Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De arme weduwe en haar penningen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De arme weduwe en haar penningen

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Jezus, gezeten zijnde tegenover de schatkist, zag, hoe de schare geld wierp in de schatkist; en vele rijken wierpen veel daarin. En er kwam een arme weduwe; die wierp twee kleine penningskens daarin, hetwelk is een oort. En Jezus, Zijn discipelen tot Zich geroepen hebbende, zeide tot hen: oorwaar zeg Ik u, dat deze arme weduwe meer ingeworpen heeft, dan allen, die in de schatkist geworpen hebben. Want zij allen hebben van hun overvloed daarin geworpen; maar deze heeft van haar gebrek, al wat zij had, daarin geworpen, haar ganse leeftocht. Mare. 12:41—44

Genoegzaam handelen wij over de leer der zaligheid en over de leer des geloofs en over de rechtvaardigmaking. Maar al te weinig over de leer der heiligmaking. En is niet de redelijke godsdienst deze: weduwen en wezen bezoeken in hun nooddruft en christelijke handreiking doen? En hebben niet de profeten bijna de helft van hun prediking gewijd aan zulke stukken: recht doen aan weduwen en wezen, de verdrukten helpen, de vervolgden herbergen? Omdat ik mij een schuldenaar aan het gehele Woord Gods voel, om mijn geweten te ontlasten, daarom wil ik ook over stoffen als deze prediken. Het zij dan onder goedkeuring, , het zij dan onder afkeuring. Waar de Heere Jezus Zelf over gepredikt heeft, het zij vrijmoedig de stof onzer overdenking voor heden.

Jezus en de weduwe.

Wij hebben hier een pendant van Elia en de weduwe van Zarfath. Daar was het een groot profeet, hier is het de grootste Profeet. Daar was het iemand, die een derde van haar leeftocht gaf, eerst een deel voor de profeet, dan een deel voor haar zoon, dan een deel voor haar zelf. En zij deed dit vele dagen. En zij betoonde alzo haar geloof. Hier is het iemand, die al wat zij had, en nodig had, gaf.

Wij lezen van deze weduwe niet of zij oud was of jong, wij lezen niet dat zij lang weduwe was of kort, wij lezen niet dat zij kinderen had of niet. Wij lezen alleen, dat zij weduwe was en dat zij arm was. En dat het een ware geschiedenis was, het was geen gelijkenis. Echt gebeurd! Deze geschiedenis is niet zomaar los in dit hoofdstuk geplaatst. Ze vormt inderdaad het passend slot op de prediking van Christus in dit hoofdstuk. Het gaat hier over landlieden, die de zoon van de eigenaar doden om de erfenis aan zich te trekken. Dan over de schatting aan de keizer en aan God. Als intermezzo gaan dan de Sadduceeën, wien deze rede niet smaakte, over naar de opstanding. Dan komt het onderwijs weer terug op het liefhebben van God en de naaste, wat meer is dan al de brandofferen en slachtofferen. Dan worden de Farizeeën berispt, omdat zij onder de schijn van lang te bidden de huizen der weduwen opeten. En dan komt als slot en toepassing de weduwe met haar penningske. Eén doorlopende lijn dus.

Jezus is gezeten tegenover de schatkist. Sommigen menen tegenover de schatkamer. Daarin zouden dan volgens de Talmud dertien verschillende kisten staan waarin men offeren kon naar onderscheiden doel. Wij houden ons nu maar aan de gewone opvatting, dat sinds Josia in 2 Kon. 19 een schatkist in de tempel stond. Waarvoor dit geld bestemd werd is ons niet voldoende bekend. De offerkist wordt hier genoemd een schatkist, wat wel een zeer eervolle naam was. Was het land in die dagen onder Romeinse heerschappij, het enige wat het volk kon doen w r as voor eigen tempel en tempeldienst zorgen. Wat men dan ook naarstig deed. Wij lezen, dat vele rijken veel in die schatkist wierpen. Vele rijken wierpen veel daarin! Nu is het van ouds af zo, dat niet vele rijken het Koninkrijk Gods beërven. En ook zijn de kerken veelal niet verwend met het getrouwe bezoek van de rijken. In Jezus' dagen was het dan zo, dat vele rijken kwamen en dat vele rijken gaven, en ook rijkelijk gaven. Op zichzelf wordt dit in deze geschiedenis niet afgekeurd, hoewel de tegenstelling wel iets te denken geeft en het verband van onze tekst dubbel iets te denken geeft.

