Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Enkele psalmen uit de „Proeve” beproefd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Enkele psalmen uit de „Proeve” beproefd

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

PSALM 75

Korte inhoud.

De voorliggende psalm is lang niet eenvoudig om te verklaren. Voornamelijk, daar de historische achtergrond ons niet genoegzaam bekend is. Er zijn uitleggers, die deze psalm ontstaan denken in de tijd van koning Hizkia, toen Sanherib Juda was binnengevallen. De Kanttekenaars op onze Statenvertaling verklaren de psalm van Davidische oorsprong, ontstaan in de tijd dat David koning was over Juda, maar nog niet over geheel Israël. Waarschijnlijk doen we er goed aan, om met Calvijn het een of ander maar in het midden te laten. In ieder geval spreekt de psalm van een tijd van nood en verwarring. , , Het land en al zijn inwoners waren versmolten" (vs. 4). In zulke tijden komt openbaar, waaraan men geestelijk houvast heeft. De psalmdichter vertrouwt op de Here: , , Wij loven U. o God! wij loven, dat Uw Naam nabij is" (vs. 2). Vele anderen evenwel, dwazen en goddelozen, vertrouwen op hun eigen wijsheid en op eigen kracht: „Verhoogt uw hoorn niet omhoog; spreekt niet met stijven hals" (vs. 6). Ook zien zij uit naar de hulp van anderen, hetzij deze uit het Oosten dan wei uit het Westen komt. Maar zegt de psalmdichter, de Here is Rechter, Hij regeert. Wie meent in tijden van nood door eigen wijsheid en in eigen kracht, met verloochening van Hem. staande te kunnen blijven, zal door Hem vernederd worden. Hij zal de beker van Zijn toorn, tot de droesem toe moeten uitdrinken. U De psalmdichter echter zal van de Here blijven getuigen en voor de eer van Zijn naam blijven strijden (vs. 5, 10 en 11). Waarschijnlijk mogen wij bij deze psalm ons een situatie voorstellen als we die vinden in 2 Kronieken 18.

Formeel theologische a. couplet 1. opmerkingen.

Dit couplet is in de oude en nieuwe berijming woordelijk gelijk. Het geeft goed de onberijmde tekst weer. Verdere opmerkingen zijn hier overbodig.

b. couplet 2.

De eerste regel uit de oude berijming luidt aldus: „Als ik 't ambt ontvangen zal". Men heeft zich in deze geheel aangesloten bij de Statenvertaling. Gedacht wordt aan de tijd, dat David over geheel Israël koning zal zijn. Leest men vers 3 uit de onberijmde tekst, dan kan men zien, dat het woordje „ambt" daar schuin gedrukt staat. Dit duidt er al op, dat de oorspronkelijke tekst dit niet heeft. Het woord daar gebruikt, kan betekenen: verzameling of verzamelplaats; afgesproken tijdstip en vastgestelde tijden; feestdagen. Beter is dus de vertaling: bestemde tijd. Een volgende moeilijkheid is, wie hier spreekt, wie er richten zal? Vele exegeten zijn, met Calvijn, van mening, dat hier een woord van de Here zelf wordt aangehaald. Op zichzelf is dat heel goed mogelijk en zeker in overeenstemming met vers 8. onberijmd. De nieuwe berijming heeft zich aan deze gegevens aangepast: „Ja, Ik kom, Ik kies de tijd..." Ongetwijfeld is dat beter, dan wat de oude berijming heeft. Merkwaardigerwijs heeft Datheen: „Als daar komt mijn tijd bekwaam. Ik zal richten rechterlijk". Voor ons blijft het evenwel nog een open vraag, of het niet net zo goed de psalmdichter zelf kan zijn, die hier spreekt/ Het vertellen van de wonderen Gods (vs. 2. onber.) kan zakelijk hetzelfde inhouden als het (onder)richten (vs. 3, onber. )

c. couplet 3.

O.i. is dit couplet in geen van beide berijmingen erg geslaagd. Vgl. „Tot het dom en dwaas geslacht Zeid' ik: „Wees niet zinneloos", Tot de snoden: „Wees niet boos". „Zinneloos" is een woord, dat wij zo niet meer kennen, en het woordje „boos" kan niet bepaald een gelukkige tekstvulling genoemd worden. Anderzijds is het ons evenmin erg duidelijk, wat we moeten denken bij „Gij die goddeloos van zin Heft de hoorn der ijdelheid". Toegegeven dient, dat het hier moeilijk over te brengen begrippen betreft. De onzinnigen, dat zijn zij, die verward of verblind zijn. „Hoorn" is een oosters symbool voor kracht en macht.

d. couplet 4..

