Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wat nodig blijft

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat nodig blijft

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Opdat ik Hem kenne, en de kracht Zijner opstanding, en de gemeenschap Zijns lijdens, Zijn dood gelijkvormig wordende: f ik enigszins moge komen tot de wederopstanding der doden. Niet dat ik het airede gekregen heb, of airede volmaakt ben; maar ik jaag ernaar, of ik het ook grijpen mocht, waartoe ik van Christus ook gegrepen ben. Broeders! ik acht niet, dat ik zelf het gegrepen heb; maar één ding doe ik, vergetende hetgeen achter is, en strekkende mij tot hetgeen voor is, jaag ik naar het wit, tot de prijs der roeping Gods, die van boven is in Christus Jezus. Filippenzen 3 : 10—14.

De kennis van Christus.

In het voorgaande, negende, vers handelt Paulus over zijn rechtvaardigmaking. Nu in de verzen 10 en 11 over de inhoud van dit rechtvaardigmakend geloof. Deze inhoud is dan: , , de kennis van Christus, de ervaring van de kracht Zijner opstanding, het deel hebben aan Christus' lijden, het gelijkvormig worden aan Zijn dood en het uiteindelijk komen tot de wederopstanding der doden". Ziedaar hebt gij alles. Daar hebt gij heel de inhoud van het geloof. Daar hebt gij heel de schat van de rechtvaardigmaking.

De kennis van Christus. Daarvan zegt Calvijn, dat zij niet is een naakte of verwarde kennis der rede. Inderdaad, de geloofskennis raakt èn het verstand èn het geheugen, èn ook het hart. Het is een kennis, die zich aan al onze zintuigen mededeelt, waarbij wij met lichaam en ziel betrokken zijn. Dit rechtvaardigend geloof brengt dan ook altijd met zich hoop en liefde. Die zijn in zekere zin in het geloof begrepen, hoewel zij beiden een eigen en aparte functie hebben. Dit is een kennismaking met Christus, die terstond het gehele verstand gevangen neemt. De man met het ene verstandelijke talent moet dat terstond geheel gevangen geven aan Christus, en de man met drie of met vijf verstandelijke talenten moet ze alle drie of vijf restloos gevangen geven. Men gaat Christus geloven op Zijn woord. Men gaat het Woord, de bijbel, geloven, onvoorwaardelijk en geheel. Men komt niet alleen met zijn verstand onder het Woord te staan, maar ook met zijn hart. Zo krijgt deze verstandelijke kennis een gevoelselement, dat alle redeneren, alle narekenen, alle critiseren uitsluit. Men verstaat de dingen door het geloof. Men gaat dingen verstaan, die boven alle begrip liggen. Men gaat dingen begrijpen, omdat men ze aanvoelt.

De kennis van Christus gaat gepaard met de kracht van Zijn opstanding. In dit geloof gebeurt er wat, wordt Christus ontmoet als de levende Christus, die Zelf opgestaan is en Die eeuwig leeft. Christus blijft niet als een beeld voor de Zijnen staan en ook niet als een Levende, Die ver buiten hen leeft. Wat Hij leeft, dat leeft Hij voor Zijn volk. Daar gaat een levende en ook een levendmakende kracht van Hem uit. En die kracht gaat uit naar Zijn volk, in Zijn volk. Daarom gebeurt er wat met Zijn volk. Het ware geloof, het levende geloof, dat maakt levend. Er gebeurt niet maar wat met een mens, daar gebeurt alles. Het is niet minder dan een geboorte. Het is een nieuwe, een tweede geboorte, het is een geboorte van boven. Duidelijk blijkt hier, dat de reeds begenadigde Paulus, die de kracht van Zijn opstanding begint te ervaren, deze wedergeboorte, deze levensvernieuwing ziet als één, die zich uitstrekt over zijn gehele leven. Zó ziet het ook de Catechismus, als die spreekt van de afsterving van de oude mens en de opstanding van de nieuwe mens. , , Och, dat er kracht en leven in mij rees'." Dat is een bede, die de kerk nogal eens herhalen moet in haar leven.