Daar komt dan een arme weduwe. Ze valt Jezus op. Jezus heeft oog voor de bekering des harten, heeft oog voor ootmoedige zondaars, als zij Hem smeken om genade. Maar Hij heeft ook oog voor de schatkist, oog voor deze materiële kant van het kerkelijk leven. Hij is gezeten tegenover de schatkist, let op allen die daar langs gaan, let op wat zij daarin doen. Hij let ook op de weduwe. Dat zij weduwe was is aan Zijn alwetendheid natuurlijk bekend, zoals ook straks zal blijken dat Hij weet, dat zij al haar leeftocht gegeven heeft. Zij zal overigens kenbaar geweest zijn aan het weduwengewaad. Als de Heere zegt in Zijn Woord, dat de redelijke godsdienst is weduwen en wezen bezoeken, dan is het te begrijpen, dat Hij Zich menigmaal het lot derzulken aantrekt. Te meer doet Hij dit, omdat dit een arme weduwe betreft. En nog meer doet Hij dit, omdat deze weduwe dingen doet, die aan de vreze Gods eigen zijn.

Deze vrouw wordt geprezen door de Heere, zodat Hij Zijn discipelen bij Zich roept en over haar gedrag spreekt tot hen. Dat doet Hij niet tot haar. Haar laat Hij ongemerkt en stil haars weegs gaan. Maar haar lof spreekt Hij uit voor de oren van de discipelen. En haar lof loopt nu al eeuwen de wereld door.

Ze is niet rijk, er is niets aan haar, wat een mens in de wereld roem zou kunnen verschaffen, en toch is er geen land ter wereld, geen tijd geweest of het doen van deze vrouw is alom bekend. Stil en bescheiden is zij haar weg gegaan, maar de Heere geeft haar ere, misschien voor haarzelf ongeweten. Die Mij eren, zal Ik eren.

Jezus en haar gift.

Jezus weet precies wat zij er inwerpt. Hij kan dat weten, want Hij is de Alwetende. Voor Hem is niets verborgen, maar alle dingen zijn voor Hem naakt en geopend, ook de hand, die maar een paar kleine dingskes werkt door de sleuf in zo n grote kist. Niet verborgen dat eenvoudige kleine geld te midden van dat vele grote geld. Christus ziet het, Christus telt het, Christus weegt het. Daar is geld wat men tellen kan, er is ook geld, dat men wegen moet. De mensen tellen dat nooit. Nooit wordt het geld uit één schatkist geteld, nooit wordt er geld uit één collecte geteld of ieder graait eerst naar het grote geld. Het grootste het eerst, dan het middelgrote, dan het gewone grote, dan pas het kleine, het kleinere, dan eerst het kleinste. En alleen een goed hart zegt er bij: , , Hier kan het penningske van de weduwe nog wel bij zijn."

Het was ook inderdaad niet veel wat zij gaf. Twee penningskens. De mensen verkleinen het altijd nog wat en zij spreken van „het" penningske der weduwe. Jezus vergeet de helft niet. Hij telt over en beteir en zegt: neen, niet één, dat is één en dat is twee. Niets vergeten, want het is hartegeld. En Hij zegt er bij: Dat is samen een oort. Anders vertaald: Dat is samen «en quadrant. 'k Weet niet precies wat dat is, hoe groot de waarde hiervan is. Ik las samen een duit. En dan weet ik nog niet hoeveel dat is, maar niet veel, dat is zeker. Dit verdwijnt helemaal achter de grote giften van de rijken. Dit zet geen zoden aan de dijk. De kerk moet al heel wat van dat kleine goed hebben, wil zij daarvan leven kunnen.

