Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nathanaël

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nathanaël

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eer u Philippus riep, daar gij onder de vijgeboom waart, zag Ik u. Johannes 1 : 49b.

Martin Niemöller heeft na een bezoek aan Nederland gezegd, dat er aan het eind van deze eeuw nergens meer staatskerken zullen zijn, en slechts resten van volkskerken. Daar ziet het inderdaad naar uit. De nieuwe kerkorde heeft niet de oplossing gebracht, die men er van verwacht heeft. Nu zie ik als een van de voornaamste oorzaken van het kerkelijk verval de wetenschap. Wetenschap is het hoogste, wat men in de kerk najaagt. En het moet in de kerk te doen zijn om geloof. Bij het begin van de Reformatie heeft Calvijn geschreven zijn Institutio religionis christianae, zijn onderwijzing in de christelijke religie. Het gaat in de kerk om de religie, om het geloof. Dat kunt u ook duidelijk zien bij de roeping van de eerste discipelen. Niet de wetenschap, maar het geloof overwint de wereld. Niet de wetenschap, maar het geloof redt de kerk. Laat ons veeleer bij die eenvoudige vissers in de leer gaan dan bij de geleerden. Daarmee zal onze kerk gesticht worden en niet vervallen, daarmee zal onze ziel-behouden worden.

Nathanaël en Filippus.

Over Nathanaël wilden wij met elkander handelen, dus over de verzen 46 tot 52. Onze tekst vormt van dit hele Schriftgedeelte de kern.

Nathanaël is een van de minder bekende discipelen. Hij is dezelfde als Bartholomeüs en hij is afkomstig uit Kana, de plaats, waar de Heere Jezus Zijn eerste wonder gedaan heeft. U vindt hem ook terug bij Jezus' verschijning na de opstanding aan de Zee van Tiberias.

Filippus is voor hem gebruikt als het middel tot zijn behoudenis. Filippus vond Nathanaël. Dat is altijd een vondst, als wij iemand ontmoeten op onze weg, die bestemd is om voor eeuwig behouden te worden. Dat is een vondst, waar geen verlies meer op volgt. Daar zijn wel eens mensen die wij zo en passant weer kwijt raken, maar zulken waar het dieper zit, in hun hart, die raken wij nooit meer kwijt. Als Filippus Nathanaël vindt, dan zegt hij: , , Wij hebben dien gevonden, van welken Mozes in de wet geschreven heeft, en de profeten, namelijk Jezus, de Zoon van Jozef van Nazareth." Filippus heeft Jezus in de Schriften herkend en hij heeft na Jezus de Schriften gekend. Dat is altijd een veilige weg om aan de hand van de Schriften te gaan. Gelukkig de mens, die met de bijbel leeft, en die met en uit de bijbel zoekt de Heere te kennen en te vinden. Dat is altijd de beste weg, de bijbel liegt niet, de bijbel misleidt niet, de bijbel stelt niet teleur. Het is ook altijd het beste de dingen maar met de bijbel te bewijzen. Wie het bijbelse bewijs niet aanneemt, die zal ook geen enkel ander bewijs aannemen. Toch is dit eerste getuigenis van Filippus nog maar zwak. Filippus wist blijkbaar nog niet, dat de Heere Jezus niet de Zoon van Jozef is en dat Hij niet uit Nazareth, maar uit Juda, uit Bethlehem is. Toch gelooft Filippus, dat de Heere Jezus de Messias is. Hij gelooft beter dan hij het weet, hij gelooft beter dan hij het spreekt. Afwijkingen zijn bij een beginnend prediker niet zo erg kwalijk te nemen. Als hun hart maar recht is met de Heere, dan komt dat allemaal wel in orde. Dat wij er maar uit leren geduld te hebben met beginnelingen.

Intussen zegt Nathanaël: Kan uit Nazareth iets goeds zijn? Nazareth was ook in religieus opzicht zo'n verachtelijk plaatsje. Nooit was daar een profeet opgestaan. Niets kon daar herinneren aan de koninklijke heerlijkheid van de Messias. En hebben niet de mensen van Nazareth de Heere Jezus getracht van de steilte af te werpen om Zijn prediking? Een ongelovig en lelijk vijandig volk was dat maar. Begrijpelijk, dat Nathanaël uit Nazareth niets goeds verwachtte. En hij kwam uit het naburige Kana, waar het heel anders was. Daar nodigde men zelfs Jezus en al de discipelen tot een bruiloft. Het was dus eigenlijk in Nathanaël te prijzen, dat hij dat Nazareth niet hoog had. Het bewees, dat het met Nathanaël godsdienstig wel wat beter gesteld was. Hij stelde zo aan de godsdienst, aan een dorp en aan een gemeente zijn eisen.

Toch moet men daar voorzichtig mee zijn. Uit Nazareth kwam ditmaal niet slechts iets goeds, maar zelfs 't allerhoogste goed. Jezus zet Zijn voeten nu eenmaal in de meest verachte plaatsen en Hij haalt ook uit de meest verachte kringen soms de Zijnen. Waar wij nooit gedacht zouden hebben Hem te vinden, daar vinden wij Hem soms juist. Het licht wordt nu eenmaal ontstoken in duistere plaatsen. Filippus heeft niets meer te bewijzen en hij zegt alleen: , , Kom en zie!"

