Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

THEODICEE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

THEODICEE

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

In Romenen 9 : 14 vraagt de apostel Paulus: Wat zullen wij dan zeggen: s er onrechtvaardigheid bij God? Dat zij verre”.

verre". Is dat zo ver, vraagt iemand ons. Tenminste daar komt de vraag op neer. Echt niet geheel een vraag van een hoogmoedig verstand, doch meer van een worstelend hart.

De vraag heeft de volgende achtergrond: „Het valt mij moeilijk onder God te bukken. Niet dat het mij aan zegeningen ontbreekt, integendeel. Maar nu komen daar stukken als de val des mensen en de uitverkiezing op me af. Hoe moet ik het daar mee eens worden. Soms denk ik: laat rusten die vragen, al wat God doet is immers goed en wijs, maar later komen de vragen met vernieuwde hevigheid op mij af. Een predikant schreef: God heeft de val gewild maar niet gewerkt. Daar kan ik niet uitkomen. Waarom heeft God de val op een of andere wijze gewild? Hij had de val toch zeker kunnen voorkomen. En waarom dan verder al die ellende in de wereld als gevolg van de zondeval, waardoor alle mensen onder de vloek zijn komen te liggen? En dan niet minder de vraag: waarom worden niet alle mensen weder behouden? Het offer van Christus was toch genoeg voor wel twee werelden en meer. Waarom maakt God dan onderscheid? Sommigen worden uitverkoren ten leven, die niet beter zijn dan anderen. Sommigen gaat God met zijn genade voorbij. Ik weet heel goed, dat het zonder uitverkiezing niet kan, want dan kwam er niemand. Dagelijks moet ik klagen over mijn onwillig hart. Maar als de Heere mij gewillig kan en wil maken, had God dan alle mensen niet kunnen bekeren? Ik weet wel dat God alles doet om zijns Zelfs wil, maar soms schijnt het mij liefdeloos en onrechtvaardig toe van 's Heeren kant, hoewel ik weet, dat het zo niet is. Het is ook niet goed, dat ik zo denk, maar dat maakt nu mijn strijd uit. Hoe kom ik zover, dat ik Gods doen kan rechtvaardigen, goedkeuren en liefkrijgen? Wat zal het een groot wonder zijn, als ik ooit nog eens tot God bekeerd mag worden. Ik heb dikwijls horen zeggen, 't loopt met de mens toch zo laag af. Dat begreep ik toen niet, maar nu vind ik steeds meer gruwelen in mijn eigen hart. Ik denk wel eens: zou 'k er nu nog niet zijn? Zitten er nog meer ondeugden en boosheid in mij? Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen? En dikwijls kunnen we 't nog zo gemakkelijk uithouden zonder God. Wat zijn we dan dood en en dor en koud en gevoelloos."

Dat is dus de achtergrond met de vragen.

Hoe moeten we een vingerwijzing

geven voor de oplossing? Ze zijn in zo menig hart opgerezen. Ook heeft veler verstand ze gesteld en zich aan een poging tot oplossing gewaagd. Nu meen ik, dat het goed is eerst op te merken, dat wij met ons blote verstand hier niet ver in komen. Dan immers moeten we een rechtsregel opstellen of een begerenswaardig doel, waar aan wij God en de wereld meten. Wie is de mens, dat hij zou bepalen hoe God moet wezen en moet handelen? Het is duidelijk, dat onze brief van de gedachte uitgaat, dat God alle dingen bestuurt. Niets op aarde gaat buiten God om. Zelfs de zondeval ging niet buiten Gods voorzienigheid om. Natuurlijk drukken we ons dan zo uit, dat we zeggen, dat God de val heeft toegelaten. Maar dat kan niet betekenen, dat de zondeval alleen maar door God geweten is en alleen maar gevolg van toelating is. „Val, zonde en eeuwige straf zijn opgenomen in het besluit Gods, en in zekere zin door God gewild. Maar slechts in zekere zin en niet op dezelfde wijze als genade en zaligheid. In deze heeft God een welgevallen, maar zonde en straf zijn zijn lust, zijn vreugde niet."

