Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE WACHTERS BIJ HET GRAF

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE WACHTERS BIJ HET GRAF

12 minuten leestijd

En als zij heengingen, zie, enigen van de wacht kwamen in de stad, en boodschapten den overpriesters al de dingen, die geschied waren. En zij vergaderd zijnde met de ouderlingen, en te samen raad genomen hebbende, gaven zij de krijgsknechten veel gelds. En zeiden: Zegt: Zijn discipelen zijn des nachts gekomen en hebben Hem gestolen, als wij sliepen. En indien zulks komt gehoord te worden van de stadhouder, wij zullen hem tevreden stellen, en maken, dat gij zonder zorg zijt. En zij, het geld genomen hebbende, deden gelijk zij geleerd waren. En dit woord is verbreid geworden bij de Joden tot op de huidige dag.

Matth. 28:11-15.

Gij verwacht dit keer allicht een meditatie over één der verschijningen van de Opgestane aan de discipelinnen of discipelen. Nu wilde ik u echter de tegenbelichting van het Paasevangelie laten zien over de wachters. LI zult zien, dat zelfs deze tegenbelichting het beeld van de Opgestane te scherper laat verschijnen. Ook dit plaatste de Heilige Geest in het Paasevangelie, en Hij plaatste het er omstandig. Ook dit is Paasevangelie. Welnu, dan, onze tekst vindt ge hoofdzakelijk in Matth. 28:11 —15.

De wachters en hun verhaal.

Het feit van Christus' opstanding en de kracht van Christus' opstanding komt te meer openbaar tegen al de maatregelen die de Hoge Raad daartegen heeft laten treffen. Op de Sabbath. toen de vrouwen rustten naar het gebod, vergaderden de overpriesters samen met Pilatus. Dat was nog op de Oud-Testamentische Sabbath, die zij dus wel in de eerste plaats hadden behoren te houden, temeer waar zij Jezus herhaaldelijk waren aangevallen over de Sabbath. Op deze Sabbath nu zeiden zij zeer onderdanig tot Pilatus: , , Heer, wij zijn indachtig dat deze Verleider, nog levende, gezegd heeft: Na drie dagen zal Ik opstaan. Beveel dan, dat het graf verzekerd worde tot de derde dag toe, opdat Zijn discipelen misschien niet komen bij nacht, en Hem stelen, en zeggen tot het volk: Hij is opgestaan van de doden, en zo zal de laatste dwaling erger zijn dan de eerste.''

De overpriesters waren er denkelijk al niet best over te spreken, dat de Heere Jezus niet, zoals gebruikelijk was met kruiselingen, in een put geworpen was, maar dat Pilatus het lichaam aan Jozef van Arimathea gegeven had, die het nota bene met alle eer en nog wel in het graf van een der rijksten, als een koning gebalsemd, begraven had. En de overpriesters moesten nog vers in het geheugen hebben de opwekking van Lazarus. Die man liep daar ook al rond. En dat wist heel het volk, dat die gestorven en begraven geweest was en dat zijn lichaam al tot ontbinding was begonnen over te gaan. Hun vrees is dus wel gegrond. Heel laconiek antwoordt Pilatus: „Gij hebt een wacht, gaat heen en verzekert het, zoals gij het verstaat." En zij heengaande, verzekerden het graf met de wacht, de steen verzegeld hebbende. Dat deden zij dus op de sabbath: het grootzegel van Israël hechten aan de steen.

Zo'n zegel mocht niemand breken. Jezus zal dit zegel wel breken, want het is Zijn ambt zegelen te verbreken. Anderszins heeft de engel het zegel verbroken en wie doet wat tegen een engel? Het andere wat zij op de sabbath deden, was de wacht daar te plaatsen. De wachters hebben dus niet van vrijdagavond af de wacht gehouden, maar van zaterdag af.

Welnu, deze wacht is bij de verschijning van de engel zo verschrikt geworden, dat zij als doden werden. Mattheüs is de enige die deze geschiedenis mededeelt. Enigen nu van de wacht kwamen in de stad en boodschapten den overpriesters al de dingen, die geschied waren. Waar de anderen van de wacht gebleven waren, dat lezen wij niet. Waarschijnlijk hebben zij het voldoende gevonden, dat zij er het vege lijf bij hebben kunnen redden. Maar sommigen gingen dus naar de overpriesters en vertelden alles wat gebeurd was. God heeft altijd genoegzame getuigen ook voor de wereld, opdat zij niet te verontschuldigen zouden zijn. Dit zijn eigenlijk de enigen, die de eigenlijke opstanding hebben meegemaakt. Alles wat gebeurd is, hebben zij gezien. Zij hebben de engel zien nederkomen, zij hebben hem op het graf zien toegaan, het zegel zien verbreken, de steen zien afwentelen, zij hebben hem Oj3 de steen zien nederzitten, de lansen der wachters ten spijt. De hemel hoeft niets te doen, om de wereld te doen beven. Mogelijk hebben zij ook de Heere Jezus zien uitgaan uit Zijn graf. Ze werden in elk geval als doden. Wat het leven wekt bij de kerk. de Opgestane, dat geeft dodelijke schrik bij de wereld. Het Evangelie der opstanding is dezen een reuke des levens ten leven en gene een reuke des doods ten dode. Hier gebeurt intussen iets heel bijzonders. Hier wordt vervuld de toezegging van Christus aan de Farizeeërs: „Hun zal geen teken gegeven worden, dan dat van Jona de profeet." Zoals Jona drie dagen en drie nachten geweest is in de vis, in het hart der zee, zo is Christus drie dagen geweest in het hart der aarde. Zoals Jona op het droge gekomen is, zo is Christus ten derden dage door de schoot der aarde wedergegeven. Daarom beefde de aarde. Dit teken van Jona is aan de wachters vertoond en zij berichtten het aan de overpriesters. Wat geen van de discipelen gezien hebgen, dat mogen, dat moeten de ongelovigen wel zien.

