Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een toeleidende weg, wat is dat?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een toeleidende weg, wat is dat?

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vandaag knopen we ons betoog vast aan een zinnetje uit de brief, die we voor veertien dagen tot uitgangspunt namen: „Ik hoor spreken over een toeleidende weg, maar wat dit is begrijp ik niet zo goed."

Het is ook niet zo gemakkelijk te begrijpen, zou ik willen zeggen, met het natuurlijk verstand. Want wat begrijpt een onbekeerd mens van de angst en de druk, van de leegheid en de benauwdheid van een zondaar, die in de stad Verderf woont en tot de ontdekking gekomen is, dat hij daar omkomen moet. Sommigen zeggen, dat er geen bekommerde Kerk bestaat.

Nu wil ik niet staan op dat woordje „Kerk". Als men daar alleen onder verstaat de mannen én vrouwen, die gewassen zijn in het bloed des Lams en geheiligd door zijn Geest, behoren de ellendigen, die het zo benauwd hebben onder hun schuld en onder hun onuitsprekelijke ledigheid niet tot de Kerk. Maar bekommerde zondaren bestaan er wel, en zij vormen zelfs een bekommerd volk, want zij vertonen een eenheid van taal en van leven en van begeren en van Geest, zodat zij een gemeenschap vormen. En al zou

dan iemand niet willen spreken van een bekommerde Kerk, dan zal hij daar onmiddellijk op laten volgen, dat er een bekommerd volk over de aarde wandelt en letterlijk wel eens over de aarde kruipt, omdat ze geen raad weten vanwege de eeuwigheid en vanwege de grote Rechter voor wie zij moeten verschijnen. Misschien mag ik het niet zeggen, doch voor de verheldering van de zaak kan het toch geen kwaad, als ik de vraag stel, hoe het mogelijk is, dat iemand de benauwdheid, de nood, de angst, de vrees, het onuitsprekelijk schuldig zijn kent en dan toch zegt: en bekommerd volk bestaat er niet en wat een toeleidende weg is, begrijp ik niet. Want dat iemand in nood en angst geraakt vanwege Gods gerechtigheid is al mee een der eerste dingen van de toeleidende weg. Ik wil dit niet als een absolute norm stellen, versta mij goed. Maar het behoort wel tot de gewone gang van zaken. Kohlbrugge zegt dan ook: Het eerste wat de Heere in de bekering werkt, is een verschrikkelijke leegte in het binnenste, een levendig gevoel van het gemis van Hem, die alleen het hoogste goed en het geluk van de mens is. Dit gaat gepaard met een levendig inzicht van zonde en schuld en een diep gevoel van Gods toorn en gramschap over de zonde en van de verdiende straf. Het tweede wat de Heere geeft is het gebed om genade; ten bewijze strekke de 51ste Psalm en wat de Heere van Paulus zei: Zie, hij bidt" (Handel. 9 : 11). De vrucht, die de Heere uit zulk een gebed laat voortkomen, is, dat de mens gelovig bekommerd is om de zaligheid van zijn ziel, met een waarachtige droefheid naar God."

Voor mij is het niet de vraag of er een bekommerd volk in een toeleidende weg is. Dat staat voor mij vast. Wel is voor mij de vraag hoe wij dat bekommerde volk op die toeleidende weg moeten waarderen. Zijn ze behouden of zijn ze nog verloren? Staan ze binnen de muren van de Vrijstad of lopen zij er nog buiten? Eigenlijk is dit voor mij ook geen vraag, want het lijkt mij volkomen duidelijk, dat zij nog buiten staan, als ik ze beoordeel naar hun staat. Natuurlijk valt er niet aan te twijfelen, dat de uitverkorenen in het voornemen Gods binnen de Vrijstad zijn, maar ik ben van oordeel, dat de preek niet Gods verborgen Raad moet trachten uit te leggen, doch Gods geopenbaarde Woord.

Welk verschil maakt dit? Neem als voorbeeld een man, die nooddruftig is en zeer ellendig, arm en behoeftig. Wanneer nu een prediker de Raad Gods tracht uit te leggen, zegt hij mogelijk: U bent nooddruftig en arm, u gevoelt dat, u zucht daaronder, u lijdt daaronder. Dat hebt u niet van uzelf, dat heeft God gewerkt. De Heere geeft aan de niet-uitverkorenen niets, dus bent u een uitverkorene. U hebt er de kenmerken van. Al de uitverkorenen worden zalig. Verheugt u in uw uitverkiezing en zie daarvan nog meer verzekerd te worden.

