Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Terug naar Zion met vreugde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Terug naar Zion met vreugde

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

En de vrijgekochten des Heeren zullen wederkeren en tot Zion komen met gejuich, en eeuwige blijdschap zal op hun hoofd wezen; vrolijkheid en blijdschap zullen zij verkrijgen, maar droefenis en zuchting zullen wegvlieden.

Jesaja 35 : 10.

Vrijgekocht volk.

Jesaja 35 is een mooi hoofdstuk over de wederkeer van het volk uit Babel naar Zion. Het is ook een adventshoofdstuk. Vele kostelijke trekken van de komende Middelaar en van het volk, dat tot Hem komt, komen er in voor. Hier wordt voorzegd, hoe in de Middelaar de woestijn zal bloeien als een roos, hoe het volk de heerlijkheid des Heeren zal zien. En dan wordt Hij, Die de heerlijkheid des Heeren is, genoemd het sieraad onzes Gods. Dan wordt het volk bemoedigd: Versterkt de slappe handen, stelt de struikelende knieën vast, weest sterk, vreest niet. De blinden zullen zien, de doden zullen horen, de kreupelen zullen gaan, de stommen zullen juichen, en de woestijn zal bloeien. En er zal een verheven weg zijn, een verheven weg en een gebaande weg. Die weg nu zal heilig zijn. Daar zal geen onreine doorgaan, maar de verlosten zullen daarop wandelen.

En u hebt in dit hoofdstuk al allerlei adventsklanken gehoord: Het woord van de wegbereider, de wonderen van Jezus en Zijn woord: Ik ben de Weg! En nu gaat onze tekst omstandig het volk, dat in deze Weg, in Christus, gaat, omschrijven. Het zijn geen onheiligen, schoon zij zondaars zijn. Het zijn verlosten. Van deze verlossing wordt ons in een enkele trek de hele zaak medegedeeld, alles, wat de Heere Jezus voor hen en aan hen deed. Zij zijn vrijgekochten, zij zijn vrijgekochten des Heeren, en zij zullen wederkeren. U denkt aan het volk, dat in gevangenschap, in slavernij was, in Babel. Daar mochten zij niet weg, daar konden zij niet weg. Eerst waren de edelsten, de prinsen, de mensen van voorname huize weggevoerd in gevangenschap, gezet weliswaar aan het hof, gezet weliswaar in zeer goede en voorname betrekkingen, maar dan toch gezet in dwangarbeid, in een dienst, die aan hun landsaard en aan hun godsdienstige instelling vreemd was, en ook gezet in gijzeling. Daarna waren de lagere kringen des volks weggevoerd, uitgezonderd de laagste. Diè nu zouden wederkeren als vrijgekochten. Toch leest u nooit van enige prijs, die er voor betaald werd, en ook niet van iemand, die er enig geld voor uitlegde.

Jesaja noemt hen evenwel de vrijgekochten des Heeren. Niet eerder dan Openbaring 14:4 neemt deze zelfde gedachte van vrijkopen over, en brengt ze in toepassing op heel de kerk en de koop brengt Openbaring in verband met Christus' bloed. Inderdaad heeft in de ballingschap Gód hen vrijgekocht. Niemand heeft het hart der vorsten geneigd tot vrijlating van Israël dan God. En God heeft er de dure prijs voor betaald van de bekering van het volk, die Hij hun gaf, toen zij door lijden geheiligd, gunst kregen in de ogen der mensen. Dat God Zijn benarde volk zo heeft laten lijden, dat heeft Hem zwaar gewogen. Dat heeft Hem wat gekost, om hen in de smeltkroes van het lijden te louteren als het zilver. Zoveel waarde kreeg dit volk als Daniël en zijn vrienden, als Ezra en Nehemia en Zerubbabel, voor mannen als de oosterse vorsten, dat hun bekering en Godsvrucht de losprijs werd voor hun wederkeer. Zo waren zij de vrijgekochten des Heeren. Let daar wel op: es Heeren. Niet zij hadden die prijs betaald. Nu komt, in het Nieuwe Verbond, die lossing door koop helderder in het licht dan ooit te voren.