Lezer (es), hebt u daar wel eens op gelet, hoe vrij de Heere Zich maakt van het ongeloof? Zij mogen vaak meer van de wonderen Gods zien, van de grote heilsfeiten zien, dan de ware gelovigen. Die leren uit het geloof alleen te leven, en deze leren niet eens te geloven, wat hun ogen gezien hebben. Staat dan niet te veel op tekenen, staat dan niet te veel op het zien, maar leert door het geloof te leven. Zalig zijn zij, die niet zullen gezien hebben, en nochtans zullen geloofd hebben.

De wachters en hun opdracht.

Over dit betrouwbare verhaal der wachters — en gelooft, dat zij van hun panische schrik niets hebben achtergehouden — moeten de overpriesters eens beraadslagen. Dit is de grote streep door hun rekening. Hier staat voor hen het teken van Jona de profeet. Hier staat voor hen het feit van de opstanding. Daar waren zij al bang voor geweest. Leefde niet nog heden Lazarus van Bethanië? En nu

ook Deze? Hadden zij dat al niet tot Pilatus gezegd? Goede raad is duur.

Terwijl zij het feit van de opstanding, gepaard gaande nota bene met de verschijning van een engel, gepaard gaande van een aardbeving, voor zich hebben, nemen zij de toevlucht tot dat, wat zij veronderstellenderwijs reeds tot Pilatus gezegd hebben. Maar dat was een leugen, een aperte, een duidelijke leugen. „Zegt: Zijn discipelen zijn des nachts gekomen en hebben Hem gestolen, als wij sliepen." Maar liegen, dat zijn toch eigen werken des duivels? Zij zijn toch dienaren des Woords, zij zijn toch dienaren der waarheid? Voor ieder is liegen zonde, maar zeker voor een kerkedienaar. Het is nog zo'n tastbare leugen ook. Als zij allen al geslapen zouden hebben, hoe zouden zij het dan moeten gemerkt hebben, dat Hij gestolen was, en vooral dat Zijn discipelen Hem gestolen zouden hebben? Stel, dat er één ontwaakt was, die deze diefstal door de discipelen gemerkt had, het was toch het werk van een ogenblik geweest, om even de anderen te wekken. Nooit zou hun triumph groter geweest zijn, dan wanneer zij de discipelen op diefstal betrapt zouden hebben. Dan zou heel de Christelijke leer van de opstanding van meet af in de kiem gesmoord zijn. Of stel dan dat zij de diefstal inderdaad na het ontwaken gemerkt zouden hebben, dacht u dat de overpriesters niet naarstig in de huizen der discipelen zouden hebben laten zoeken? En o wee als dan het lichaam gevonden zou zijn, dan hadden zij voor altijd de sterkste troef gehad tegen heel het christendom. Maar nu bleef daar staan die aardbeving, nu bleef daar staan die engel, nu bleef daar staan de wezenlijke opstanding van Christus. En van dit alles zijn deze wachters de wezenlijke getuigen geweest. Wat zij nu ook gaan zeggen, zij hebben een geweten, dat tegen hun opdracht in, zeer luide getuigenis geeft. Ik las deze opmerking, dat deze wachters in hun geweten christenen waren. Als je zulke dingen meemaakt: een aardbeving, een engelenverschijning, de verschijning van de levende Christus, dan moet je al zeer verhard zijn, om daar over heen te leven. Ik las ook deze opmerking: „Gij beweegt mij bijna een christen te worden." Wat is er toch nodig om een mens te vermurwen? W^at is er nodig om een mens te doen geloven? Eén ding: de Heilige Geest. En die mankeerde er hier aan. De besnijdenis van ogen, van oren, van hart. En ook die mankeerde er hier aan. Al spreekt ook het geweten overluid, dan houden wij de waarheid in ons ten onder in ongerechtigheid. Paasfeest, de Paasfeiten gezien, en nog zich verzetten. Maar boven dit ijdel woelen staat de glorie van de Paaskoning:

Dan zal Ik hen, die dwaas of wreev'lig overtreên, Bezoeken met de roe en bitt're tegenheên; Doch over hem Mijn gunst en goedheid nooit doen [enden, Niet feilen in Mijn trouw, noch Mijn verbond ooit [schenden. 'k Zal nooit herroepen 't geen Ik eenmaal heb [gesproken; 't Geen uit Mijn lippen ging blijft vast en [onverbroken! 'k Heb eens gezworen bij Mijn eigen heiligheid: Zo Ik aan David lieg', zo hem Mijn woord misleid', Zijn zaad zal eeuwig zijn, zijn troon zal heerlijk [pralen, Zo duurzaam als de zon, zo glansrijk als haar [stralen, Bevestigd als de maan; en aan des hemels bogen Staat Mijn getuige trouw te schitt'ren in elks ogen.

