Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HOE LIEF HEB IK UW WET

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOE LIEF HEB IK UW WET

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

, , De wet is bestemd voor de mens in zijn oude natuur, maar voor de wedergeborene betekent de wet niets meer. De wetsvoorlezing voor dezulken kan alleen nog maar verontrusting brengen. Als men ons de wet — centrum van het Oude Verbond — ook nog voorhoudt dan maakt het verschil tussen Oud-en Nieuw Testament niets meer uit."

Dat stond in de brief, waar ik de vorige keer over schreef. Ik meen, dat in dit korte stukje heel wat betwistbare punten zitten, en ik heb tevens de gelegenheid aangegrepen iets te schrijven over de betekenis van de voorlezing der Tien Geboden in onze godsdienstoefeningen. Ten eerste heeft de Wet des Heeren inderdaad zijn nut voor de oude natuur. Het is een toom en gebit. Zou het goed zijn, wanneer alle wet en regel werd afgeschaft en ieder vrij was om te roven en te stelen, te doden en te bedriegen? Dat zal toch niemand menen.

Ik wil helemaal geen pleit voeren voor het moralisme alsof de mens alles gedaan heeft, wanneer hij willens of onwillens onder bedwang der wet geleefd heeft. Maar zonder Gods wet gaat het ook niet. Om nog eens met Calvijn te spreken: ..Deze zin en aard hebben alle mensen, die nog niet zijn wedergeboren, hoewel sommigen wat bedekterlijk en sommigen wat klaarder, dat ze niet door een gewillige onderwerping, maar onwillig en tegenstrevende, alleenlijk door de kracht der vrees tot de betrachting der deugd getrokken worden.

Maar nochtajis is deze uitgeperste en afgedwongen'' gerechtigheid en deugd nodig voor de gew, one samenleving der mensen, welker rust èn welstand alhier wordt gezocht, wanneer verhoedt wordt, dat niet

alle dingen door oproer overhoop worden geworpen, 't Welk geschieden zou indien iedereen doen mocht alles wat hij wilde." Voor deze natuurlijke mensen hebben we dus de wet dringend nodig.

Maar nu de uitverkorenen vóór hun wedergeboorte. Zou dit het beste zijn, dat zij uitbundig in de zonden leven? Laat niemand deze gedachte koesteren. Hoe meer zonde, hoe moeilijker de bekering en niet het minst de heiligmaking. Het is voor Gods uitverkorenen zeer profijtelijk, dat zij in de school der wet geoefend worden. Het is niet best als het vlees weelderig wordt. In de tweede plaats heeft de natuurlijke mens het nodig, dat de wet hem een leidsman zij tot Christus. Het eerste werk der wet aan zondaars, die nog niet zijn wedergeboren is dit, dat zij komen tot kennis hunner zonde. De wet brengt de uitverkoren zondaar tot nederigheid en ootmoed door de kennis van zijn rampzaligheid, opdat ze alzo mochten worden voorbereid om te begeren en te zoeken hetgeen zij reeds vóór die tijd meenden te hebben.

Doch als nu de mens in beginsel wedergeboren is, heeft hij dan de wet nog nodig? Voorzover hij wedergeboren is kan de gelovige de wet missen als toom en gebit. Hij wil het goede. Maar in hoeverre is de wedergeborene wedergeboren? In hoeverre is hij nieuwe mens? De Schrift zegt: „wij kennen ten dele". De apostel zegt: „Ik weet, dat in mij, d.i. in mijn vlees, geen goed woont".

Er blijft nog een flink stuk oude mens in iedere gelovige te zijn. Daarvoor blijft dan gelden, dat de mens telkens nieuwe ontdekking behoeft. Wat is het christenleven een moeilijk leven. Wat zou het gemakkelijker zijn als men inderdaad de wet Gods opzij kon zetten. Want wat is het vreselijk om te ondervinden, dat we overtreders van Gods geboden zijn en blijven. Ik zie er geen enkele grond voor om te denken, dat de wet voor de wedergeborene weggenomen is. Dan zou de Heere Jezus gekomen moeten zijn om de wet te ontbinden. Het tegendeel is echter het geval. De eisen der wet worden vol gemaakt. De geestelijkheid der wet komt op de wedergeborene af, en in deze spiegel ziet hij zijn vlees. Mensen berg je dan.