Voor alle duidelijkheid wil ik eerst wel zeggen, dat deze prediker niet de reformatorische kenmerken der uitverkiezing naar voren brengt. Ik zou hem dus daarom al niet kunnen volgen. Wat zijn de reformatorische merken dan? Die kunt u vinden in Hfdst. 1 art. 12 van de Dordtse Leerregels. Daar worden deze twee kenmerken eerst genoemd: et waar geloof in Christus en de kinderlijke vreze Gods. Daarmee valt alles weg, als kenmerk der verkiezing Gods, wat onder slaafse vrees gerekend moet worden en wat aan het waar geloof in Christus voorafgaat. Nood, ellende, angst, tranen, gevoel van armoede, gemis van God en alle dergelijke dingen kunnen weer overgaan. Dat kunnen allemaal vruchten zijn van de algemene werkingen van Gods Geest. Maar het waar geloof in Christus kan niet meer overgaan. Wie door de Heiland is vastgegrepen, ligt voor eeuwig veilig in zijn handen (Joh. 10 : 28). Daarom is het een zeer grote fout als een prediker gaat vragen of zijn hoorders wel eens dit hebben gevoeld of zo hebben geweend of daar naar hebben verlangd om hen dan te troosten met de gedachte, dat God niet laat varen, wat zijn hand begon. Maar deze gedachte mag wel op de gelovige worden toegepast.

Dit was een tussenopmerking. Ik heb willen laten zien, dat het niet goed is, als het doel van de prediking te beschouwen, dat we de Raad Gods uitleggen. Hoe spreekt dan de man, die het Woord Gods uitlegt, tot de nooddruftige? Deze wijst hem op de beloften voor ellendigen en nooddruftigen en op zekerheid van Gods Woord. Hij zegt hem echter niet, dat hij het heeft, maar wijst hem er op, dat hij alles krijgen kan, als God zijn belofte vervult. Hij wijst hem dus op de trouw Gods, want die het beloofd heeft, is getrouw. Maar de mens moet kunnen wachten, als een, die het nog niet heeft.

Een toeleidende weg heeft ieder, die door de Vader aan Christus gegeven is. Want waar leidt deze weg heen? Waarheen anders dan naar Christus. Er is een toeleidende weg naar de hemel. Die weg is Christus. Er is een toeleidende weg naar de Vader. Die weg is Christus (Joh. 14 : 6). Maar er is ook een toeleidende weg tot Christus. Daarvan sprak de Heiland: Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader hem trekke" (Joh. 6 : 44).

Men komt langs een weg. Wie tot Christus gekomen is, moet van een toeleidende weg weten. Trouwens, we vinden in al Gods werken toeleidende wegen. Daar was in de meest letterlijke zin een toeleidende weg voor Israël naar de Rode Zee. Doch die was er ook in figuurlijke zin. Niemand, die enige zelfkennis heeft, zal stellen, dat wij zo genegen zijn om de wereld te verzaken en met God de woestijn in te trekken. Daar voelde Israël van nature ook niets voor. Maar toen heeft God de Farao gebruikt om dat volk in benauwdheid te brengen. Dat was trouwens ook de toeleidende weg voor Manasse. Van hem leren we: „Toen hij hem benauwde, bad hij het aangezicht des Heeren zijns Gods ernstig aan."

Van Israël lezen we: „En het geschiedde na dezer dagen, als de koning van Egypte gestorven was, dat de kinderen Israëls zuchtten en schreeuwden over de dienst; en hun gekrijt over hun dienst kwam op tot God. En God hoorde hun gekerm, en God gedacht aan zijn Verbond met Abraham, met Izak en met Jacob.

En God zag de kinderen Israëls aan, en God kende hen (Exodus 2 : 23—25).

Ik mag het vervolg van de geschiedenis wel bekend veronderstellen. Israël heeft nog heel wat gemopperd en gemurmureerd. Het heeft ook wel wat tijd gekost, eer dit volk uit Egypte weg was. Maar tenslotte trokken zij door de zee. Waren zij toen bevrijd? Van de Farao wel. Zij waren uit het diensthuis van Egypte uitgeleid. Waren zij toen tot het geloof gebracht? Neen. Het volk Israël is een spiegel van de Kerk. Dat zegt men algemeen: nieuwe en oude Godgeleerdheid. Maar hoe deze spiegel precies werkt, dat is een tweede. Men kan het zo willen zien, dat de uittocht uit Egypte en de doortocht door de Rode Zee hetzelfde is als het overgaan in Christus. Dan is de reis door de woestijn, de heiligmaking, het sterven van de oude mens, het opstaan van de nieuwe mens. Daar zit wat in, maar geheel bevredigen doet het mij niet. Het komt mij voor, dat ook de reis door de woestijn heel wat weerspiegelt van de toeleidende weg. Misschien kan men elk verhaal wel twee keer gebruiken, of drie keer, gelijk de Wet Gods drieërlei gebruik kent.

