Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HOUD IN GEDACHTENIS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOUD IN GEDACHTENIS

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Houd in gedachtenis, dat Jezus Christus uit de doden is opgewekt, welke is uit den zade Da~ vids, naar mijn Evangelie. 2 Tim. 2 : 8.

Paulus heeft een brief geschreven aan Timotheüs, die hij op een zendingsreis heeft leren kennen, een zoon van een Godvruchtige moeder, kleinzoon van een Godvruchtige grootmoeder. Hij was van jongsaf in de Schriften onderwezen. Toch is genade geen erfgoed, want van deze Timotheüs zegt Paulus, dat hij hem geteeld heeft door zijn Evangelie. Timotheüs had dus de genade niet van zijn kindsheid af. Wel heeft hij die genade jong gekregen onder de prediking van de apostel. Het Woord Gods is nu eenmaal het zaad der wedergeboorte. De apostel noemt hem zijn zoon. Nadat reeds lange tijd hun wegen uiteengegaan waren, is toch de band gebleven. De band des Evangelies is een sterke band. In de strijd der kerk, in de moeiten die de weg der zaligheid met zich brengt, wilde de apostel hem nog gaarne bemoedigen als een jonge discipel. En dan doet de apostel dat met... niet minder dan het Paasevangelie.

De opstanding en haar gedachtenis.

De opstanding, anders gezegd de opwekking van de Heere Jezus, neemt in de prediking van de apostel Paulus een zeer grote plaats in, groter dan de geboorte van Christus. Niet dat daarmee gezegd is, dat de apostel dat niet wil prediken, minder nog dat hij aan de wonderlijke geboorte van Christus niet zou willen geloven. Met dit sluitstuk van het heil, begrijpt de apostel tegelijk al het vorige. Voor de opstanding uit de doden in dit Zijn vlees is trouwens niet meer en niet minder geloof nodig dan voor de maagdelijke geboorte. Dit heeft de apostel gepredikt en hij is er om verguisd, hij geraakte er door in banden. Maar terwijl de apostel zelf in banden is, zegt hij ironisch: Doch het Woord Gods is niet gebonden. De prediking, die hij gebracht heeft van de Opgestane, is dan toch maar doorgegaan en dat Woord heeft men nooit in boeien kunnen sluiten.

De uitdrukking: naar mijn Evangelie, wordt wel opgevat zo, dat de apostel hier meer op het oog had het evangelie, dat doorgaans aan Lucas wordt toegeschreven. Wat de tijd betreft, waarin de brief aan Timotheüs geschreven is, kan dat. Deze toch is later geschreven dan het Evangelie van Lucas. Verder is Lucas de metgezel en hulp van Paulus geweest. Dat de apostel bij het naarstig onderzoek van de Evangelist zeker de behulpzame hand kan hebben gehad, waar hij zo nauw met de discipelen omgang gehad heeft, zodat hij al de verhalen van de opstanding uit de eerste hand heeft ontvangen, dat is goed denkbaar. Waar echter stijl en taal van het Evangelie en de Handelingen eigen en anders zijn dan die van Paulus' brieven, daar menen wij het Evangelie maar rustig op Lucas' naam te moeten laten staan. „Naar mijn Evangelie", dat zal dan v/el betekenen dat Evangelie, wat Paulus gepredikt heeft en waarvan hij in de brieven zo overvloedig getuigenis gegeven' heeft. Dat ongelooflijke, dat Christus uit de doden is opgestaan, dat heeft hij trouw verkondigd, in weerwil van ongelovige ogen, in weerwil van ongelovige woorden van de mensen, in weerwil zelfs van vijandige houding tot gevangenzetting toe.

Een heerlijke gedachte is ook de continuïteit van deze Paasprediking. Paulus mocht dan in de gevangenis raken, oud worden en wegvallen, er stond dan toch maar weer een jonger geslacht gereed, dat dit ongelooflijke feit van de opstanding van Jezus uit de doden wel geloofde en dat ook bereid was, spot en vijandschap ten spijt, dit verder te prediken. Paulus bindt het zijn jeugdige opvolger op het hart: „Houd in gedachtenis, dat Jezus Christus uit de doden opgewekt is, naar mijn evangelie." Het gevaar bij een mens die gelooft, ook zelfs bij een prediker met genade, is toch niet uitgesloten, dat de moeite en de verdrukking van het Evangelie brengen zou tot een afzwakking van het Evangelie. Wat is het gevaar van ogendienst voor de Evangeliedienaar altijd voor de deur. Wij willen zo graag een prediking brengen, waar de mensen het mee eens zijn, graag ook nog geprezen zijn. Wij willen graag de dingen van Christus' opwekking aannemelijk maken. Wij mogen dit echter niet, maar hebben het wonder van de opstanding het wonder te laten. Het enige wat wij te prediken hebben is: „Hij is opgestaan!"