Heel de adventsgeschiedenis begint met het offer. Lucas 1. En het hele Nieuwe Verbond wordt de geschiedenis van de Heere, Die het offer brengt en die koopt, Die Zelf tot de prijs van Zijn bloed Zich een gemeente, Zich een volk, koopt. . Als daar van Godsvrucht sprake is bij hen, dan is dat het gevolg van Zijn offer.Werd de gemeente van Israël vrijgekocht uit Babel, de Nieuw-Testamentische gemeente wordt als zij vrijgekocht, uit het diensthuis der zonde, uit de wereld (Babel) en door die koop in staat gesteld om weder te keren naar Zion, naar de kerk en de gemeenschap van de levende God. Alleen door het offer van Christus, alleen door loskoping, door vrijmaking, wordt men bij de kerk gevoegd, komt men tot de kerk. Het is nooit aan u of aan mij, om dit offer te brengen. Het is alleen aan Hem, Die dat alleen doen kan, Die dit alleen doen wil, die dit alleen doen zal. Zij worden niet vrijgekocht door geld, niet door zilvergeld, zelfs niet door goudgeld, maar alleen door dat, wat veel kostbaarder is dan dat, namelijk door het bloed van Hem, Die is de Zoon Gods en de Zoon des mensen. Is de losprijs betaald, dan moet ook de dienstbaarheid der zonde eindigen. Hoeveel vrijheid men daarin ook genoot, het was slavernij, het was dienstbaarheid. Het zou zich nog laten denken, dat een vrijgekochte geen zin had om zijn dienst te verlaten. Dat mocht in Babel mogelijk geweest zijn, in de vrijkoping door Christus is dat niet mogelijk. De vrijgekochten des Heeren zullen wederkeren.

Zion is de kerk. Zij keren weder tot de kerk Gods. Dit is niet mogelijk, dat iemand, die door Christus' bloed vrijgekocht wordt, niet zich van de dienstbaarheid der wereld en der zonde zou afkeren en niet zich keren zou tot het Zion Gods, tot de kerk. Dat behoort bij de verlossing door de Heere Jezus. Dat is zelfs het eigenlijke. Hij vergadert Zich een gemeente. De verlossing is niet maar iets negatiefs, om van de macht der zonde verlost te worden, maar zij is veel meer een toegevoegd worden tot de kerk, tot de gemeente, die zalig wordt. Zij keren zich tot Zion, zij komen tot Zion. Dat behoort tot de aard van het geloof, dat men zich bij het volk des Heeren, bij de gemeente van de levende God voegt. Daar is wel een weg aan verbonden. Het komen tot de

kerk is niet de daad van een dag of uur. Men stapt niet over een drempel heen. Daar zijn oefeningen, gangen des geloofs voor nodig. Dat is iets, wat niet zonder overleggingen, beslissingen gaat. In de kerk wordt men geboren, in de kerk groeit men in. Daar wordt men in bevestigd in de loop der jaren. Naar de mate, dat men in Christus wortelt, naar de mate, dat men in de waarheid ingeleid wordt, naar die mate erlangt men een plaats in Zion, in de kerk.

Gekroond met vreugde.

„De vrijgekochten komen tot Zion met gejuich, en eeuwige blijdschap zal op hun hoofd wezen." De wederkerenden uit Babel zijn met ontzaglijke vreugde in Jeruzalem weergekeerd. „Als de Heere de gevangenen Sions wederbracht, waren wij als degenen, die dromen." Toen zeiden zelfs de heidenen: „God heeft bij hen wat groots gedaan." En zij kwamen naar een verwoeste stad. Hoe verblijd moeten dan zij zijn, die tot het Zion Gods komen, niet tot een verwoeste kerk, maar tot de kerk, die zo'n goed fundament heeft, tot de kerk, die in alles wel geordineerd is, die verrijst naar het gemaakte bestek Gods. Zij zullen komen, allen die gekocht zijn, zij zullen komen en daar zal geen enkele achterblijven. Zij zullen met gejuich komen. Wie geen vreemdeling is in de tenten Sions weet dat wel, wat een diepe vreugde er is, als iemand zich pas gevoegd heeft bij de kerk van Christus. Dat noemt de bijbel de tijd van de eerste liefde, ook noemt hij dat de zangtijd. Wat zijn er dan vele liederen in het hart en op de lippen. Dan is er gejuich. Men hoort dan der vromen tent weergalmen, van hulp en heil ons aangebracht; daar zingt men dan blij met dankb're psalmen: Gods rechterhand doet grote kracht.

Er staat zelfs bij, dat er blijdschap op hun hoofd zal zijn. Eeuwige blijdschap.

Wat betekent dat: vreugde op het hoofd?

Niet vreugde op het gelaat, die afstraalt van haar wangen. Zoals een overwinnaar gekranst werd in de oudheid, zo worden de vrijgekochten, die gekomen zijn tot Sion, die er de lange en moeilijke weg voor over gehad hebben, met de kroon der vreugde gekroond. Dat is de kroon des heils. Dat is de kroon van de vreugde des heils. God zet openbaar, voor ieder zichtbaar, de vreugde des heils op de hoofden van de vrijgekochten.

Let nu op: de kroon der vreugde is het beeld van het rijk. Dat is het land van de vreugde. Dat behoort tot de aard der kerk. De apostel zegt: „Verblijdt u te allen tijd, wederom zeg ik u: verblijdt u." Er is maar één volk, dat stof tot blijdschap heeft, en dat is de kerk des Heeren. Er is maar één plaats, waar eeuwige blijdschap heerst en dat is de hemel. In de hel zal geen blijdschap zijn, maar wel wening, en knersing der tanden. Deze blijdschap zal op hun hoofd wezen, terwijl er op hun tong gejuich is.