Maar dat raakt ons onderwerp niet in zijn kern. Daar is in deze verhalen telkens weer een toeleidende weg. Eerst naar de doortocht door de zee en vervolgens de uittocht. Doch waar komt Israël dan? Komt het dan in de zaligheid? Er is nog geen nieuw verbond Gods met de kinderen Abrahams. Dat wordt pas bij de Sinaï gesloten. De wet is nog niet gegeven, ook de afschaduwing van het Evangelie in de ceremoniële wetten is Israël nog onbekend.

Trouwens, dat volk moet telkens opnieuw beginnen. Amper is het verbond bij de Sinaï gesloten of Israël verbreekt het weer. Het schijnt, dat God gaat weigeren om verder met dit volk te trekken. Gelukkig springt Mozes in de bres. Daar gaan ze weer. Doch even later is het grondig mis. Daar komt openbaar, dat er bij dit volk zo goed als geen geloof is. Zij worden grondig aan hun ongeloof ontdekt en er voor gestraft. Dan blijkt dat allen, die uit Egypte getrokken zijn in de woestijn moeten sterven behalve Jozua en Kaleb. Het is in een nieuw jong geslacht, dat het geloof geboren wordt en groeit. Dat geslacht leert op God vertrouwen, trekt over de Jordaan en dan vallen de muren van Jericho door het geloof. Kanaan is altijd nog beter met het hemelse Kanaan te vergelijken dan de woestijn.

Versta mij goed, ik wil er geen tegenstelling van maken. Elk deel van Gods Kerk kan zijn beeld weerkaatst vinden in de vele geschiedenissen uit het leven in Egypte en in de woestijn. Er is meer dan één gebruik mogelijk. Daarom geloof ik niet, dat men zeggen moet, dit stukje spreekt alleen van de bekommerde staat

van Gods volk en dit stukje of dit stuk is van de staat der gelovigen, die men dan precies kan volgen, zodat er maar een klein stukje voor één persoon of één groep is. De lezers hoeven het niet met mij eens te zijn, maar ik wil hen graag dit ter overdenking geven. Elke geschiedenis heeft een les voor elke groep en elk mens, al zijn er geschiedenissen die treffender het ene en andere uitbeelden. Maar een toeleidende weg blijft er in zitten.

Zo'n toeleidende weg heeft voorts Saulus van Tarsen gehad. Heel zijn leven is daartoe strekkende geweest, trouwens, dat hij een apostel van Jezus Christus zou worden. Maar als hij daar verslagen ter aarde ligt, kan ieder hier treffend de beginbekering uitgebeeld vinden. Hij raakt daar zijn hoogte kwijt, want hij slaat ter aarde. Hij raakt zijn dogmatiek, zijn kennis van Goddelijke zaken kwijt, want hij vraagt: „Wie zijt Gij, Heere? " Tenslotte raakt hij ook zijn wetenschap van goed en kwaad kwijt en zegt: „Wat wilt Gij, Heere, dat ik doen zal."

Daar ligt hij nu. Hij eet niet en drinkt niet. Hij bidt. Dit is de toeleidende weg voor hem. Daar zijn veel toeleidende wegen. Ze zijn zeer verschillend van uiterlijk. In wezen echter komt het op hetzelfde neer, want zij brengen de zondaar altijd tot de onmogelijkheid aan zijn kant om zalig te worden. Dat is het verschil met de toeleidende wegen in het natuurlijk leven. Daar is een toeleidende weg naar een examen. Deze resulteert in een rijkdom aan kennis. Maar de toeleidende weg tot Christus r-esulteert in armoede. Daar moet men wel aan denken.