Houd in gedachtenis. Paulus schrijft dit aan zijn leerling. Wat een zegen, dat er ook altijd jonge en ontwikkelde jonge mensen zijn, die datzelfde geloof aanhangen. Dat wekt de Heilige Geest, die de harten van jongeren evenzeer bearbeidt als die van ouderen. Zelfs wekt Hij dat geloof in de regel reeds in de jongere jaren. Paulus zelf was ook nog een jongeling, toen de Heilige Geest dat deed. Timotheüs ontving dat geloof ook in zijn jeugd. Al is dat geloof dan nog niet zo volwassen, voldragen is het wel. En dat geloof richt zich op alle heilsfeiten en vindt zijn voleinding in de opstanding van Christus. Het Evangelie der opstanding is niet gebonden, maar het bindt zichzelf wel aan de harten van jonge mensen. Wie jong leert geloven, die leert vast geloven. En wie het jong niet leert, beloopt de kans het in zijn ouderdom niet te leren. En wie het jong niet leert, maar wel in zijn latere jaren, wordt toch in de regel niet zo'n geoefende christen.

Toch blijft nodig het apostolisch vermaan: Houd in gedachtenis, dat Jezus Christus uit de doden is opgewekt, naar mijn evangelie. Die het u verkondigd hebben, hebben dat gedaan niet als uit hun .mening, niet als uit hun overtuiging, maar als uit hun geloof. Zij hebben het zelf geloofd, zij hebben de kracht van die opstanding ervaren. Zekerder dan enig ding was voor uw voorgangers dat de Heere Jezus in dit vlees en in dit bloed is opgestaan. Gelooft het en houdt het in gedachtenis. Denkt er veel aan, in de Paastijd, in de andere tijden des jaars, in uw leven en in uw sterven. De gedachtenis aan Christus' opstanding werpt allerlei nut af. Zij geeft u de geestelijke opstanding uit

de zonde en uit de geestelijke dood, door het Evangelie, door het gestadige prediken er over. Zij geeft u het aandeel aan de levende Christus. Zij geeft u deel aan Zijn vredegroet, aan Zijn voorbidding, aan het bestuur, dat Hij als de Levensvorst aan Zijn gemeente geeft, aan het bewind, dat Hij vanuit de hemel aan deze aarde geeft. Zij geeft u deel in de zalige opstanding ten jongsten dage, waarin dan dit uw vlees zal opstaan uit de doden, aan het volmaakt en heerlijk lichaam gelijk.

Houdt dit in uw gedachtenis door getrouwe kerkgang, naar mijn Evangelie. Zoekt daar te zijn, waar het geloof wordt gepredikt, niet daar waar dit geloof niet wordt gepredikt, of waar het kreupel of verminkt wordt gepredikt. En weest daar trouw in, opdat gij in dat geloof geoefend en gefundeerd wordt. Neemt van dat kerkgaan nooit vakantie, ook niet de halve zondagsvakantie. Weest daar trouw in in voorspoed, in tegenspoed, in gezonde en gebrekkige dagen. Weest daar trouw in in dagen van kerkelijke bloei en ook in dagen van kerkelijke nedergang.

Houdt dit in gedachtenis door een naarstig lezen en bespreken van het Woord Gods. Zoekt daar Christus de Levensvorst, zoekt daar Christus de Levende en zoekt daar het leven van uw ziel in Christus. Dit doende zult gij niet alleen bij uzelf de gedachtenis bewaren aan Zijn opstanding, maar ook bij elkander het geloof en de gedachtenis levend houden en zo elkander opscherpen in de liefde. Christus de Levende is toch daar, waar het Woord Gods levendig onderzocht wordt.

Houdt in gedachtenis door een getrouw en innig gebedsleven. Getrouw, zodat gij een vaste plaats hebt, waar bij het contact zoekt met Hem. Getrouw, zodat gij vaste tijden hebt, waarin gij Zijn aangezicht zoekt. Doet dat innig, zodat het hart in dat bidden spreekt, hoedt u voor alle afleiding van zinnen, van alle zonde, die uw gebed verhindert, inzonderheid de zonde tegen het zevende gebod, naar het huwelijksformulier. Houdt Zijn opstanding in gedachtenis, door graag en veel van Hem te zingen in uw huiselijke kring, in uw huiselijke godsdienstoefening en in uw kerkelijke godsdienstoefening, gelijk wij heden doen uit Psalm 30 : 3:

Psalmzingt, Gods gunstgenoten, geeft, Geeft lof den Heer', die eeuwig leeft; Zijn vlekkeloze heiligheid Zij ter gedachtenis verbreid.

Een ogenblik moog' ons doen beven. Zijn gunst verduurt een eeuwig leven.

De opstanding en de zade Davids.

