Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Allerlei over de kinderdoop

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Allerlei over de kinderdoop

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eerst iets over de persoonlijke noot in onze gesprekken over de Doop. Onze partner in dit gesprek schreef dat hij doorgaat met schrijven, zo lang ik hem als vriend beschouw. Dit geeft mij de gelegenheid om aan de persoonlijke kant van het verschil over de Doop enige aandacht te geven. Daar wil ik dan dit van zeggen, dat een verschil over de tijd van de Doop voor mij nooit 'n reden kan zijn om vriendschap op te zeggen. Met deze vriendschap bedoel ik nu, de betrekking waar psalm 119 : 32 (ber.) van spreekt: Ik ben een vriend, ik ben een metgezel van allen, die Uw naam ootmoedig vrezen. En leven naar uw Goddelijk bevel."

Ik weet wel, over dit laatste zou het nu kunnen gaan bij de Baptistische vrienden. Zij menen dat een predikant of gemeentelid, die alleen als kind gedoopt is — wat zij geen doop achten — niet leeft naar het Goddelijk bevel. Voor mij bestaat dit bezwaar juist omgekeerd. Ik meen, dat zij het bevel Gods om aan kinderen Gods verbond te verzegelen ongehoorzaam zijn Voor mij is dit bevel volkomen klaar begrepen in het bevel van de besnijdenis. Ik meen, dat zij de Schrift niet goed lezen en ongehoorzaam zijn aan 's Heeren 'inzettingen. Dit schrijf ik opzettelijk een beetje uitvoerig, om dat ik uit hun schrijven meen op te maken, dat zij menen de Schrift aan hun kant te hebben en naar Gods Woord te luisteren. Dat doen zij nu juist niet, naar ik meen. Ik wil graag hun argumenten overwegen, maar verwonder mij wel over hun hoogmoedige zelfverheffing ten opzichte van hun gehoorzaamheid aan Gods Woord. Zij beginnen met het hele Oude Testament in deze zaak op zij te schuiven, hoewel het Nieuwe Testament zich altijd weer op het Oude Testament beroept. Zelfs wordt over de verbondenheid van Besnijdenis en Doop in Coll. 2 : 11— 13 opzettelijk gesproken.

Aan de andere kant meen ik hierbij te moeten voegen, dat dit m.i. een gebrek aan inzicht is in het geheel van de Heilige

Schrift en in de structuur van Gods verbond. En aangezien wij allen slechts ten dele kennen, verwerp ik een ander niet als hij op een niet beslissend punt een m.i. beperkter inzicht heeft dan ik. Dit wil ik ook nog wel even onderstrepen, dat de Doop niet beslist over de zaligheid. Velen zijn volwassen gedoopt, die niet zalig worden. Het gedoopt zijn beslist niet. Dat staat reeds in 1 Corinthe 10, als een waarschuwing aan de gemeente van Corinthe: , , En ik wil niet, broeders, dat gij onwetende zijt, dat onze vaderen allen onder de wolk waren en allen door de zee doorgegaan zijn, en allen in Mozes gedoopt zijn in de wolk en in de zee, en allen dezelfde geestelijke drank gedronken hebben, want zij dronken uit de geestelijke steenrots, die volgde, en de steenrots was Christus. Maar in het merendeel van hen heeft God geen welgevallen gehad."

Zij waren uiterlijk bij alles betrokken, maar het leven des Geestes ontbrak. Bij hoeveel volwassen gedoopten moet men niet vrezen, gezien hun woorden en daden, dat ook het leven des Geestes ontbreekt? En evenzo kan de instelling, dat de kinderen der gelovigen pas op b.v. 20-jarige leeftijd gedoopt worden, een traditie zijn.

