan zal Hij genadig zijn.

Zie, wanneer we als Efraïm ons schuldig leren kennen, wanneer we onze zonde en ellende zien, dan mogen we weten, dat de Heere barmhartig is en genadig en groot van goedertierenheid. Wanneer we wederkeren tot de Heere, wanneer we als verloren zoon of dochter terugkeren, dan zullen we niet verstoten worden. O, dat we toch ons oude leven verlaten. Dat we komen als Esther: Kom ik om, dan kom ik om, want verdiend is het, rechtvaardig is het, maar Heere, Gij hebt beloofd, dat Ge de ellendige niet laat roepen. Zou de Heere Zijn Zoon schenken aan verloren zondaren en als die verloren zondaren tot Hem komen, hen afwijzen? Neen, dat kan niet. Of we nu voor het eerst tot de Heere komen of bij vernieuwing, Hij vergeeft menigvuldiglijk, Hij vergeeft gaarne, Hij haast ons tot zijn hulp en red ons.

We zullen het ondervinden, dat we zelfs geen proeftijd krijgen van twee of drie dagen. Er is bij de Vader niet de

minste aarzeling of hij zijn jongen weer zal aannemen. Hij omhelst zijn zoon, die dood was. maar weer levend geworden is. Hij geeft hem het beste kleed en Hij richt een feestmaal voor hem aan.

3. Onze tekst spreekt ook van dankbaarheid.

Gods kind leert niet alleen van zijn zonde en ellende, neemt niet alleen de toevlucht tot de verlossing die in Christus Jezus is, maar leert ook de dankbaarheid kennen. Op de vraag: Wat zal ik met Gods gunsten overlaan, die trouwe Heer' voor zijn gena vergelden? geeft het herboren Israël het enig juiste antwoord: en wij zullen voor zijn aangezicht wandelen.

Dit is de taal van de ware bekering des harten. Want wanneer we waarlijk tot God bekeerd zijn, dan kunnen we Hem niet meer missen. En hier moeten we onszelf maar eens nauw onderzoeken. Want zo menigmaal hebben we genoeg aan de gaven Gods en kunnen we het zonder God wel stellen.

We kunnen soms om vele dingen bidden: om zegen en om voorspoed, om redding en 0111 hulp. Maar wanneer we dat nu maar hebben, is het genoeg.

Waar de Heere echter een mens komt onderwijzen, daar krijgen we Hemzelf nodig. Daar zijn we blij met de gaven, maar daar kunnen we Hem niet missen. Daar vragen we: Heere, schenk Uzelf aan mij weg.

Efraïm heeft een lange tijd wel gebeden tot God in de diepste zin des woords. Want echt bidden, dat is Gods aangezicht zoeken, zien hoe Gods ogen staan. En als we de liefde Gods in die ogen lezen, dan is het goed. Als we maar weten dat de Heere niet meer toornig op ons is. Als we maar verstaan, dat Hij niet meer op ons toornen noch ons schelden zal.

Zoals een kind dat kwaad gedaan heeft ziet naar de ogen van vader of moeder om zich ervan te overtuigen dat het nu weer goed is. zo zoekt Gods kind Zijn aangezicht. Zijn ogen. Het is de bidder goed als hij de vriendelijke ogen ziet van de Heere, die in gunst op hem neerzien.

Efraïm had milde handen willen hebben. Zoals wij ook tevreden zijn met milde handen. Maar als we onze zonde en ellende hebben leren kennen, onze nood, dat we geen thuis meer hebben, dat we rondzwerven in de wereld ver van de Vader, dan krijgen we verlangen naar Hemzelf: Heere, U kan ik niet missen.

Dan zegt Mozes, wanneer de Heere aangekondigd heeft: dit volk Israël is zo zondig, dat Ik niet verder met hen optrek, Ik zal mijn gaven nog wel geven, maar Mijzelf niet meer: Welnu, Heere, dan blijf ik in de kale huilende wildernis bij U, want zonder U ga ik niet verder. Wanneer we de gaven hebben zonder de Heere en zonder zijn aangezicht, dan zijn we doodarm. Zo is het van nature bij ons.

Zo was het ook bij Efraïm. Maar nu wordt het anders. Voor hem is nu het ene nodige niet meer voorspoed en geluk, maar Gods aangezicht: wij zullen leven voor zijn aangezicht.

Efraïm keert weder als een verloren zoon om de Heere zelf te hebben. En we mogen onszelf wel afvragen hoe het met ons is. Wat wij eigenlijk begeren: Het Vaderhart Gods of 's Vaders gemeste kalf? De liefde Gods of alleen maar de gouden ring? De genade Gods of alleen maar het beste kleed?

Gods kinderen weten dat koren en most de vreugde niet kunnen geven, maar Gods vriendelijk aangezicht geeft vrolijkheid en licht voor alle oprechte harten, ten troost verspreid in smarten.

De waarachtige bekering blijkt verder daaruit, dat ze voor zijn aangezicht willen leven. Efraïm wil niet meer weg uit het Vaderhuis. Hij wil onder het Vaderoog niet meer vandaan. Hij zal niet meer hunkeren naar het vergelegen land. want daar heeft hij immers ellende genoeg van gezien. Hij is blij weer thuis te zijn en hij is o zo bang om weer die ellende mee te moeten maken. Heere. zo bidt hij, houdt me maar dicht bij U, want ik wil voor Uw aangezicht leven. Daar alleen is het goed. Zo menigmaal ben ik bij U weggelopen, maar dat liep uit op donkerheid. Houdt me daarom vast en laat me niet meer los.

Komt en laat ons wederkeren tot de Heere. Trilt er iets in uw hart, wanneer ge deze oproep hoort? Zijt gij ook in een ver en vreemd land, zonder geluk en vrede? Of zijt ge nog niet tot uzelf gekomen? Hebt ge nog genoeg aan de gaven en kunt ge de Gever nog missen? Arme man of vrouw. Arme jongen of meisje. Want al winnen we de hele wereld, we zijn nog doodarm.

Hoort toch naar de roepstem Gods. Vraagt toch om zijn genade, om de levendmakende Geest, opdat ge uit de doden levend moogt worden.' De Heere is zo machtig. Als Hij Christus na twee. drie dagen opgewekt heeft uit de doden, zo zal Hij ook zijn volk opwekken tot een nieuw leven. Zalig de mens, die het mag ondervinden. Die altijd van de Heere wegliep, maar nu door deze wondere oproep gevangen wordt, die nu wederkeert tot God, die nu ondervindt de genade en de barmhartigheid Gods, die nu verbonden en genezen wordt, die nu op mag staan tot een nieuw leven. Christus stond op uit de doden.

Wie door een waar geloof Hem ingelijfd is, zal door zijn kracht opstaan tot een nieuw leven.

Daarom vragen we ook: Gun door 't geloof in Christus krachten, om die te doen uit dankbaarheid.

Deze dankbaarheid: dat we voor zijn aangezicht leven. Dat leven is het ware leven. Dat is een beginsel van het eeuwige leven.

Het is hier nog vallen en opstaan. Hier gaat het over bergen en door dalen. Het is hier nog vaak strompelen en struikelen. Maar eenmaal zal onze blijdschap ten hoogsten toppunt stijgen, als we Hem mogen zien van aangezicht tot aangezicht en eeuwig aan mogen zitten aan de bruiloft des Lams. Wat dat betekent kunnen we in mensenwoorden niet zeggen. Dat gaat onze roem te boven. Maar dit is waar: Zijn rust zal heerlijk zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 juli 1962

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De Heere is een Heelmeester

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 juli 1962

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's