Maar nu de vragen, zoals ze hierboven zijn opgeschreven. Waarom heeft God de val op één of andere wijze gewild? Ik zou niet weten, hoe men op deze vraag een gefundeerd antwoord zou kunnen geven behalve dit, dat alzo Gods welbehagen is geweest. God is God, zou ik willen zeggen. In zijn ogen was het goed, dat Hij de val toeliet. Al wat God doet is rechtvaardig, wijs en goed. Zo staat het in de Schrift en van Gods Woord gaan we uit. We zoeken geen oplossing voor onze vragen buiten de Openbaring om. Zonder de Heilige Schrift weet ik van God weinig of niets. Ik stel aan Gods Woord de vraag: s God onrechtvaardig als Hij val en zonde en straf in de wereld toelaat te komen? Daarop antwoordt Romeinen 9 : 14: Daar is geen onrechtvaardigheid bij God." En verder lezen we, dat de Heere volkomen recht heeft om met het zijne te doen, wat Hem behaagt.

Hier hoort de gedachte bij, dat de Heere ook met de zondeval zijn doel heeft. En daar God liefde is, kunnen we nooit met recht het woord liefdeloos lgten vallen. Ik kan Gods doeleinden niet uitleggen, want daarvan geldt: „Wat Ik nu doe, weet gij niet, maar gij zult het na dezen verstaan."

Daar zijn veel beschouwingen, waarin mensen trachten met menselijke maatstaven God te rechtvaardigen. Zij maken alles, wat er gebeurt, zoveel mogelijk dan, begrijpelijk, aannemelijk, zegenrijk voor de mens.

Hoe kun je het begrijpelijk maken? Ten eerste door aan God en de duivel beide bijna evenveel macht toe te kennen. Dan komen de goede dingen van God en de boze van satan. Helaas kan de goede God (nog) niet verhinderen, dat de duivel zoveel boosheid bedrijft. Eenmaal komt echter de tijd, dan wordt het kwaad ten volle overwonnen. Maar eerst heeft de ware God de macht van het boze geducht moeten ondervinden. En Hij had geen keus. Zulk een beperkte God kennen wij uit de Bijbel niet.

Maar vanwaar is dan al het kwaad en de zonde? Is het er eigenlijk mee als met licht en schaduw? Alles is niet in eens volmaakt, doch we groeien er heen. De zonde is niet zo absoluut erg. Zonde is een gemis van het goede, maar dat gemis kan vervuld worden. Dus is hier het kwaad iets, dat tijdelijk is, niet zo ernstig van aard en een gevolg van de tot op heden durende onvolkomenheid der schepping. Maar zo spreekt Gods Woord er niet van. Daar is een eeuwige straf en de zonde is absoluut ernstig en vol boze werkelijkheid. Zo is er meer, doch al deze antwoorden bevredigen niet, omdat ze God in zijn wezen aantasten of de zonde en het leed verkleinen. W^ij blijven voor de vraag staan: Waarom heeft God de val toegelaten en laat Hij nog gedurig de zonde toe? Ik zou willen antwoorden: Om wijze, rechtvaardige en goede redenen, die echter Hem alleen bekend zijn. Soms kunnen wij er wel eens wat van zien. doch dat is niet altijd het geval. Ik denk b.v. aan de geschiedenis van Jozef. God heeft toegelaten, dat de broeders hem naar Egypte verkochten en alles wat er verder met hem gebeurd is.

De Heere heeft dat alles in Zijn raad en plan opgenomen en op bepaalde wijze gewild. Maar hij liet alles aan Jozef en de broeders ten goede komen. „Gijlieden wel, gij hebt het ten kwade gedacht, maar God heeft het ten goede gedacht."

Een andere keer komt de gerechtigheid Gods naar voren, als Hij b.v. de inwoners van Kanaan overgeeft aan Israël of als de wereld ondergaat in de zondvloed, of als Israël hoe langer hoe meer in de afgodendienst opgaat. Zonde wordt vaak met hartstochtelijk verlangen naar de zonde gestraft. Daar is veel gerechtigheid in Gods wegen, die te zien is. En er is nog veel meer gerechtigheid, die wij hier op aarde niet zien. Doch niet alles is uit de deugd der gerechtigheid te verklaren. Als voorbeeld neme men het lijden van Job. Daar is het om de eer Gods, dat Job Hem niet loslaat, als hij in een moeilijke weg komt. Daar spelen zoveel redenen en oorzaaken mee in de leiding die God met de wereld en in ons leven houdt, doch voor de gelovige geldt: „Hij is mijn Rotssteen en in Hem is geen onrecht." Dat geldt voor heel de wereld: „Verre zij God van goddeloosheid en de Almachtige van onrecht."