De wachters en hun dienst.

Voor de dienst die de wachters aannamen mogen zij zonder zorg zijn, de overpriesters zullen Pilatus tevreden stellen, als die zou horen, dat zij zogenaamd hun werk niet goed verricht hadden. Daar gaat hun soldateneer: geslapen, toen zij moesten waken. Wie zich een dienaar der leugen maakt, die verliest altijd zijn eer. Daar zit nooit en voor niemand ooit enige eer in, als hij getuigenis geeft tegen de waarheid en vooral als iemand dat doet, terwijl hij beter weet. De wachters zijn ontrouwe wachters, zij spraken tegen de geopenbaarde waarheid van Pasen in, zij spreken tegen hun eigen geweten in. Zij zijn de voorlopers van al die predikers, die de opstanding van Christus loochenen.

Zij deden gelijk zij geleerd waren. De priesters zijn de bedenkers van de leugenleer, zij zijn er de gewillige verbreiders van, tegen beter weten in. Dat is wat, lezer(es), als iemands mond gedurig zegt: „Hij is dood", en als zijn geweten evenzovele malen zegt: „Hij leeft." En dan ook de discipelen nog vals betichten, én van diefstal èn van leugen. Weet wat u doet, mannen, want wie Gods knechten aanraakt, die raakt Gods oogappel aan. Maar daar trekken zij zich niets van aan, want het gèld, dat stom is, maakt recht, wat krom is. En zij kregen veel geld, veel meer dan Judas gekregen heeft. De prediking der leugen is altijd een dure prediking, zij is altijd alles te duur. Elke cent, die er voor betaald wordt, is te veel. Om de eenvoudige reden, dat alles wat zij zeggen niet waar is. Ik weet niet of die wachters erg gelukkig geweest zijn, met dat vele geld, maar dit weet ik wel, dat dat zeker geen gezegend geld is. Zelfs bij hoge tractementen hebben de verbreiders van een leugenleer toch altijd nog een armoedig bestaan gehad. Daar zit geen zegen in. En het werpt geen zegen af ook. Al lijkt dit alles anders.

Dit woord is verbreid bij de Joden tot op de huidige dag. Een verklaarder meende, dat dit zeggen wilde, dat dit bedriegelijk handelen van de overpriesters en van de wachters bekend geworden was bij de Joden. In dat geval zou gelden, dat de waarheid de leugen openbaar maakte. De bedoeling zal echter wel andersom zijn. Deze leugen zal wel verbreid zijn bij de Joden tot op deze dag. Dat betekent: tot op de dag, dat Mattheüs zijn evangelie schreef. Men moet echter wel aannemen: ook tot op deze dag, dat wij dit lezen. Nog gelooft het arme Jodendom niet in de opstanding van Christus. En daarmee derft het de kracht der opstanding, der geestelijke opstanding tot een nieuw leven. Daarmee derft het, dat het in Christus rechtvaardig voor God gesteld is. Buiten Christus is geen leven, ook niet voor enige Jood. Wij willen waarlijk geen Jodenhater zijn, beminnen ze zelfs om der vaderen wil, maar hebben de Opgestane wel zo lief, dat wij buiten Hem aan niemand, ook aan een Jood niet, de zaligheid kunnen toekennen. Beslist kunnen wij dan ook de Joden niet zien als een ander soort christenen, zeker niet als een oorspronkelijk soort christenen. Een nieuwe soort Christusloochening, anders dan die van het modernisme, zien wij in de moderne Israëlcultus. Tot op de huidige dag. De waarheid gaat haar gang wel, de waarheid van Christus' opstanding zegeviert wel, maar niet zo, dat alle ongelovigen overtuigd worden. De levende Christus zal wel zegevieren in de jongste dag, maar het ongeloof, dat over zijn geweten heen leeft, dat laat de Heere doorgaan tot zijn verderf. Hier is de zonde tegen de Heilige Geest, en dat is een onvergeeflijke zonde.

Tenslotte, lezer (es), nog één ding: vrijmoedig plaatst de bijbel deze prediking der wachters, het contra-Paasevangelie, middenin de Paasgeschiedenis. Dat kan het Evangelie lijden, dat kan de levende Christus lijden. Laat nu het getuigenis der leugen ook eens openhartig het getuigenis der waarheid opnemen. Als men dat durft! De geschiedenis der wachters, de prediking der wachters is alzo een krachtig getuigenis vóór Christus' opstanding, want ook zij vermogen niets tegen de waarheid, maar vóór de waarheid.

K.a.Z.

W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 april 1963

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

DE WACHTERS BIJ HET GRAF

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 april 1963

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's