Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

OPDAT IK HEM KENNE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

OPDAT IK HEM KENNE

12 minuten leestijd

Opdat ik Hem kenne en de kracht Zijner opstanding en de gemeenschap Zijns lijdens, Zijn dood gelijkvormig wordende: of ik enigszins moge komen tot de wederopstanding der doden.

Filippenzen 3 : 10 en 11.

De eerste vrucht van de opstanding van onze Heere Jezus Christus is de rechtvaardigmaking, waar Hij toch naar het woord van de apostel is gestorven om onze zonden, opgewekt tot onze rechtvaardigmaking. Het is een grote genade als iemand eens in zijn leven wordt gerechtvaardigd. wordt wedergeboren, maar meen nu niet dat met die eenmalige verandering op dat bepaalde punt des tijds al het heil voor heel uw leven is uitgeput. Zijn genade is er één voor heel het leven, waar gij al de dag uit putten moet en uit leven kunt. Zo is ook de opstanding niet alleen een oorzaak tot rechtvaardigmaking, maar ook tot heiligmaking. Hij toch is krachtiglijk bewezen te zijn de Zoon van God, naar de Geest der heiligmaking, uit de opstanding der doden, zoals Rom. 1 : 4 dat zegt. Van die heiligmaking als vrucht van 's Heeren verrijzenis willen wij horen uit onze tekst.

Een worsteling om Hem te kennen.

Let er wel op, dat onze tekst geplaatst is in het midden in de worsteling van Paulus' leven. „Hetgeen mij gewin was, dat heb ik om Christus' wil schade geacht. Ja, ik acht ook alle dingen schade te zijn, om de uitnemendheid der kennis van Christus Jezus, mijn Heere." Dit woord gaat aan onze tekst vooraf. En op de tekst volgt dat beroemde woord: „Niet dat ik het airede gekregen heb, of airede volmaakt ben; maar ik jaag er naar, of ik het ook grijpen mocht, waartoe ik van Christus Jezus ook gegrepen ben. Eén ding doe ik, vergetende hetgeen achter is, en strekkende mij tot hetgeen voor is, jaag ik naar het wit, tot de prijs der roeping Gods, die van boven is, in Christus Jezus."

En in die worsteling zegt Paulus: „Opdat ik Hem kenne." Hier is dus niet iemand aan het woord, die voor het eerst ontdekt aan zijn zonde en schuld, een kreet slaakt om een Borg voor zijn ziel, een Verzoener voor zijn schuld. Dit is al jaren geleden geschied in Daniascus. Paulus is nu een man geworden van een zestig jaren. Na een leven van zelfopoffering is hij nu een gevangene te Rome en het eind van zijn loopbaan niet heel ver meer. En deze man, die Christus heeft leren kennen, worstelt nu om Hem meer te leren kennen. Hij voelt, dat dat beeld van Christus meer en meer, dieper en dieper in hem gedrukt moet worden, omdat hij in dit leven nooit volleerd is. Het gaat er de apostel om, Hem te kennen in al Zijns heilsweldaden, waarmee hij in het geloof werkzaam wordt. Zo wil hij Hem kennen in de kracht Zijner opstanding. Op de opstandingsmorgen was voor Jezus uit de baarmoeder des dageraads de dauw Zijner jeugd. Toen heeft Christus in Zijn opstanding de dood geketend in Zijn graf, de satan verpletterd aan Zijn voet en al de zonden der Zijnen gebonden en verzoend.

Paulus weet dus, dat in de opstanding van Christus in enen de hele kerk rechtvaardig voor God gesteld is. Paulus weet het, dat de Heere de levendmakende Geest verworven heeft, om allen, die Hij gekocht heeft, de gave der wedergeboorte te geven. En Paulus weet ook, dat de tijdelijke en de eeuwige dood verslonden is tot overwinning. Paulus weet dat heel goed, maar waar hij mee worstelt, dat is met de zegen der heiligmaking, want die moet óók liggen in de opstanding. Paulus wil er het dagelijkse nut voor zijn leven van alle dag uit trekken. Het is toch niet zo, dat wat de Heere Jezus daar eenmaal deed in Jozefs hof, daar nu lag als een renteloos kapitaal. En het is ook niet zo, dat wat Jezus deed in Paulus leven er nu eenmaal lag als een renteloos kapitaal. Neen, wat Christus deed, dat moet doorwerken in zijn leven. Paulus vermoedt, daar is in deze mijn weg nog meer genade en daar graaft hij naar. Paulus vermoedt, daar is nog meer in deze bron des heils, en daar tracht hij uit te putten.