Het als volwassene gedoopt zijn is dus voor mij niet beslissend, evenmin als het gedoopt zijn als klein kind. Ik zit wel met de vraag of iemand zalig kan worden, die opzettelijk van de instelling van de Doop ver is gebleven. Het zal wel aan mij liggen, maar wat is nu de leer van de vele richtingen en partijen, die in onze dagen alleen volwassenen dopen? Er staat in Marcus 16 : 16: , Die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden." Dikwijls hechten zij veel waarde aan de formele volgorde. Maar ik hecht meer waarde aan het feit, dat er twee zaken worden genoemd. Als nu hun kinderen sterven, voordat zij gedoopt zijn, zijn ze dan allen verloren? En als dat niet zo is, naar hun gedachte, met welk recht laten zij de duidelijke uitspraak weg, dat alleen die gedoopt zijn zalig worden? Als kleine kinderen zalig kunnen worden, moeten zij, dacht ik, ook gedoopt kunnen worden?

Het is immers beide nodig voor de zaligheid. Dit staat tenminste in Marcus 16.

Maar ik was bezig met de kwestie van elkander verdragen in niet-fundamentele zaken. In dit opzicht sluit ik mij aan bij Bunyan. Toen hij nog in de gevangenis zat, moest hij zich verdedigen tegen aanvallen van zijn mede-baptisten. In de titel van zijn verweerschrift komt de zin voor: , , Met verschillende bewijsgronden aantonende dat ik, hoewel ik niet mag gemeenschap oefenen met besliste spotters, ik het wèl kan met die heiligen, die omtrent de waterdoop met mij verschillen."

Volgens mijn bron had de gemeente van Bedford, waarvan ook Bunyan een dienaar is geweest van den beginne af de Doopbediening als een open vraag beschouwd. John Burton, een voorganger van John Bunyan, vermaande zijn gemeente over kinder-of bejaardendoop niet te twisten. Misschien is dat ook maar het beste. De gemeente van Bedford heette een Baptisten-gemeente, maar wilde geen gemeenschap met een andere Baptistengemeente, die alleen de Doop door onderdompeling erkende. Bunyan liet drie van zijn kinderen in hun jeugd dopen. Wij kunnen niet anders dan aannemen, dat hij op dat punt geen gevestigde overtuiging had. Mijn bron zegt, dat de kinderen gedoopt zijn in hun prille jeugd. Nu kan men natuurlijk wel zeggen, dat dit dan zeker zulke bijzondere kinderen waren, dat zij in hun prille jeugd hun geloof beleden als een recht bekeerde volwassene, maar dit lijkt me een verlegenheidsargument. Waren misschien zijn beide vrouwen aan de kinderdoop gehecht? Inderdaad was hij er van overtuigd, dat de bejaardendoop het meest naar de Heilige Schrift was, maar hij was afkerig van enghartigheid. Voor hem konden ook de aanhangers van de kinderdoop goede christenen zijn. Hij schrijft: , , Toon mij iemand die blijkbaar een gelovige is en die met God wandelt, dan staan de deuren der kerk voor hem open en al onze van God geschonken voorrechten zijn ook voor hem."

Dus een vriend van allen, die de Heere vrezen, hoe zij ook over de tijd van de Doopbediening denken.

Dit neemt niet weg, dat ik er van overtuigd ben, dat de Heilige Schrift, als men haar goed leest, de kinderdoop voorschrijft. Dat kan onze vriend niet begrijpen, omdat hij niet op het geheel der Schrift let, maar enkele teksten aangrijpt, die m.i. ook niet zeggen, wat hij wil, dat zij zeggen. Toch lijkt het mij de moeite waard op enkele punten verder in te gaan om hem te helpen en anderen,

Hij meent, dat het Gods methode is, dat het kind eerst bewust zijn persoonlijk geloof kan belijden en dan de Doop pas mag ontvangen. Ik zie dit bij de besnijdenis anders gaan en ik zie ook, dat dit bij het joodse volk en in de sfeer, waarin de apostelen leefden, ander gedacht en gedaan wordt. Daar zijn niet alleen enkelingen, maar de enkeling en zijn kinderen. Ik zie ook uit het Nieuwe Testament, dat er gezinnen en families gedoopt zijn en uit de Kerkgeschiedenis weet ik, dat de kinderdoop veel vroeger en veel algemener is dan in de kringen van zijn kerk gesteld wordt. Hij wordt in zijn kring onvoldoende en verkeerd onderricht, zover ik zie. Ik kan het niet anders zien, dan dat de apostelen leefden, anders gedacht en gedaan wassenendoop hebben toegepast, tot de begieting toe. Dit laatste laat zich niet bewijzen, maar het komt mij waarschijnlijk voor. Natuurlijk kan ik het mis hebben.