De lezer ziet, dat ik niet probeer met menselijk verstand God te rechtvaardigen. Het gaat niet om de wereld en het gaat niet om de mens, maar het gaat God. Wat de Heere doet is goed, maar ik kan het alleen begrijpen, als de Heere het mij uitlegt in zijn Woord. Ik mag natuurlijk gerust het mijne denken. Wanneer iemand mij vraagt waarom God de zondeval heeft toegelaten, zegt mijn verstand dat de Heere een volk wilde, dat Hem vrijwillig gehoorzaamde. Daarom schiep God een mens, die kon vallen en viel. De mens was dus geen marionet. Komt hij nu in Jezus Christus tot de gehoorzaamheid dan heeft de Heere zijn doel bereikt. Het is een omweg, maar hoe moest het anders? Gods volk weet nu, wat er buiten Hem te vinden is, maar zij weten nu ook in aanvang, beter dan het buiten de val om ooit geleerd had kunnen worden, wat er in God te vinden is. Misschien zijn er nog vele andere redenen. Maar dat is het voornaamste niet. Het voornaamste is, dat ik geloof, namelijk geloof, dat de Heere niets doet zonder goede, wijze en rechtvaardige redenen. Dat ik God niet kan begrijpen, spreekt vanzelf. De Heere sprak: Gord nu als een man uw lendenen, zo zal Ik u vragen en onderricht Mij. Waar waart gij toen Ik de aarde grondde? Geef het te kennen, indien gij kloek van verstand zijt."

Wij kunnen dus van God niet weten buiten 's Heeren Woord om, maar uit dat Woord worden we net wijs genoeg. We weten al dat God rechtvaardig is en dat Hij met het zijne mag doen, wat Hem behaagt. We weten ook, dat de Heere goed is, want de boze en kwade dingen zijn door Hem niet geschapen. Neem de dood. De wijzen dezer wereld willen de dood gaarne verklaren als iets, dat bij deze wereld hoort en bij de mens. Maar de Schrift leert ons, dat het sterven voortkomt uit het rechtvaardig oordeel Gods. Wanneer er bij een ramp, een aardbeving, een vliegtuigongeluk, een cycloon, een oorlog duizenden of miljoenen mensen omkomen, is dat verschrikkelijk. Nochtans is elk sterven een bezoldiging van de zonde.

Hoe kan God het toelaten? wordt er wel eens gevraagd. Omdat de Rechtvaardige de zonde niet kan toelaten laat de Heere veel rampen toe. Maar waarom moet het door een weg van lijden heen? Omdat God dit goed vindt. De christenen kunnen het leed niet missen, want zij moeten door veel verdrukkingen ingaan en de ongelovigen kunnen het leed niet missen, want anders worden zij te weelderig. Daar is een hoop verdriet, straf, leed, dat men uit de persoonlijke zonde kan verklaren, soms bij een ander, het meest bij je zelf. Maar wij kunnen lang niet alles verklaren. Wij niet, maar God wel. „Wie zijt gij, o mens, die tegen God antwoordt".

Ja maar, is het niet om bang van te worden, dat God souverein is en doet wat Hij wil? Neen, want het is de God en Vader van onze Heere Jezus Christus.

Moeten wij nu niet rusten voor wij deze God begrijpen? Dat zullen we nooit kunnen, doch wel moeten we in Gods Woord nagaan, wat de Heere daarin van Zichzelf heeft geopenbaard en dan lees ik daarin, dat Hij geen lust heeft in de dood van de godeloze, maar in zijn leven.

Ja maar, als er dan in mijn leven eens iets gebeurt, dat ik niet dragen kan? Dan blijft de nodiging om tot de Heere Jezus te komen, openstaan. Wie verloren gaat, gaat verloren, omdat hij zich niet heeft laten nodigen. Hij heeft zijn ondergang

gewild. En als wij God niet begrijpen zijn er twee dingen. Ten eerste, dat wij Hem bewonderen in zijn wegen. , , Hoe ondoorgrondelijk zijn zijn oordelen en hoe ondoorzoekelijk zijn wegen." Ten tweede mogen wij bidden: „Leer mij Uw weg! Heere maak mij Uw wegen bekend."