Kan ik nu zeggen: weg wet? Ik heb niets meer met je te maken. Ik mag stelen en hoereren en liegen en doodslaan, want Jezus heeft de wet weggenomen? Dat zij verre. De Heere Jezus heeft de eis der wet juist aan het licht gebracht veel dieper dan tevoren. Neen, zo krijgt men de wet niet weg. Als men niet kan roemen in een volbrachte wet is er geen vrede met de wet.

Ja maar, zegt iemand, de gelovige moet alleen op Jezus zien. Dat zegt men tegenwoordig, ja, merk ik op, zo krijgt men die fijne goedkope genade. Het zondigen doet geen pijn meer. Men wil de wanhoop niet meer kennen over de inwonende zonde. Doch zodoende kent men ook de juichende vreugde niet over Christus. De genade wordt al te gewoon gemaakt als men de wet voor de wedergeborene afschaft. Neen, de wedergeborene ziet en voelt de eisen der wet veel sterker. Hij lijdt daardoor veel meer dan de overtuigde, onder de verdorvenheid van zijn hart. Daardoor moet hij de vlucht tot Christus bij gedurigheid beoefenen. Wanneer men in onze dagen nog eens een kind van God ontmoet, dan vertelt hij, dat zijn hart schreeuwt vanwege de zonde die in hem woont. Zo was het al bij Paulus. Maar als er geen wet is, is er geen overtreding. Als de wet voor de wedergeborene en voor zijn vlees afschaft zou zijn, zou het vlees van de christen het fijn krijgen. Dan is de antinomiaan in volle rechten gezet. Daarom blijf ik maar bij de Catechismus. Daar vraagt in zondag 44 de wedergeborene: „Waarom laat ons dan God alzo scherpelijk de Tien Geboden prediken, zo ze toch niemand in dit leven houden kan? " Het antwoord luidt: „Eerstelijk, opdat wij ons leven lang onze zondige aard hoe langer hoe meer leren kennen en des te begeriger zijn om de vergeving der zonden en gerechtigheid in Christus te zoeken.

Daarna, opdat wij zonder ophouden ons benaarstigen, en God bidden om de genade des Heiligen Geestes, opdat wij hoe langer hoe meer naar het evenbeeld Gods vernieuwd worden, todat wij tot deze voorgestelde volkomenheid na dit leven geraken."

In dit antwoord is dus eerst de doorgaande ontdekking beklemtoond. Waartoe dient zij? Om ons tot Christus te drijven. De geachte briefschrijver meent, dat de wet aan de wedergeborene alleen maar verontrusting kan brengen. Hoe vergist hij zich. De wet is een kostelijke zaak. Als er aan onze zondige aard en aan onze zondige daden niets te doen was, dan zou er alles voor te zeggen zijn om de spiegel der wet te verdonkeremanen. Kijk maar niet in de spiegel, want er is toch niets aan die melaatsheid van je te doen. Doch zo is het niet. Wij zeggen: Kijk maar eens goed in de spiegel, dat is een aansporing om je reinigmaking en zaligheid buiten jezelf te zoeken. Maar het tweede gedeelte van antwoord 115 is niet minder belangrijk. Daar gaat het over het derde gebruik van Gods wet, speciaal voor de wedergeborene.