Het kenmerkt-de dwazen en goddelozen, dat zij geen hulp bij de Here zoeken, maar bij vreemde machten van elders. De nieuwe berijming geeft dat treffend weer. De oude berijming is niet bijzonder fraai en tamelijk vrij van de onberijmde tekst. Vgl. „Geen geval, geen zorg, geen list..." Bedoeld wordt, dat noch het toeval, noch ons zorgend bezig zijn, noch onze beraamde listen ons uiteindelijk vermag te helpen. Inderdaad is dat wel zo ongeveer de bedoeling van Psalm 75 : 7. onberijmd. Maar de weergave daarvan is toch wei tamelijk vrij en niet erg duidelijk. De

nieuwe berijming geeft daarvoor: „Of gij oost-of westwaarts ziet, Of gij zoekt in de woestijn. Alle glorie is slechts schijn". Dat is ongetwijfeld veel beter. Men vergelijke ook Datheen: ..Oost noch West, noch ook dat Noord, En maken al t'zamen niet, dat..." De bezwaren tegen het woord „oppervoogd" zijn bekend. Het is een van de woorden, en begrippen, waartegen de critiek tegen de oude berijming zich inzet. God. als de oppervoogd, die verder de schepping aan zichzelf overlaat, is een klein brokstukje theologie uit de 18e eeuw.

e. couplet 5.

Vers 9, onberijmd is niet gemakkelijk te verstaan. In Gods hand is een beker met wijn. Deze is „vol van mengeling", of „overvloedig gemengd". D.w.z. er zijn verschillende bestanddelen aan de wijn toegevoegd. waardoor deze pittiger en koppiger is. Op meerdere plaatsen in de Schrift wordt het beeld van de beker gebruikt, waar het gaat over de toorn Gods, die de goddelozen treft. Men zie Jeremia 15 : 15v.v. en Jesaja 51 : 17. Het verschil nu, tussen de oude en de nieuwe berijming, welk verschil uiteindelijk terug gaat op de oude en de nieuwe vertaling, is dat de eerste ervan spreekt, dat de vrome ook uit de beker van Gods gramschap te drinken krijgt, alleen de droesem is voor de goddeloze; terwijl de laatste alleen de goddeloze de beker van Gods toorn laat drinken, en wel tot de bodem toe. Men vergelijke: En Hij drenkt er 't mensdom uit; Doch der goddelozen mond..." (oude berijming).

O.i. is in deze het gelijk aan de nieuwe berijming. Onze psalm handelt over de beker van des Heren toorn. Deze wordt de hoogmoedige en dwaze mens voor gezet. Hij wordt hem te drinken gegeven tot kastijding en vernedering. Dat ook de vrome de beker van Gods toorn te drinken wordt gezet, zij het niet tot de droesem toe, daarvan is hier geen sprake. Is dat opzichzelf gezien allerzins mogelijk, in psalm 75 gaat het daar niet over. En voor zover wij hebben kunnen nagaan, is dat evenmin bij andere soortgelijke Schriftplaatsen het geval. Men zie de bovenaangehaalde. Bij gevolg kiezen wij voor de nieuwe berijming, zoals die te vinden is in couplet 5 en 6.

f. couplet 6 (oud), 7 (nieuw).

Er zijn geen grote verschillen tussen beide coupletten. Jammer dat de nieuwe berijming „de God Jacobs" niet vermeldt. Israëls God is die Here, die mede in Jacob op een treffende wijze getoond heeft, wie Hij was en nóg wil zijn. Vandaar, dat deze uitdrukking zo vaak in de Schrift herhaald wordt. De vromen mogen zich met Jacob verbonden weten en delen in de zegeningen van die God. Daarom weet hij zich ook geroepen, om voor de eer van de Here op te komen in woord en daad en zo de hoorn van de goddeloze neer te houwen. De nieuwe berijming gebruikt daarvoor het werkwoord: bewerken. Strekt zich de macht van een mens zo ver? Ook het slot is merkwaadig: „Al wie in Gods recht gelooft. Gaat met opgeheven hoofd."

Het is misschien wat te ver gezocht, maar hierin proeven wij de theologie, zoals Kraus die ten beste geeft in z'n commentaar op deze psalm. Deze laatste regels geven een inhoudelijke verklaring van de psalm. Daarom kunnen we er toch niet mee instemmen. Het lijkt misschien wat te ver gezocht, maar wij zouden het toch zo willen stellen: we moeten niet in Gods recht „geloven", maar er door de Heilige Geest in betrokken worden, ermee van doen krijgen. Persoonlijk en existentieel. om dit woord eens te gebruiken. Daarom gaat het juist in Psalm 75. Vandaar ook, dat onze voorkeur uitgaat naar couplet 6 van de oude berijming.

Verschillende coupletten komen in de nieuwe berijming beter tot z'n recht dan in de oude. Materieel gezien, hebben we wel een bezwaar tegen de nieuwe berijming, gelijk we dat boven hebben aangetoond.

Conclusie,

Ds. P. M. Breugem.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 september 1963

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Enkele psalmen uit de „Proeve” beproefd

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 september 1963

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's