Opdat ik Hem kenne en de kracht Zijner opstanding.

Wat hebt gij aan dat koude, filosofische geloof, waarbij Christus zo verre van u blijft, en waarin gij dezelfde onverbeterlijke zondaar blijft. Zaligmakend geloof is wat anders dan historisch geloof. Dit geloof maakt u levend, dit geloof doet u opstaan tot een nieuw leven. Dit geloof verwarmt uw ziel, het brengt met zich een levende hoop en ook een hartelijke liefde. Het doet u der zonde afsterven.

De kennis van Christus brengt ook met zich gemeenschap aan Zijn lijden. Let er wel op, dat Paulus naar die gemeenschap in het lijden zelfs verlangt, hij acht die zijn ere. Christus is bij de wereld niet geliefd geweest, omdat Hij van de wereld niet was. Hij is ook nooit der wereld zelfs maar gelijkvormig geweest. Het niet van de wereld zijn (ook het niet van de wereld in de kerk zijn), heeft voor Hem lijden meegebracht. Hij heeft het ook de Zijnen toegezegd, dat zij van de wereld geen liefde konden verwachten. En nu vraagt Paulus om gemeenschap aan Zijn lijden. Deel hebben, deelgenootschap hebben aan Zijn lijden. Het naamgeloof wordt door de wereld best met rust gelaten. Het echte geloof, dat een levende Zaligmaker heeft, dat het bij de bijbel houdt, dat het bij de kerk houdt, bij de levende kerk, en niet bij de wereld, dat wordt niet met rust gelaten, nooit en nergens. Nu is dit lijden juist een gemeenschap aan Christus. Daarin wordt Hij het meest ontmoet. Dit zijn de tekenen van het kindschap Gods. Hierin bewijst de wereld aan Gods gekenden deze ere, dat de wereld hun geloof voor echt houdt. Onthoudt u dit maar goed, dat het lijden er bij hoort! Vreest u maar, als de wereld u zo ongemoeid laat, erger nog, als zij u lièfheeft. Gij moet Zijn dood gelijkvormig worden, sterven aan de wereld, aan de zonde, aan u zelf, aan uw goddeloosheid en aan uw vroomheid, aan alles, wat geen God en aan wat geen Jezus is.

Of ik enigszins moge komen tot de wederopstanding der doden.

Zeer waarschijnlijk bedoelt de apostel hier de uiteindelijke opstanding der doden. Dan wordt toch de kroon op heel het werk gezet. Dan doet het verderfelijke onverderfelijkheid aan en het sterfelijke onsterfelijkheid. Dan bekomt Christus Zijn volle eer en Zijn kerk de laatste eer en een blijvende eer.

Of ik enigszins moge komen. Paulus bedoelt hier niet een zekere twijfel uit te spreken over zijn staat en verwachting voor de eeuwigheid. Neen, zijn anker lag wel vast. Hij bedoelt uit te spreken de moeite en zorg, die er aan verbonden was, om tot deze glorie van het kindschap Gods te komen. Het geloof is niet een vanzelfsheid en de hoop is niet een vanzelfsprekendheid. Die komen tot het doel niet, dan door inspanning van alle krachten, dan door worsteling en dan door strijd. , , Of ik enigszins moge komen tot..." Dan is het een nauwelijks zalig worden. Dan is het een gang door een enge poort, een

gaan over een smal pad, waarop weinigen wandelen.

En zo is het niet slechts in het begin, zo is het tot het einde van het leven toe! Een christen krijgt de kroon wel uit genade, maar hij krijgt hem niet voor niets.

Nog niet gekregen.

, , Niet dat ik het airede gekregen heb of airede volmaakt ben. Broeders! ik acht niet, dat ik zelf het gegrepen heb."