Hoe staat een onwedergeborene tegenover Gods wet? Zij jaagt hem schrik aan als hij ze goed verstaat. Want dan weet hij, dat hij deze wet houden kan noch wil. De onwedergeborene haat Gods wet. Maar de wedergeborene heeft naar zijn nieuwe mens deze wet lief. Dat is geen wonder, want hij heeft God lief, voorzover hij wedergeboren is. Daarom heeft hij ook de wil van God lief, Wiens wezen in de wet zo klaar is uitgedrukt. De wet Gods is niet een lagere trap van de Gods openbaring, maar de hoogste. Daarom bidden we i n het onze Vader: „Uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde."

Wat is Gods wil? Dat staat beschreven in de wet. De wet wordt nader uitgelegd in vele stukken van de profeten en de apostelen. De Heere Jezus is niet gekomen om die wet te vervangen, maar helder in het licht te stellen en nauwkeuriger voor te stellen. Bij de wedergeborene is daarom een vreugde der wet. We geven Calvijn nog maar eens het woord: Het derde gebruik heeft plaats bij de gelovige, in wiens hart Gods Geest zijn sterkte en heerschappij reeds opgericht heeft. Want wat hebben zij? Zij hebben de wet door Gods vinger ingegraveerd, want zij begeren God te gehoorzamen. Nochtans is de wet hen van groot nut.-Ten eerste is zij een goed middel om dagelijks beter te leren, wat de wil Gods is, waarnaar zij streven en om in de kennis van 's Heeren wil versterkt te worden. Ieder heeft dit nodig.

Want daar is niemand die reeds zulke wijsheid bereikt heeft, dat hij door de dagelijkse onderwijzing der wet geen nieuwe voortgangen zou kunnen maken tot een zuivere kennis van de wil Gods. En nu ten tweede, wij hebben niet alleen onderwijzing doch ook aansporing nodig. Een dienstknecht Gods moet dit profijt trekken uit de wet dat hij door de gedurige overdenking derzelve tot gehoorzaamheid wakker gemaakt, daarin versterkt en van het glibberige pad der zonde teruggehouden wordt. Men moet niet vergeten, dat het christenleven samen te vatten is in drie woorden: bidden, werken, zuchten. De wedergeborene begint het beeld van Christus te dragen, die de heilige wet in zich draagt.

Zou men menen, dat Gods kinderen, als de Heere Jezus kan betuigen: „Ik draag Uw heilige wet, Die Gij den sterv'ling zet, In 't binnenst ingewand, " die wet kunnen missen? Zij beginnen het beeld van Christus te dragen. Dus dragen zij ook Gods wet in zich, en verheugen zich in haar. Maar aan de andere kant hebben zij nog maar een klein beginsel van gehoorzaamheid. Daar staat één ding vast: „De hoogste volmaaktheid, die in dit leven bereikbaar is, is de kennis van de eigen onvolmaaktheid." Daarom moeten Gods kinderen zichzelf aandrijven. Hun geest is gewillig. Zij jagen naar Gods gerechtigheid.

Maar hun vlees is traag en zwak, zodat er bijkans geen vaart in hen zit. De wet is een zweep voor het vlees. Het vlees is een ondeugende en trage ezel. De wet is een gedurige prikkel voor het vlees, opdat dit niet zou lanterfanten. Dit bedoelde David toen hij dichtte: „De wet des Heeren is volmaakt, bekerende de ziel." „De bevelen des Heeren zijn recht verblijdende de harten."

Maar, zegt iemand, er staat toch geschreven: Maar indien gij door de Geest geleid wordt, zijt ge niet onder de wet". (Gal. 5 : 18). Ja zeker, zeg ik, maar meent men, dat Gods Geest de mens ontslaat van Gods geboden? Meent men werkelijk, dat nu alles goed is, wat de wet verbiedt. De apostel zegt het in Gal. 5:14 wel anders. In vers 13 wordt er op aangedrongen, dat de gelovigen elkander zullen dienen, gedreven door de liefde. Liefde tot de naaste moet wel heel hun leven beheersen. Is dit in strijd met of volgens de wet? De apostel zegt in Gal. 5 : 14, dat zij zo de

wet vervullen. Om het vervullen der wet gaat het blijkbaar.