De Heere Jezus zegt, dat deze weduwe arm was. En dat zal ook wel zo zijn, want zij heeft gegeven van haar gebrek, al wat zij had. Voor hoe lange tijd dit haar leeftocht was, is ons niet bekend. Sommigen menen, dat dit haar leeftocht was voor één dag. En dat zal ook wel. Dat is toch ook wel bitter weinig. Dat is toch wel het inkomen van iemand, die gebrek lijdt, zoals de Heere ook Zelf zegt. Zij heeft van haar gebrek gegeven. Daar was niet wel van te leven. Dat moest zo'n dag gebrek er nog zeer gebrekvol toegaan. Daar was het meest nodige niet eens voor te kopen. Dus bleef 't meest nodige nog ongekocht, ongedragen, ongegeten. En 't was werkelijk alles, wat zij had. En als dit nu de nooddruft was voor deze ene dag, wat moest zij dan een volgende dag? Wie zijn nooddruft voor vandaag weggeeft, die heeft althans vandaag zelf niets. En hoe moest dat morgen dan? Menigeen zou haar zeker de raad gegeven hebben het anders te doen. Ze had toch beter ook aan zichzelf kunnen denken? Had ze niet beter er één voor zichzelf kunnen houden, één voor de schatkist, één voor zichzelf. Dan had ze ten minste voor haar karige zelfonderhoud althans nog iets gehad. Maar nu houdt ze niets voor zich en geeft alles wat zij heeft.

Wat is dit geweest? Dit is geen onverstand. Dit is geen onberekenbare slordigheid. Dit is niet de daad van een verstandeloze vrouw. Als Jezus dit opmerkt en prijst, dan is dit onbegrensde liefde tot God. Hier is een hart, dat de Heere en Zijn dienst al haar liefde waardig keurt. Deze vrouw heeft iets verstaan van de profeet Habakuk: , , A1 zou er geen rund op de stallingen zijn, al zou de olijfboom liegen, dan zal ik mij nochtans in God verheugen en opspringen in de God mijns heils." Lezer(es): , , in de beurs klopt het hart." Dat moge zo zijn in de zakenwereld. Maar het is ook zo in de religie. Echte godsdienst komt ook altijd openbaar in het offer. De man, die zelf alles nodig heeft, tot en met zijn weelde, die heeft geen God. En de man, die nooit eens een offer brengen kan, die heeft ook geen God. Calvijn zegt: , , Zo is het voornaamste offer, dat van ons geëist wordt, de verloochening van onszelven." Ziet gij wel, lezer (es), dat deze weduwe met haar penningskens nog wel iets meer te zeggen heeft, dan dat men in de collecte ook het kleine moet eren? Hier spreekt de Godvruchtigheid.

God heb ik lief, want die getrouwe Heer' Hoort mijne stem, mijn smekingen, mijn klagen; Hij neigt Zijn oor, 'k roep tot Hem al mijn dagen, Hij schenkt mij hulp, Hij redt mij keer op keer.

Ik zal Uw naam met dankerkentenis Verheffen, U al mijn geloften brengen; 'k Zal liefd' en lof voor U ten offer mengen In 't heiligdom, waar 't volk vergaderd is.

Jezus en haar leeftocht.

Jezus de Alwetende telt de schatkist a.h.w. na en houdt hand en hart van de gevers er bij en haalt de boeken er bij met de winst-en verliesrekening er bij en de weelde er bij en zelfs het huishoudboek er bij. En dat vergelijkende zegt Hij: , , Zij heeft meer gegeven dan zij allen, want zij allen hebben van haar overvloed daarin geworpen, maar deze heeft van haar gebrek, al wat zij had, daarin geworpen, haar ganse leeftocht."

Lezer (es), ik geloof, dat gij veel geeft. Ik geloof, dat gij beschamend veel geeft, 'k Zou u niet graag bestraffen. Maar als het nu over offeren gaat, over gebrek lijden om des Heeren wil, dan geloof ik, dat u en ik ons schamen moeten voor God. Dan hebben wij misschien nooit eens een offer voor God gebracht. Niet iets, dat wij ook nog wel missen konden, maar iets wat wij waarlijk niet missen konden. Wij hebben ons brood nog nooit aan God gegeven. O, het is waar, dat wij leven moeten van een ander offer, namelijk dat van Christus. Wij zullen door al onze offers niet zalig worden. En wij willen ook niet een stap op de weg van Franciscus van Assisie, het ideaal van de vrijwillige armoede. Maar als Jezus toch de daad van deze weduwe prijst, dan mogen wij u toch deze Schrift niet onthouden. Het liefdeoffer voor God, dat behoort er toch ook bij. Ook hier geldt toch, dat zonder heiligmaking niemand de Heere zal zien. Daar zijn er in Gods Koninkrijk nog wel, die andere offers gebracht hebben. Leest daar Hebreeën 11 maar eens op na. Daar zijn er, die de beroving hunner goederen verdragen hebben voor God. Daar zijn er zelfs, die hun leven voor Hem niet dierbaar geacht hebben. En neem dan deze liefelijke, onbekende weduwe, die zomaar stil weg haar nooddruft geofferd heeft. Wat praten wij toch over geloof en bekering, waarvan alleen in daden maar zo weinig blijkt. Deze vrouw praat niet, maar zij doet.