Meestal wordt wel bij de geboorte van de Heere Jezus het verband gezien met Davids geslacht, maar niet bij de opstanding uit de doden. En wij zingen dan: , , Davids Zoon, lang verwacht." Paulus legt echter ook verband tussen de opstanding en het zaad Davids. Dit moet zijn bedoeling geweest zijn. Voor het huis Davids was toegezegd een eeuwig koninkrijk. En in deze Davids Zoon was bij Zijn geboorte voorzegd: „Deze zal groot zijn en de Zoon des Allerhoogsten genaamd worden en God de Heere zal Hem de troon van Zijn vader David geven. En Hij zal over het huis Jacobs Koning zijn in der eeuwigheid en Zijns Koninkrijks zal geen einde zijn."

In het algemeen is in Jozefs hof en in de veertig dagen weinig te merken van Christus' Koningschap. Veel meer was dit het geval in de lijdensweek. Eerst de intocht in Jeruzalem, waar klederen gespreid werden op de weg, waar Hij reed op het jong van een ezelin, waar palmtakken gezwaaid werden en waar blijde gezongen werd: „Hosiannah!" Toen, zij het in smaad, de soldatenmantel, de kroon en de rietstok en daarna het opschrift op het kruis. Maar na de opstanding, neen, geen koninklijke heerlijkheid. Paulus zegt: „De Opgestane is uit de zade Davids." Dit toch is de aard geweest van Davids koningschap, dat hij als eerste na Adam het theocratisch koningschap heeft bekleed en zijn koningschap eindigt met Psalm 72, waarin bezongen wordt de koning des vredes, waarin alles door de vrede zal bloeien, waar de bergen de volken vrede zullen dragen, waar alle koningen zich voor Hem neder zullen buigen en alle heidenen Hem zullen dienen, waar Zijn naam tot in eeuwigheid zal zijn. En geloofd zij de Naam Zijner heerlijkheid en de ganse aarde worde met Zijn heerlijkheid vervuld. Amen, ja Amen.

Dit nu alles is op Pasen vervuld. De Opgestane, Die door Zijn kruis en dood vrede gemaakt heeft, is nu de Vredevorst. De wachters zijn gevlucht en niet teruggekomen. Zij hielden zich tevreden met hun soldij. De o verpriesters kwamen niet terug, zij vinden hun ledig Pascha. En in en om de hof ruist het alles van een paradijselijke vrede. De laatste vijand, de dood, is teniet gedaan. En de grote Davidszoon is inderdaad de Koning des vredes over de onderdanen, over de kinderen des vredes.

Ziet dan hier, allen die God vreest, uw Koning, een Koning in het Paradijs, waar de satan en de zonde hun vang ontnomen is. Breekt dan vrijelijk met de zonde en dient Hem in vrede. Legt dan vrijelijk af het juk der zonde, het juk van satan, geeft hem vrijelijk de scheidbrief en hij zal van u vlieden. Neemt vrijelijk dienst bij de eeuwig levende Levensvorst, Hij heeft geen enkel wapen in de hand, Hij doet u geen enkel ongelijk, Hij heeft alleen maar zegenende handen, let wel: doorboorde handen, die alleen maar zegenen op grond van verzoening. En Hij geeft allerlei vrede. Vrede met God, vrede in uw consciëntie, vrede met uw weg, vrede in kruis en druk, vrede in uw sterven. Hij geeft vrede in de opstanding als uw lichaam, dit uw vlees en dit uw bloed, heerlijk zal verrijzen uit het graf. Hij geeft u vrede in de dag des oordeels als uw vrijspraak openlijk afgekondigd zal worden voor de oren van al de duivelen, van de mensen, van de engelen en voor Gods aangezicht. Hij is uit de zade Davids de Koning des vredes, die al Zijn levendgemaakte kinderen tot kinderen des vredes maakt.

Zij verspreiden een reuke des levens ten leven van zich. Waar de kinderen der opstanding maar verschijnen, daar ontwaakt het leven naar hun evangelie, dat zij in gedachtenis hielden. Daar worden door dat Evangelie de opstandingsmensen tot het leven gewekt. Het woord uit het Hooglied is zo heerlijk waar: „Zij brengen altesamen tweelingen voort." Niet alleen om hun woord, maar ook om hun wandel gaat zoveel uit, dat anderen daardoor voor Christus gewonnen worden en zij zelf uit deze vruchten des levens van hun geloof verzekerd worden. Kinderen des vredes, die niet vooral twist maken in de kerk en in de maatschappij en in de families, maar die naar het volle getuigenis der opstanding, naar het volle Woord als met hun enige wapen staan. De vijandschap komt altijd van de andere kant, komt altijd van de zijde van het ongeloof. De kinderen des vredes brengen, waar zij ook komen, allerlei vrede en zegen in hun huis, in hun stad, in hun kerk. Dat komt, omdat zij iets in zich hebben van de Levensvorst, die is uit de zade Davids. Dit is een kerk, dit is een koninkrijk, dat geen einde hebben zal. Gij geeft dan uw hand aan een winnende en blijvende zaak.

K.a.Z.

W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 april 1964

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

HOUD IN GEDACHTENIS

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 april 1964

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's