Niet gekregen — niet volmaakt — niet gegrepen. De apostel is geen volmaaktheidsdrijver, geen perfectionist. Dat wisten wij wel. Maar hier lijkt het, alsof hij een pessimist is. Hij heeft toch wel zoveel genade ontvangen, dat hij niet meer aan zijn staat voor de eeuwigheid behoeft te twijfelen? Hij heeft toch zo juist beleden, dat het leven hem Christus is en het sterven gewin? Voorzeker, het is Paulus' bedoeling niet, om aan zijn genadestaat te twijfelen. Hij zegt ook straks nog weer: .Waartoe ik van Christus ook gegrepen ben." Dit is echter zijn bedoeling, dat hij de volmaaktheid niet bereikt heeft, de kracht van Zijn opstanding nog niet zo had, als dat wezen moest, de gemeenschap aan Zijn lijden nog niet zo had, als voor hem wel nuttig en nodig was, en dat hij Zijn dood nog niet zo gelijkvormig was, en dat die wederopstanding der doden nog niet dan in een ver verschiet lag. Het is toch voor elk christen zo, dat hij moet klagen, dat de doding van de oude mens, van het vlees met al zijn lusten, nog maar matig vordert, en dat de opstanding van de nieuwe mens ook maar lang op zich laat wachten. Dat heeft Paulus nog maar steeds niet gekregen. En wie heeft dat wel? Wie toch is volmaakt in de liefde? Ja, in Christus is de kerk volmaakt, met een toegerekende gerechtigheid. In Christus is zij volmaakt in de liefde. En wie is volmaakt in de werken? De allerheiligste (en daar plaatsen wij toch de apostel Paulus bij!) heeft maar een klein beginsel van deze gehoorzaamheid. De Schrift spreekt in Hebr. 12:23 van de geesten der volmaakt rechtvaardigen, maar dat is alles gezien in Christus. Aan Zijn werken kleeft smet noch vlek, ook aan Zijn werken in de gelovigen.

In dat hele werk der heiligmaking heeft de apostel het waarlijk nog niet gegrepen. De apostel roept dat bijzonder de „broeders" toe, dat hij acht, het zelf niet gegrepen te hebben. Hij is meer gegrepen, dan dat hij het gegrepen hééft. Hij geeft Christus liever de eer van heel het werk, dan dat hij zelf enige eer voor zich opeist. Als hij vergelijkt, wat hij verkregen heeft, bij wat er nog te verkrijgen is, dan wint het laatste het verre. En als hij vergelijkt, wat hij bereikt heeft, bij wat er nog bereikt en behaald moet worden, dan heeft hij helemaal niet te roemen.

„Broeders! ik acht niet, dat ik zelf het gegrepen heb." Ik zelf, dat spreekt boekdelen over zelfverloochening en over nederigheid.

Laat mij Uw dierb're goedheid prijzen, Waanneer ik 't morgenlicht zie rijzen; 'k Betrouw op U in mijn ellend'! Wil mij het ware heilspoor wijzen; Mijn ziel heeft zich tot U gewend.

Leer mij, o God van zaligheden, Mijn leven in Uw dienst besteden; Gij zijt mijn God, vat Gij mijn hand. Uw goede Geest bestier' mijn schreden En leid' mij in een effen land.

Strekken naar wat vóór is.

„Ik jaag ernaar of ik het ook grijpen mocht, waartoe ik van Christus Jezus ook gegrepen ben. Maar één ding doe ik, vergetende hetgeen achter is, en strekkende mij tot hetgeen vóór is, jaag ik naar het wit, tot de prijs der roeping Gods, die van boven is in Christus Jezus."

Daar hebt gij het bekende beeld van Paulus in de loopbaan der christenen. Wat ligt achter hem, wat hij vergeten wil? Het in de verzen 4 tot 6 beschrevene, volgens sommigen. Dat oude leven in eigen-gerechtigheid, ja dat ligt zeker achter hem. Dat zal hij al te graag vergeten.