Looft God, looft Zijn naam alom; Looft Hem in Zijn heiligdom; Looft des Heeren grote macht, In de hemel Zijner kracht.

Looft Hem om Zijn mogendheden, Looft Hem, naar zo menig blijk Van Zijn heerlijk Koninkrijk, Voor Zijn troon en hier beneden.

Looft God, met bazuingeklank; Geeft Hem eer, bewijst Hem dank; Looft Hem, met de harp en luit; Looft Hem, met de trom en fluit; Looft Hem, op uw blijde snaren; Laat zich 't orgel overal Bij het juichend vreugdgeschal Tot des Heeren glorie, paren.

Wat zij verkrijgen en wat vlucht.

Was hun hoofd voorheen met as bedekt, nu zal dat met vreugde bedekt zijn. „Zij zullen vrolijkheid en blijdschap verkrijgen, maar droefenis en zuchting zullen wegvlieden." Deze blijdschap zal verkregen zijn. Het Hebreeuwse werkwoord betekent omvatten, vatten. Daar wordt dus vrolijkheid en blijdschap vèrkregen, omvat, gevat. Deze blijdschap wordt duur verkregen, niet dan met zorg en inspanning verkregen. Met inspanning van alle krachten. Daarachter ligt namelijk zoveel droefenis en zuchting. Hier is wel blijdschap in dit leven, maar die blijdschap is er lang niet altijd. Het apostolisch vermaan doet dit al wel vermoeden. En de blijde boodschap wordt slechts ontvangen voor treurigheid.

Er is ook zoveel, dat de vreugde beneemt. Er is een gevangenschap der zonde, die waarlijk geen enkele stof tot juichen of verblijden geeft. De zondemacht, de zondeheerschappij doet onder het leed gebukt gaan. Daar is een wereld, al heel duidelijk in Babel en in Medië, die de gevangenen Sions niet liefheeft. Dat maakt ook een stuk van de droefenis uit, dat er veel vijandschap van de wereld moet worden gedragen. Dan is er de Boze, die het de gevangenen niet gemakkelijk maakt, maar die het zeker hen niet gemakkelijk maakt, als zij bevrijd worden. Is het wonder, dat er zuchting en droefenis is in dit leven? Er zijn mensen, die van een christen altijd vragen, dat zij verblijd zullen zijn. Zij willen bij een christen geen droevig oog, geen traan zien. Zij zeggen, dat dat mensen met lange gezichten zijn. Ik vraag mij af, of zij wel weten, wat een christenmens zo al te dragen en te strijden heeft. Laat mij hun in één ding geruststellen: geen christen bemint de droefenis, zij willen er graag van af. En dit wil ik van hem zeggen: dat een christen geen farizeeër is, die droefheid veinst, maar inwendig het toch zo nogal aardig stellen kan. Zolang zij leven, zal de droefenis en de zuchting min of meer hun deel zijn. En dit kan ik u verzekeren, dat er meer in het verborgen gezucht en geweend wordt, dan in het openbaar. De wereld weet er dus nog niet de helft van.

En nu grijpt de kerk naar de blijdschap. Nu tracht zij die te vatten, te omarmen met inspanning van alle krachten. En dan grijpen zij niet alleen naar blijdschap, maar naar vrolijkheid en blijdschap. En die zullen zij grijpen, die zullen zij verkrijgen, hier reeds in dit leven en zeker straks in de eeuwigheid. En nu het wondere: de zuchting en de droefenis zullen wegvlieden. Die ze achtervolgd hebben, die zullen dan vluchten. Die vluchten zodra iemand tot Jezus komt, zodra iemand tot Bethlehem komt. Daar kwamen de bedroefden om der bijeenkomsten wil. En wat werden zij verblijd. Alle droefenis moest vluchten, alle zuchting verstomde. Komt iemand tot Christus als zijn betalende Borg, dan slinkt de schuldenlast weg als sneeuw voor de zon en dan gaat de droefenis weg en al het angstig zuchten verstomt.

Hoeft u niet te vragen, hoezeer droefenis en zuchting vijanden van Gods kerk waren! Ze zouden de droefenis en ook dat gezucht wel af willen schudden, alleen dat gaat niet. Maar zodra Christus als de Zaligmaker hun zaak opneemt, zie, daar vluchten èn de droefenis, die zoveel van ons levensgeluk verstoorde, die zoveel levensvreugde benam, èn ook de zuchting, die de mond zo vaak snoerde, zodat zij niet spreken kon en zeker, dat zij niet zingen en juichen kon. En daar komt voor zuchting gejuich en voor droefenis vreugde. In dit leven al. In Christus, om Christus, met Christus. En zeker in het toekomende leven. En dat voor eeuwig.

Wat wacht u: eeuwige vreugd of eeuwige smart?

Zw.

W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 december 1964

Gereformeerd Weekblad | 18 Pagina's

Terug naar Zion met vreugde

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 december 1964

Gereformeerd Weekblad | 18 Pagina's