Opdat ik Hem kenne en de kracht Zijner opstanding. Ik jaag er naar of ik het ook grijpen mocht, waartoe ik van Christus ook gegrepen ben. Lezer (es), als hier een vol'; is, dat Christus heeft leren kennen, dan komt u 's zondags niet in de kerk om altijd maar over het hoofd gestreken te worden met een: „U hebt het, u hebt het." Dan komt u niet in de kerk om naar preken te luisteren, die u op allerlei wijs de schoonheid uitstallen van wat gij reeds bezit. Maar dan moet u mee met de prediker worstelen om meer genade te verkrijgen. Het moet bij u zijn: „Ik jaag er naar." Hoeveel te meer dan zij, die er helemaal nog vreemd van zijn. Er is zoveel in Christus, dat gij de reeks dier schatten, kunt tellen noch bevatten. Er is veel in Hem voor jong en oud, van zondag tot zondag wat nieuws.

Een worsteling om gemeenschap aan Zijn lijden.

En de gemeenschap Zijns lijdens, Zijn dood gelijkvormig wordende. Het valt op, dat de apostel een andere volgorde kiest dan bij Christus Zelf. Bij Christus was het: lijden - sterven - opstanding. Bij Zijn volk is het: opstanding - lijden - sterven.

Als men door de kracht van Christus' opstanding mag opstaan tot een nieuw leven, dan brengt dat nieuwe leven gemeenschap aan Zijn lijden, Dan zal men de smaadheid van Christus moeten gaan dragen, want een dienstknecht is niet meer dan zijn Meester. Het is aan het groene hout geschied, zal het dan aan het dorre niet geschieden? „Indien gij van de wereld waart, zo zou de wereld het hare liefhebben, maar nu zijt gij niet van de wereld, daarom haat u de wereld." Hoe is dit het deel geweest van de apostel. Voor zijn bekering was hij bemind en geacht bij de Farizeeën, maar daarna is vervolging en smaad zijn deel geweest. En dat is nu het deel van al het ware geloof. Hier is het een man of vrouw, daar is het een collega, daar is het een mede-kerkgenoot, die u niet mag om dat ene. En nu is het een worsteling om die gemeenschap des lijdens te aanvaarden: om nu alle dingen, ook de toejuiching der mensen en de goedkeuring der mensen, schade en drek te achten om Christus te gewinnen. Om

gemeenschap te hebben met Zijn lijden, dat is niet eenvoudig.

Veel liever kiezen wij de weg van de minste weerstand. Veel liever kiezen wij de weg van Petrus: ons warmen aan het vuur, alleen dan een beetje Hem verloochenen. Het is maar alleen voor een paar dienstmaagden, dat wij zeggen, dat wij Hem niet kennen, dat wij bij die erge volgelingen niet horen. En dan kijken die donkere ogen van een lijdende Verlosser ons aan: Ook gij? De gemeenschap Zijns lijdens.

Lezer (es), het is voor Paulus even moeilijk geweest als voor Petrus. En het is voor u en mij even moeilijk als voor hen. Begrijpt gij nu dat het een steeds weerkerende worsteling zal kosten om dat lijden te aanvaarden? Verstaat gij het: , , Ik jaag ernaar of ik het ook grijpen mocht, waartoe ik van Christus gegrepen ben"? Dit is echter nog maar buiten uw hart en leven.

Daar is één ding moeilijker: Zijn dood gelijkvormig te worden. Jezus Christus is der zonde gestorven, Hij zonder zonden. Zullen wij dan niet der zonden moeten sterven? Zie, lezer (es), een geloof waarbij wij precies dezelfden kunnen blijven, waarbij wij alles mogen doen waar wij zin in hebben, waarbij wij geen enkele zonde behoeven na te laten, dat wil er bij ons wel in. Maar is dat een waar geloof? Durft u het daarmee te wagen voor de eeuwigheid? Zegt niet de Schrift daarover, dat een geloof zonder de werken dood is? En nu zegt Paulus, die ook zo zijn zonden had, net als u en ik, zijn doorn in het vlees, zijn engel des satans, die hem met vuisten sloeg, dat hij ernaar jaagde, om Zijn dood gelijkvormig te worden. De zonde moét nog uit zijn leven, ze moet niet alleen weg, ze moet dood, met wortel en tak uitgeroeid.

Lezer (es). En nu staan wij in deze strijd niet alleen. Gode zij dank neen. Jezus is voorgegaan en de kracht Zijner opstanding werkt nog in al Zijn leden. Als u die strijd hebt, dan kunt u op Hem rekenen. Als hier een jongen is of een meisje, die die worsteling kent tegen de zonde, dan mag ik u zeer bemoedigen. Hij is met u. Hij heeft de zonde meegetrokken in het graf, opdat u ze moogt duwen in het graf. 't Kost wel worsteling, maar wij zijn in Hem meer dan overwinnaars, zodat gij zingen moogt van zegepraal:

De Heer' is mij tot hulp en sterkte; Hij is mijn lied, mijn psalmgezang; Hij was het, die mijn heil bewerkte, Dies loof ik Hem mijn leven lang.