Tegen het ongeloof helpen geen bewijzen. Hier kan men alleen maar zeggen: Kom zelf maar kijken. Tegen het ongeloof helpt alleen overtuiging. Als wij zelf vast staan en zelf vast blijven staan in het geloof, dan is dat het beste bewijs.

Nathanaël en Jezus.

Genoeg nu over Filippus. De Heere Jezus ziet Nathanaël tot Zich komen. Dat eenvoudige onderwijs van Filippus heeft dan toch geholpen. Het is niet altijd in veel woorden gelegen, als God het maar zegent. En Nathanaël komt! Hier is niet een lijdelijk afwachten, maar hier is een metterdaad komen tot Jezus. Hoe zou hij ook niet. Zijn hart drong hem. De begeerte om de Messias te zien trok hem. Dan zegt Jezus van hem: „Zie waarlijk een Israëliet, in welke geen bedrog is." Wat een getuigenis. Een Israëliet, die met zijn Israëliet-zijn geen bedrog pleegt. Die dat van harte meent. Die dat van harte zoekt te zijn. Dit is niet een Israëliet, die dit maar is met de naam. Hij is er niet één, wiens leven vloekt tegen zijn naam. Van Jacob lezen wij, dat hij een oprecht man was, wonende in tenten. Deze oprechtheid sierde ook Nathanaël: oprecht in handel en wandel, oprecht van karakter, oprecht in zijn religie. En gij kunt gerust geloven, dat het wel waar is, als de Heere Jezus dit zegt.

Het wordt van hem gezegd. Nathanaël voelt zich er niet door gestreeld. Op eenvoudige en nederige wijze vraagt hij: „Vanwaar kent Gij mij? " Het is dezelfde vraag, die eens Ruth stelde aan Boaz: , .Vanwaar kent Gij mij, daar ik een vreemde voor u ben? " Vanwaar kent Gij mij? Het is voor een ziel, tot wie de Heere spreekt, altijd een wonder te merken als

de Heere hem kent. Dat die hoge en verheven God een oog op hem slaat en hem kent. Dat kan zij dan nooit goed verwerken. Vanwaar kent Gij mij?

Eer u Filippus riep, daar gij onder de vijgeboom waart, zag Ik u. De vijgeboom heeft een groot en sterk afhangend blad, dat tot op de grond afhangt. Het was een boom als bij ons de treurwilg. En nu had Nathanaël die plaats gezocht, om wat te doen? Dat kan ik uit het verband aflezen. De Heere noemde hem met de nieuwe naam van Jacob, een echte Israëliet. Wat maakte Jacob tot Israël? De worsteling in de eenzaamheid van de nacht aan de Jabbok. Straks komt de Heere op de geschiedenis van Jacob terug voor Nathanaël. Zie ik er te veel in, als ik aan zulke Jacobsworstelingen denk? Daar is nog iets. Vandaar af zag hem Jezus. Jezus ziet altijd en alleen een mens aan van de plaats, waar iemand zondaar voor God wordt. Dan moet dus het zijn onder de vijgeboom zoiets geweest zijn. Nathanaël had een verborgen plekje gezocht, waar hij al zijn leed, al zijn verwachting, al zijn hoop, al zijn vrees, al zijn schuld voor God zocht te brengen. Doet een overtuigde zondaar dat niet altijd? Zoekt die niet altijd voor de mensen verborgen zijn gebeden en klachten uit te storten? Dat kan voor de één een vijgeboom zijn, voor de ander de binnenkamer, de ander het nachtelijk duister. De geveinsde zoekt de hoeken der straten, om van de mensen gezien te worden, de oprechte zoekt het verborgene. Vandaar kende Ik u, zegt Jezus.

Nathanaëls antwoord ontdekt de gehele zaak. Hij voelt zich niet ontdekt, hij voelt zich niet betrapt. Hij voelt, dat zijn gebed gehoord is. Dit woord is voor Nathanaël als een gebedsverhoring: , , Toen in mijn zielsellende Uw aangezicht mij kende!" Hij zegt een woord, dat veel heerlijker is, cian dat wat Filippus over Christus gezegd had. , , Rabbi!, Gij zijt de Zone Gods, Gij zijt de Koning Israëls." Dit had vóór Nathanaël nog niemand zo gezegd. Zelf verzonnen, of liever 't geloof dat in hem ontluikt, breekt zich baan. Het ware geloof heeft altijd wat origineels. Dat is altijd oorspronkelijk. Dat weet woorden te vinden, die geheel eigen zijn. Het geloof is een schepping Gods. Maar de woorden des geloofs zijn ook scheppingen. Gij zijt de Zone Gods, Gij zijt de Koning Israëls.