En nu gaan wij voor haar de rekening eens opmaken. Zij gaf alles. En wat kreeg zij? Telt u maar eens op. Ten eerste. Jezus eert .haar. Reeds in dit leven gaat over haar dit oordeel: Wel, gij goede en getrouwe dienstmaagd, over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal Ik u stellen. Zij is de kassierster der armen geworden t.a.v. de dienst des Heeren. Hoevele armen heeft deze vrouw leren geven aan de dienst des Heeren? Hoevele armen heeft zij blijmoedig bij een lege kast, waar het laatste als offer aan God uitging, leren leven uit Gods hand? Leeftocht? Wat in Gods hand uit liefde is gegeven, dat mag met grote rente door het geloof terug verwacht worden. Dat is ook nog een artikel voor politieke partijen! Gelooft vrij, dat die vrouw in al haar gebrek toch geen gebrek geleden heeft. Zo waarachtig als de God van Elia leeft, raakt de ledige kruik van de weduwe van Zarfath niet op. En de weduwe uit Marcus 12 is daar een evenbeeld van.

Tel maar verder op. Ten tweede. In deze tempel gaf zij haar geld. Dat heeft God vast op hoge rente gezet. God werkt in Zijn Koninkrijk niet met alle geld. Met bloedgeld, met oneerlijk verkregen geld, met het mammongeld der gierigaards bouwt God Zijn Koninkrijk niet. Jezus haalt het er zorgvuldig uit, penning voor penning, het eerlijke geld, het Godvruchtige geld, dat in de vreze Gods gegeven is, en daar doet Hij het mee. Al is er een tempel vol met Sadduceeën, met Farizeeën, al moet de tempel met zijn wisselaren gereinigd worden, het belet zo'n godvruchtige vrouw niet om daar haar eerlijke offer te brengen. En God bouwt er, de Sadduceeën en Farizeeën ten spijt, Zijn Koninkrijk mee.

Tel maar verder op. Wij worden door onze offers niet zalig. En de genade is niet te koop. Zo leraren wij, en volkomen terecht. Wij zijn zonen der Hervorming en de aflaathandel blijve afgeschaft. Maar daar staat nog altijd dat woord uit Maleachi: , , Brengt al de tienden in het schathuis, opdat er spijze zij in Mijn huis." En dan zegt God in dit verband, dat het niet te vergeefs is om God te dienen. Wie zelfs zijn leeftocht geeft, en dat uit ongeveinsde liefde, en dat gemengd met een oprecht geloof, wie geeft zonder er iets op te zetten, wie geeft en stil weg gaat met de gedachte: , , Ik ben maar een onnutte dienstmaagd, want ik heb maar gedaan wat ik schuldig was te doen", wie offert en alleen vertrouwt op het volmaakte offer van Christus, die zal spijze vinden in Gods huis. Deze vrouw heeft geen brood in huis. Al haar leeftocht gaf zij. Maar zij vond gunst in Jezus' ogen. En die gunst sterkt meer dan de uitgezochtste spijzen. Telt ge dit weinig?

Tel dan ten slotte nog dit daarbij: Daar is een doodarme vrouw, die alles gaf, wat zij had. En daar is een gedenkboek voor Gods aangezicht. Daar wordt ook opgeschreven al wat gegeven werd uit ongeveinsde liefde tot God. En dat vindt zijn loon van God in dit en in het toekomende leven. Moge dan schamel uw weduwenkleed zijn, God weet u te kleden met het sierlijke kleed der ere, waarin gij door dit leven moogt gaan, in de ogen der discipelen, in de ogen der ganse kerk. Moge dan schamel uw kleed zijn op de aarde, eens wacht u het kleed der ere, wat God dien geeft, die voor Hem leven. En moge dan ledig en schamel uw tafel geweest zijn, Hij geeft op aarde een spijze, die de wereld niet kent, namelijk te doen de wil des Vaders, die in de hemelen is. En Hij geeft in de hemel een spijze, waarmede verzadigd zullen worden allen, die hongerden naar Zijn gerechtigheid.

K.a.Z.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 februari 1963

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De arme weduwe en haar penningen

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 februari 1963

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's