Waarom moeten de gelovigen elkander met het ganse hart dienen? Omdat op deze wijze de wet wordt gedaan. „Want de gehele wet wordt in één woord vervuld namelijk in dit: „Gij zult uw naaste liefhebben gelijk uzelven".

Wat staat er tegenover elkaar? Wandelen naar de Geest, en het doen van de begeerlijkheid des vleses. Hoe is de verhouding van Gods wet en de Geest! Wie door de Geest geleid wordt staat niet meer onder de wet d.w.z. de wet is niet een macht, die hem van buiten beheerst, maar is een kracht in de mens. De wedergeborene heeft de wet geschreven in zijn hart en heeft een grote begeerte om naar al Gods geboden te leven. Onder de wet staan wil zeggen: onder dwang staan, en door de afgedwongen wetsonderhouding zalig moeten worden. Als stelsel om zalig te worden heeft de wet voor de gelovige afgedaan. De Tien Geboden worden niet voorgelezen, opdat de kerkgangers er hun zaligheid in zouden vinden. Maar zij worden wel voorgelezen opdat de nog onbekeerden een teugel en een spiegel zouden hebben en de wedergeborenen een smal pad om langs te wandelen en een licht op dat pad. Wie zou hen dat willen ontnemen? Telkens als de wedergeborenen de wet horen en hun horen is met geloof gemengd, zien zij op Christus, die de ganse gerechtigheid voor hen volbracht en de wet voor hen hield. Zij horen in de Tien Geboden ook de belofte, dat de Heere maken zal, dat zij Gods geboden volkomen zullen kennen en houden. Ik geloof niet. dat het nu reeds ten volle geldt, dat de gelovigen van deze tijd de wet geheel en al kennen. Zij moeten voortgaan te kennen, totdat de kennis der wet volkomen zal zijn. Zo horen zij de wet nooit zonder de genade, als hun horen met geloof is gemengd. Calvijn schrijft: De loftitels op de wet van Ps. 119 strijden, niet met de uitspraken van Paulus, want wat Paulus belangt, die vertoont niet wat nuttigheid de wet aan de wedergeborenen toebrengt, maar wat zij op en door haarzelf de mens kan toebrengen. Aangaande de profeet, die zingt hier met hoe groot voordeel de Heere door het lezen der wet onderwijst dengene die Hij inwendig vaardig maakt om te gehoorzamen. Hij spreekt ook niet van de blote geboden, maar ook van de beloften der genade, die met de geboden samen gaat, en alleen teweegbrengt, dat hetgeen bitter was. zoet en lieflijk begint te worden. Want wat is er bitterder dan de wet, wanneer ze alleen eisende en bedreigende, de zielen door vrees onrustig en door schrik benauwd maakt? Maar David toont voornamelijk, dat hij in de wet de Middelaar aangegrepen heeft, zonder dewelke er geen vermaak of zoetigheid in is" (Inst. II, 7. 12).

Wie zou aan de onherborene de wet willen ontnemen? Heeft de Heere Jezus de Wet afgeschaft? Of wie zou aan de wedergeborene de wet des Heeren willen ontnemen? God Drieënig heeft zijn wet lief, de Middelaar Christus Jezus heeft de wet lief. Gods volk acht de wet een liefdedienst. Wie zou aan 's Heeren volk de wet willen ontnemen? Heeft de Heere Jezus de wet te niet gedaan? In het Woord van God lezen we. dat Gods kinderen kennen de vreugde der wet. Maar zij kan niet zalig maken.

Onze brief zegt: Wij zijn door het kruis met God verzoend, wat hebben we nog meer van node? Ik antwoord: Vernieuwd te worden naar het evenbeeld van de Zoon. „Zonder heiligmaking zal niemand God zien." Daarom strijdt de Geest tegen het vlees. Denk erom: Vernieuwd te worden (Romeinen 8).

D.

L. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 oktober 1962

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

HOE LIEF HEB IK UW WET

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 oktober 1962

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's