Men hoort der vromen tent weergalmen Van hulp en heil, ons aangebracht; Daar zingt men blij met dankb're psalmen: Gods rechterhand doet grote kracht.

Een worsteling om de opstanding der doden.

, , Of ik enigszins moge komen tot de wederopstanding der doden." Paulus' worsteling krijgt hier een ver en wijd perspectief. Wellicht denkt iemand: , , Is het leven van een christen dan niet anders dan één gestadige worsteling? Is er dan niet de blijdschap des geloofs? Is er dan niet de roem der verlossing? " Lezer (es), u hebt gelijk, ze zijn er beide. Gods weg loopt over de hoogten van lof en door de diepten van ellende. Was de weg enkel door de diepte, ze zou een effen weg zijn en was de weg enkel over de hoogte, ze zou evenzeer vlak zijn. En toch zeggen wij, dat het leven van een christen een worsteling is, ook als het over de hoogte gaat. Wij krijgen na strijd overwinning en na het kruis de kroon. Zelfs het gaan op de hoogte brengt zijn eigen worsteling. Bent u wel eens in een bergland geweest? Dan weet u hoe het komen op een hoogte en het gaan van een hoogte hun eigen moeilijkheden met zich brengen.

Maar, zoals gezegd, krijgt Paulus hier een ver en wijd perspectief. , , Of ik enigszins moge komen", dat drukt niet een zekere twijfel bij de apostel uit, zo zegt Calvijn, maar een zwarigheid die tot inspanning aanspoort. Paulus weet wel, dat er voor alle mensen een opstanding deidoden is. In het graf blijft niemand. Maar om tot de opstanding tot zaligheid te komen, dat kost geloof en geloofsworsteling. Daarnaar strekt de apostel zich 0111 tot dat wit, tot de prijs der roeping Gods, die van boven is in Christus Jezus, te komen.

Paulus is zeker van deze zijn toekomst, hij weet zeker dat eenmaal zijn vlees zal rusten in hope, hij weec zeker dat zijn lichaam eens zal opstaan in de dag van zijn zalige opstanding. Met groot verlangen, met groot heimwee ziet hij daarnaar uit. Dat zal toch een dag zijn, als het hele werk van de Heere Jezus voltooid zal zijn. Dat zal toch een dag zijn, als het geloof over zal gaan in aanschouwen en als zichtbaar al Gods gekenden ook naar het lichaam aan het volmaakt heerlijk lichaam van Christus gelijk zullen zijn, zonder gebrek, zonder vlek. zonder rimpel. O zalige toekomst, ik jaag ernaar of ik het ook grijpen mocht, waartoe ik van Christus ook gegrepen ben of ik enigszins moge komen tot de wederopstanding des vleses.

Lezer (es), is dit ook uw worsteling? Eén ding is niet te begrijpen, dat n.1. zovele mensen er naar jagen en worstelen om de zonde te doen, dat ze jagen naar de dood, dat ze al hun best doen om verloren te gaan. Daar zijn toch betere dingen om naar te staan. Waarom zult ge toch uw verderf zoeken en waarom niet wat u eeuwig en tijdelijk gelukkig kan maken? 't Valt u zomaar niet in de schoot, het kost al uw krachten, 't kost zelfs uw leven, omdat het Hem zoveel gekost heeft, omdat het Hem alles gekost heeft. Ach, als ge alles wat het van u vraagt eens vergelijkt met Zijn offer, wat zinkt dan al het uwe in het niet. Dan krijgt ge het waarlijk maar uit genade. Het is er zo mee, dat ge werken moet alsof er geen genade was en dat ge uit genade moet zalig worden, alsof er geen werken waren.

'k Denk ook aan onze jonge mensen. Een jongen, een meisje doet graag wat en zij doen graag wat, dat de moeite waard is, dat krachtsinspanning kost. Welnu, hier kunt ge terecht. Wilt ge Jezus leren kennen? Wilt ge weten de kracht van Zijn opstanding? Wilt ge zalig worden? Hier is het, hier is het. Zet u maar in tot deze wedloop des geloofs. Het kost u veel, maar het gewint u alles. Het kost u precies uw leven, maar het geeft u meer dan het leven, het geeft u een eeuwige zaligheid.

Tenslotte, volk van God. Dit is de wil Gods over u, uw heiligmaking. Juist in de heiligmaking ligt de grootste openbaring van Christus. Dan leert ge Hem het meest kennen. Let er maar op, dat wat u het meest van Hem afhoudt, wat u het meest terughoudt van het Hem te kennen, de zonde is en de w r ereld en de liefde tot u-zelf. Span u dan in en strek u dan tot een strijd ten bloede toe. En gij zult vinden in' dit leven veel vrede in Hem en na dit leven de wederopstanding des vleses.

K.a.Z.

W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 maart 1964

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

OPDAT IK HEM KENNE

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 maart 1964

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's