Anderen menen, dat hij doelt op reeds verkregen genade, waarbij hij niet leven kan, zodat hij die gaarne vergeet, om zich tot de nieuwe blijken van Gods gunst te wenden, en dan vooral tot de kennis van Christus, tot de kracht van Zijn opstanding, tot de gemeenschap aan Zijn lijden, tot de gelijkvormigheid van Zijn dood, om te komen tot de wederopstanding der doden.

Dit is zeker, dat de verootmoedigende herinnering aan bedreven kwaad maar niet te spoedig door ons vergeten moet worden. En ook dit is zeker, dat vroegere weldaden, door God aan ons bewezen, altijd waard blijven gedacht te worden. „Vergeet, mijn ziel, niet één van Zijn weldadigheden, vergeet ze niet, 't is God, Die z' u bewees." Hoe dit alles zij, de nadruk valt meer op de ijver, waarmee de apostel zich uitstrekt naar datgene, wat vóór is. Calvijn zegt: „Paulus strekt zijn armen en zijn handen voorwaarts als om te grijpen het heil, wat God hem voorgesteld heeft." Een ander zegt: Hij strekt zijn hoofd vooruit, zijn handen vooruit, zijn bovenlichaam vooruit om te bereiken, wat God hem heeft voorgesteld. Hem is een wit voor ogen gesteld, een doelwit, namelijk de prijs der roeping Gods, die van boven is in Christus Jezus. Daar is een prijs gesteld op de roeping Gods. Wie die roeping Gods hoort en wie hem volgt, die zal de prijs verkrijgen. Men kan zeggen: de prijs is de roeping. Men kan ook zeggen: Christus Jezus is de prijs. Hij is het doelwit. Opdat ik Hem kenne! Daarvoor kan men alles vergeten, wat ooit voor onze ziel waarde bezeten heeft. Christus te bezitten in al de schatten van Zijn gunst, dat is toch de roeping Gods. Die is van boven! „Zou ik naar die kroon niet streven, naar die kroon, die nooit vergaat? 'k Wil geheel voor Jezus leven, Die mijn hoop geheel verzaadt."

Waar leeft een mens zo al voor? Hier is een mens, die op één ding zijn hart gezet heeft, op één ding, dat geheel en volkomen het hart verzadigt. Wat baat het u, wat baat het mij, als wij op zoveel aardse dingen het hart zetten, om dan nog maar niet te noemen de zondige, de verkeerde, de slechte dingen, waar wij het hart op zetten. Wat baat het de menr, zo hij de gehele wereld gewint, een wereld, die toch in het boze ligt, een wereld, waar toch de vloek op ligt, en hij lijdt schade aan zijn ziel. Dat ene zoekt een mens van nature, daar jaagt hij naar, daar vergeet hij alles voor. Daar vergeet hij God voor, daar vergeet hij Jezus voor, daar vergeet hij de hemel voor, daar vergeet hij de eeuwige straffen voor, en hij jaagt maar voort om het goede dezer wereld of zelfs het slechte dezer wereld te verkrijgen. En hij krijgt het niet. Wat baat hem dan al zijn ijver, als het hem ook al niet zou baten, als hij de hele wereld wel kreeg? Hier is baat, als men Christus gewint. Daar is grote baat, daar is blijvende baat, daar is eeuwige baat.

De moeite waard, om aan die strijd te beginnen, waartoe de Heere van boven de Zijnen roept, de moeite waard, om die strijd te voeren het leven lang. De prijs zal zijn naar de mate van de ijver, waarmee gij gelopen hebt.

K.a.Z.

W. L. T.

P.S. Met ingang van heden is het adres van Ds. W. L. Tukker: Westerlaan 12, Zwolle.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 november 1964

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Wat nodig blijft

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 november 1964

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's