Maar wat mijn vriend niet schrijven mag is het volgende: , U weet zelf wel, dat de kinderdoop pas ±:300 jaar na Christus voor het eerst is toegepast." Het is een beetje dwaas om dat te schrijven, daar de onderzoekingen van de laatste jaren iets heel anders hebben opgeleverd. Onder de onderzoekers is een sterke stroming, die de kinderdoop alle eeuwen door aanwezig ziet, op sterke gronden. In elk geval moet ieder ter zake kundige wel erkennen, dat de bestrijders van de kinderdoop helemaal geen grond hebben, want als iets niet genoemd wordt, omdat het b.v. vanzelf spreekt, betekent dit niet, dat het er niet is. Een argument aan stilzwijgen ontleent, is in de beoefening der geschiedenis zeer zwak.

Maar het is nog dwazer om te zeggen, dat ik welbewust tegen mijn eigen weten en geweten in schrijf. Dit wijst op een hoogmoed bij deze vriend, waarover hij spoedig berouw moge krijgen. Hij treft er mij niet mee, doch zichzelf. Inderdaad is voor mij de Bijbel duidelijk in de beschrijving van wie gedoopt werd, maar hij ziet blijkbaar niet wat ik wel zie.

Nu zegt hij, dat we een voorbeeld moeten nemen aan Mozes. Hij volgde niet God methode, maar sloeg op de steenrots en moest daarom sterven. Dit zou betekenen, dat alle predikanten, die kinderen dopen, daarom moeten sterven. De uitkomst leert anders, dacht ik. Om daar nog eens extra op te wijzen: in welke moeilijkheden komt niet ieder, die de Doop onthoudt aan de kinderen. Hij rekent het zaad niet bij de Kerk. Als deze kinderen sterven zijn ze niet gedoopt, God noemt alle besnedenen in het Oude Testament kinderen. Voor de Baptisten zegt het hele Oude Testament weinig of niets, want dat is doordrenkt van de verbondsgedachte. Nu zegt men, dat het gevaar oplevert om kinderen te dopen, omdat men hen dan de gedachte inboezemt, dat zij nu ook wedergeboren zijn. Dit hoeft helemaal niet. Dat hangt niet van de kinderdoop af, doch van de prediking. De profeet Jeremia erkent alle besnedenen als kinderen, doch noemt ze afkerige kinderen. Uit de belofte van Abraham laten zij weg: en uw zaad. Ook laten zij de verzegeling der belofte weg, hoewel deze in het Oude Testament bevolen is, welk bevel in het Nieuwe Testament is veranderd.

Daarmee kom ik op een merkwaardige uitspraak van onze broeder. Hij bestrijdt dat de Doop een teken en zegel is. Teken wel, zegel niet. , , De waterdoop verzegelt dus niets", schrijft hij. De inhoud van de Doop wordt zo wel erg mager en veel minder dan de inhoud van de besnijdenis. Terecht zegt ons Doopformulier: Daarom heeft God voormaals bevolen hen (de kinderen) te besnijden, hetwelk een zegel des verbonds en der gerechtigheid des geloofs was."

Zo staat het in Romeinen 4:11. Voor mij is er niet de minste aanleiding —< waar de Doop in de plaats van de besnijdenis gekomen is, volgens Coll. 2 : 11 —13 — om te stellen, dat de Doop geen zegel is.

Ik haalde reeds aan, dat in Romeinen 4 de besnijdenis, die Abraham ontving een zegel van de rechtvaardigheid uit het geloof wordt genoemd. Schrijvers uit de tweede eeuw na Christus gebruiken het woord zegel voor de doop.