We weten weliswaar, dat God woont in het ontoegankelijk licht en dat er geen doorgronding is van zijn verstand, maar de God, die in deze donkerheid woont, is geen God van willekeur, maar de God, die zich in zijn Woord heeft geopenbaard. Op dat Woord mogen we hopen en roepen: „O God, waarom staat Gij van verre, waarom verbergt Gij U in tijden van benauwdheid".

Als wij dus aan God denken, is het de God, die zich schrikkelijk vertoornt over de zonde, beide over de aangeborene en de werkelijke, maar Die zijn toorn doet neerkomen op het Lam Gods. Aan deze God geven we al onze bezwaren in handen. We zien in de wereld veel dingen, die we niet begrijpen, we zien ook vele dingen, die uit de toorn Gods en uit de schuld der mensen ontspringen. Men kan niet alles zeggen, wat men denkt over anderen of over zichzelf, maar laten we niet vergeten, dat de toorn Gods en de schuld der mensen twee machtige factoren zijn in het beleid God. Nog altijd geldt het woord van Mozes: , , Wij vergaan door Uw toorn en door Uw grimmigheid worden wij verschrikt."

De mens ligt in afval en verlorenheid te vergaan met al de welvaart van tegenwoordig. Hij maakt zijn goed op en straks vindt hij de poort van het Vaderhuis gesloten, gelijk de dwaze maagden. Maar nu nog, zolang wij in dit leven zijn en aan God denken, denken wij aan de God, die op zondaren wacht en Wiens Zoon het kruishout tot een zegeteken maakte. „O diepte des rijkdoms, beide der wijsheid en der kennisse Gods".

Maar waarom worden niet alle mensen zalig? Waarom zijn ze niet allen van eeuwigheid verkoren? Hoe zou iemand het weten? , , Heeft de pottenbakker geen macht over het leem, om uit dezelfde klomp te maken het ene vat ter ere en het andere ter onere". Maar de Heere doet geen onrecht. Want een iegelijk, die in Hem gelooft zal niet beschaamd worden. Men kan daar zeker van zijn, dat aan Gods volk eenmaal ten volle duidelijk zal zijn; dat de Heere alle dingen met recht en liefde gedaan heeft. Met liefde ook? Ja, de Heere Jezus zeide tot Jeruzalem: Uw huis worde in woest gelaten, want gij hebt niet gewild. Doch Hij weende. Verkiezing en verwerping horen organisch bijeen. God weet waarom Hij alle dingen doet. Wij gaan voort de gemeenschap met Christus in aanvang of voortgang te zoeken. Onbegrijpelijk blijft ons veel, maar door het geloof verstaan we dat God goed is en dat eenmaal recht en liefde zullen flonkeren vanuit de trocn Gods. Dan blijft voor ons alleen de lofzang over. Gods volk leert hoe langer hoe meer God kennen als barmhartig en genadig, groot van goedertierenheid, vol gerechtigheid. Hij doet veel dingen, die zij niet begrijpen kunnen. Judas valt af, Petrus blijft. Saul valt in zijn zwaard. David wordt van het zwaard des Heeren gered. Als Gods wegen zijn gerichten. Soms klagen ook de kinderen des Heeren: „Waarom, o God, verlaat Gij mij. En redt mij niet? " Maar zij vervolgen: „Nochtans zijt Gij de Heilige. En op U hebben onze vaderen betrouwd en zijn niet beschaamd.'

Wij zullen God in dit leven nooit doorgronden. Zijn troon is hoog. Maar midden in de troon is het Lam. Waarom zullen we dan nog willen verstaan, wat ons toch te hoog en te groot is? Laat het genoeg zijn te weten, dat in God geen onrecht is. En dan zegt Psalm 17: , , Ik zal Uw aangezicht in gerechtigheid aanschouwen en bij het ontwaken mij verzadigen met uw beeld."

Heb ik de vragen opgelost? Ik hoop een plek gewezen te hebben, waar ze opgelost kunnen worden. In beginsel en in wezen zijn ze aan het kruis van Golgotha opgelost.

Wat betekent het woord theodicee? Rechtvaardiging van God. In Psalm 51 lezen we: Tegen U. LI alleen heb ik gedaan, dat kwaad is in Uw ogen; (dit zeg ik) opdat Gij beleden wordt rechtvaardig te zijn in Uw spreken en rein in Uw richten. Dit is meer verklaring dan vertaling, doch wel de zin meen ik.

D.

L. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 juni 1963

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

THEODICEE

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 juni 1963

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's