'k Riep tot de Heer' met luider stem; Ik smeekt' en riep vol angst tot Hem; 'k Heb voor Zijn aangezicht mijn klacht In mijn benauwdheid voortgebracht.

Als mij geen hulp of uitkomst bleek, Wanneer mijn geest in mij bezweek, En overstelpt was door ellend', Hebt Gij, o Heer', mijn pad gekend.

Ik riep tot U, ik zeid': O Heer', Gij zijt mijn toevlucht, sterkt' en eer; Gij zijt, zolang ik leef, mijn deel, Mijn God, wien ik mij aanbeveel. Nathanaël en de engelen.

, , Jezus antwoordde en zeide tot hem: Omdat Ik u gezegd heb: Ik zag u onder de vijgeboom, zo gelooft gij; gij zult grotere dingen zien dan deze." Meen niet, lezer (es), dat ik te veel gezegd heb van Nathanaëls geloof. De Heere Zelf prijst hem om zijn geloof, ijkt het en bevindt het goed, echt, betrouwbaar. Een ontdekte zondaar, die tot Christus komt, zijn gebed verhoord vindt en tot de schuldvergeving komt en de Heere zo belijdt, die heeft en oefent wel het ware geloof. Dit geloof is zo ongeveinsd, zo oprecht, dat de Heere er groot loon op stelt. Het geloven, het komen tot het geloof, dat is Hem zo aangenaam, dat is Hem zoveel waard, dat Hij het grotelijks beloont. , , Gij zult grotere dingen zien dan deze." Is het mogelijk grotere dingen zien dan Christus, de Messias? Hoort wat de Heere zegt.

Voorwaar, voorwaar zeg Ik ulieden. Nu spreekt de Heere ook tot de andere discipelen. Voorwaar, voorwaar. Amen, Amen. Het zal waar en zeker zijn. De Heere verbindt Zich onder ede, om Zijn toezeggingen gestand te doen. „Van nu aan zult gij de hemel geopend zien, en de engelen Gods opklimmende en nederdalende op de Zoon des mensen." Dit doet weer denken aan de aartsvader Jacob, maar nu in Bethel. Daar zag hij de engelen opklimmende en nederdalende en aan het opperste van de ladder de Heere Zelf. De zegen van Bethel zal ook Nathanaël ontvangen. Maar nu in de Nieuw-Testamentische versie, niet de Heere boven de engelen, maar Immanuël onderaan de ladder, bij de mensen en de engelen het contact onderhoudend tussen Christus en de hemel.

Hoe hebben de engelen de Zoon des mensen gediend bij de verzoeking in de woestijn, hoe hebben zij Hem ondersteund in Gethsémané, hoe hebben zij Zijn glorie beleend gemaakt in Jozefs hof, hoe hebben zij Hem ingehaald bij Zijn hemelvaart. En dat alles nu voor Zijn kerk, ook voor Nathanaël. Als voor een echte Israëliet zullen alle de hemelen zich openen om uit Christus door engelenbestelling al de zegen Jacobs af te gieten op zulke oprechte Israëlieten, 'k Kan heel deze engelenbediening ook samenvatten als het heil dat Christus werken zal. Ergo: Nathanaël heeft de Christus gezien!

De grotere dingen, die hij zien zal, zijn de daden en weldaden van Christus.

En nu, lezer (es): Ik kende u, daar gij onder de vijgeboom waart. Kent gij uw vijgeboom? Kent gij een verborgen plaats, waar niemands oog u zag, dan het oog van de Alwetende, dan het oog van de genadige Borg? Zo'n plekje moet gij toch ergens kennen in uw leven. Dat hoeft niet de vaste plaats van het bidden te zijn. Maar het moet een plaats zijn, waar de nood uwer ziel voor u nood werd. Dat moet de plaats zijn, waar gij zondaar voor God werd. „Waar in mijn zielsellende Uw aangezicht mij kende!" Wat is de wereld toch arm. Ze hebben voor alles een plaats in hun leven, zij hebben een plaats in hun huis, maar niet een plaats om voor God te knielen, niet een plaats om hun zonden eens hartelijk aan God te vertellen. Voor alles een plaats, maar niet om eens hartelijk te bidden om een Borg voor hun schuld.

En dan kan het zijn, dat gij denkt, dat Gods oog u daar niet ziet, dat gij meent, cfat uw weg voor de Heere verborgen is, en dat uw recht aan uw God voorbij gaat. Maar het zal niet zijn, juist daar, juist dan ziet u de Heere. Daar hoort Hij u, daar verhoort Hij u. Buiten de vijgeboom wacht u het volle heil. Als nu die plaats in de hemel bekend staat, hoezeer zal die plaats in uw 'herinnering voortleven, als een plaats, die de Heere geheiligd heeft. Zo'n plaats moge u dan zijn als de Jabbok, waar een nacht doorworsteld werd, maar de zon zal u opgaan in Christus. Ik eindig, lezer (es). De naam Nathanaël betekent: gave Gods. Zo was zijn naam, zo was zijn leven.

K.a.Z.

W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 januari 1964

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Nathanaël

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 januari 1964

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's