Als men nu zich voor ogen stelt, dat Paulus, volgens Coll. 2 : 12 de Doop ziet als de christelijke besnijdenis, dan vindt men in 2 Corinthe 1 : 21, 22 de Doop terug, als we lezen: , die ons ook heeft

verzegeld, en het onderpand des Geestes in onze harten gegeven".

In deze twee verzen wordt van zalven, verzegelen en geven van de Heilige Geest gesproken. Volgens prof. Grosheide ziet zalven en verzegelen op de Doop of op hetgeen met de Doop in verband staat, terwijl ook het geven van de Geest met de Doop verband heeft. „God geeft bij of in verband met de Doop de Heilige Geest, die verzekert van het deelgenootschap in Christus".

De Doop is dus een verzegeling, maar alleeen door de Heilige Geest wordt het voor de gedoopte zo, dat hij zien mag, waarvan de Doop een zegel is. Het is ook niet uitgesloten, dat in Efeze 4 : 30 een werk van de Heilige Geest bedoeld is door de Doop. Er staat in het oorspronkelijke een aoristus, die wijst op een eenmalige daad.

Gezien, dat de besnijdenis een zegel genoemd wordt en gezien de genoemde teksten en wat de Kerkgeschiedenis leert, lijkt mij een goede grond aanwezig om de Doop te zien als een zegel op Gods waarheid. Uit al deze dingen volgt voor mij, dat onze vriend een heel verkeerde voorstelling heeft aangaande hetgeen de Schrift leert óver de Doop. Hij is zo ingekapseld in zijn nieuw geloof en luistert zo zeer naar de boeken der Baptisten, dat hij het boek Gods, voor zover ik zien kan, niet goed leest. En dat gaat dan met zo'n zelfverzekerdheid gepaard, dat men gewoonweg tegen iemand, die een andere mening verdedigt, zegt: U weet beter, maar u schrijft tegen beter weten in. Om dit te zeggen moet men toch wel heel wat mans zijn of te weinig van de dingen weten. Zo is het ook met het volgende gezegde: Alles komt neer op de ene harde vraag: „Hoeveel gezag bezit de Bijbel? "

Onze vriend meent, dat dit het kernpunt is. Daar ben ik het echter .volkomen mee eens. Ik redeneer niet vanuit de overlevering. Wat dat betreft wijs ik er alleen maar op, dat hij, door het verkeerd onderricht dat hieromtrent in de kringen der Doopsgezinden enz. gegeven wordt, een verkeerde vorstelling heeft omtrent hetgeen wij weten of vermoeden kunnen omtrent de uitoefening van de kinderdoop in de eerste drie eeuwen. En ook omtrent de inhoud en de uitleg van de Schrift dwaalt hij m.i. De Schrift staat dus voor ons beiden in het middelpunt, maar de vraag is, of we ook het Oude Testament als Gods Woord aanvaarden en de eenheid der verbonden belijden. Hij mag zich dus niet zo spoedig op de borst kloppen en zeggen: wij houden ons aan de Schrift.

Dat deden juist Luther en Calvijn bij uitstek. Zij zijn inderdaad de grote lichten van Gods Kerk, zoals er vele eeuwen voor hen en na hen geen geweest zijn. En zij hebben, op grond van de Schrift, tegen de Baptisten van toen, de kinderdoop beoefend en verdedigd met heel hun ziel. Volgens de leer der Baptisten zijn zij niet eens gedoopt, want kinderdoop geldt niet, als ik het goed heb. Men schijnt echter ook ongedoopt zalig te kunnen worden volgens onze vriend, hoewel ik dat niet zo makkelijk met Marcus 16:16 kan rijmen.

Maar goed, over het gezag van de Schrift zijn we het eens. Maar wat zegt de Schrift b.v. over het verbond. Wie behoren tot het verbond? Zijn daar ook de jonge kinderen bij, zij het op een andere manier dan de wedergeborenen? Daar zullen we nog eens op terug moeten komen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 september 1964

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Allerlei over de kinderdoop

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 september 1964

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's