Ik wil niet zeggen, dat ik het eens ben met wat ieder over de bevindingen op de toeleidende weg zegt. maar dat de gangen en wegen vreemder zijn dan menigeen denkt is wel waar. Verder zou ieder prediker er goed aan doen, als hij zich afvroeg bij wat hij zegt: heb ik hier zelf kennis aan of redeneer ik maar wat. Als God met iemand bij het begin is begonnen en hij is nederig gehouden vervalt hij niet zo gauw in uitersten van: dit is niks en dit is alles. Het leven, dat God werkt is zo rijk geschakeerd. Dit hebben de ouden in de regel goed geweten. Zij spraken van vele toeleidende wegen, terwijl sommige nieuwere er nauwelijks één zien. Zij kennen kinderen, die van hun jeugd afaan wedergeboren zijn. Zij kennen ouderen, die schielijk en onverwacht tot Christus worden gebracht. Maar zij kennen er minstens zoveel die de Heilige Geest op zeer langzame wijze verandert. Deze kinderen komen tot aan de geboorte, doch er is geen kracht om te baren. Maar soms komen uit de laatsten sommigen op het eind van hun weg met veel licht en klaarheid over. Doch gedurende hun levenstijd gaan ze in duisternis daarheen. Daar zijn uitverkorenen, die een heel zware weg hebben. Ze weten geen raad, ze schreeuwen het uit, ze vrezen dat ze de benauwdheid niet zullen kunnen uithouden. Daarvan schreef één der ouden: „O mensen, die het somtijds zeer benauwd hebt, denkt toch hoe veel hoger het nog met sommige heiligen gegaan is en denkt ook aan dat woord van Paulus: „en doet uzelf geen kwaad."

Anderen, zeggen zij, brengt de Heilige Geest op een zeer liefelijke wijze tot Christus. Men denke aan Zacheüs. De Heere komt sommigen met zijn liefde voor en zegt: „Ik wil uw dood niet." Daar is geen zondaar zo groot in zonde, of mijn liefde is nog groter. Zulk een raakt naar Christus toe, met veel licht en kracht en zinkt weg in de liefde des Heeren.

Sommigen brengt de Heilige Geest op een stille en bedaarde wijze tot Christus, zonder veel droefheid of blijdschap, door een verlichtende inleiding in de Goddelijke waarheden, waarbij zij alles geloven wat God van 's mensen natuurstaat getuigt en ook hetgeen God van zijn Zoon getuigt, dat in Hem het leven is.

Dezulken geloven wat de Bijbel zegt, dat zij ellendig buiten God en Christus zijn, en dat er een Middelaar is. Zij zien ook, dat zij Hem niet kennen en toch nodig hebben. Daarom roepen zij om de openbaring van Christus, zoals Hij niet aan de wereld, maar aan zijn volk zich openbaart. Zij zien het oneindig geluk dat Gods volk heeft en zo raken deze zielen somtijds stil voor Christus kiezende en de hand leggende op Gods getuigenis, wel eens (als het ware) ongemerkt vast aan Christus. Uit de verandering in hun hart, in hun gestalten, in hun bidden kunnen zij dan van achteren wel eens met verwondering de vernieuwing van hun hart opmaken.

Maar anderen gaan door veel gestalten heen. Dan zijn ze gelovig, dan zeer ongelovig. Nu eens verblijd, dan weer bedroefd. Soms in de diepten, dan weer op de hoogten. Later zijn deze mensen, als ze hun sukkeljaren door zijn, wel zeer nuttig voor anderen.

En zo zijn de toeleidende wegen verschillend. Wijs is de prediker, die weet wat hij zegt en bovenal, die de rechtvaardige niet verdoemt en de goddeloze niet rechtvaardigt. Het kan beide ongemerkt gebeuren. Wijs is de prediking, die zielen kan leiden en zo verder brengen, tot Christus brengen. „En hij leidde hem tot Jezus (Joh. 1 : 43). Daar moet het altijd om te doen zijn. Maar niet door al te haastig Gods werk in het begin te ontkennen of te versmaden. Daar zijn sommigen zo vlug mee.

De raad der ouden is echter: Gij weet niet welke de weg des winds is. Dit leert de mens laag te zijn in het naspeuren van het eerste begin van zaligmakende genade des Geestes, want zijn er in de natuur zulke verborgenheden, hoe dan in de genade. Men trachte niet al te nauwkeurig in de arke Gods te zien en al te precies te weten waar Gods werk zaligmakend begint of waar het nog voorbereidend is. Doch wel sta ieder naar de wetenschap, dat men zich aan de Heere Jezus overgaf en werkelijk geloof oefende met bewustzijn

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 juli 1964

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Een toeleidende weg, wat is dat?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 juli 1964

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's