Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De kinderdoop is naar de Schrift!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kinderdoop is naar de Schrift!

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een hele poos geleden, schreef ik over de doop der kleine kinderen. Het was in november 1964. Ik heb toen de dringende vraag gesteld of de doop een bewijs is, dat de gedoopte het waarachtig geloof bezit? Het is namelijk zo gesteld in de kringen van hen, die de kinderdoop verwerpen, dat zij de mening naar voren brengen, dat de doop een bewijs is, dat iemand gelooft. De rechte leer is. naar mijn beste weten, dat de doop een teken en zegel is van de belofte. Maar neen, zegt men, de doop is een teken en zegel van de genade in het hart. Als dit waar is, zou iedere gedoopte zalig moeten worden, als hij volwassen gedoopt is. Maar Simon de tovenaar was gedoopt en Demas ook en vele anderen. Desniettemin leert de Schrift, dat zij ver van de zaligheid waren. De doop geeft m.i. geen enkele waarborg voor de zaligheid. Ik heb dat in het nummer van 7 november 1964 duidelijk naar voren gebracht en gezegd, dat men op dergelijke vragen, wat de doop nu werkelijk waarborgt, geen antwoord krijgt. Een lezer nam toen de pen op en begon met te schrijven, dat hij mij wel graag wilde antwoorden. Maar hij doet het niet. Hij heeft blijkbaar niet begrepen, waar het over gaat of schrijft er om heen. Wat doet hij echter wel? Hij somt heel veel teksten op die zouden moeten bewijzen, dat de doop

alleen aan volwassenen bediend mag worden. Ik dacht vanmiddag: nog maar eens proberen te laten zien, dat ook deze broeder de Schrift niet verstaat.

Met Marcus 16 : 16 beginnen we: , Die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden, maar die niet zal geloofd hebben, zal verdoemd worden." De schrijver haalt deze tekst als een bewijs aan, dat een gedoopte deel heeft aan Christus. Ik zie hier niets van staan. We lezen niets over de gedoopte. Het gaat over de gelovige. Er staat, dat de gelovige zalig wordt en de niet-gelovige verdoemd wordt. Ik voeg er bij: l was hij tien keer wanneer dat gebeurd moet wezen. Wacht gedoopt. Wel staat er, dat een gelovige gedoopt moet zijn. Er staat echter niet bij even, zegt nu deze en gene, de doop volgt op het geloven in de tekst: erst geloof dan doop. Daarop antwoord ik, dat dit bij volwassenen zeker het geval zal zijn, maar dat andere gedeelten van de Schrift de mogelijkheid van de kinderdoop open laten, om het maar zacht te zeggen. De kinderdoop wordt in elk geval hier niet verboden. Maar dit is het enige niet. Alleen de gelovige mag gedoopt worden, zegt de wederdoper. Ik vrees, dat dan niemand gedoopt kan worden. Wie kan dat uitmaken of iemand gelooft? Kan een dominee in het hart kijken? Ik denk nu aan de bekende Maarten Luther, die over de wederdoop het volgende schrijft: Ten derde, zeggen ze. dat zij hun grond vinden in deze tekst: ie gelooft eïi gedoopt wordt, zal zalig worden. Daar willen zij uit opmaken, dat men niemand moet dopen, dan die gelooft. Hier zeg ik, dat zij wel erg vermetel durven zijn. Want als zij naar deze mening willen handelen, dan moeten zij niet een dopen, dan als zij zeker weten, dat de dopeling geloof heeft. Maar hoe zullen zij dit ooit weten? Zijn zij goden geworden, dat zij in 's mensen hart kunnen zien, of iemand gelooft of niet? Ja, zeg je: ij belijdt, dat hij gelooft... Lieve man, laat belijden wat hij wil. De tekst zegt niet: ie belijdt, maar: ie gelooft. Zijn belijdenis heb je wel, maar dan weet je zijn geloof nog niet. En dan kun je niet aan deze tekst voldoen, zoals je die opvat, tenzij je zijn geloof weet. omdat alle mensen leugenaars zijn, en alleen God de harten kent. Daarom, wie de doop wil gronden op het geloof van de dopeling, die moet nimmer, wie dan ook. dopen. Want al zou je iemand honderd keer op één dag dopen, dan weet je nog niet één keer of hij gelooft."

Dat is Luther. Maar als men niet op een belijdenis van geloof kan dopen en als niemand zichzelf op zijn geloof kan laten dopen, waarop dan wel? Daar komen we nu aan toe. De schrijver heeft namelijk een tweede tekst. Hij schrijft n.1.: e lezen nergens in de Bijbel, dat Christus de opdracht gaf de doop te bedienen, alvorens te onderwijzen. Daartoe wijst hij op Mattheüs 28 : 19: Gaat dan henen, onderwijst al de volken, dezelve dopende in dc Naam des Vaders, en des Zoons en des Heiligen Geestes."

Het is moeilijk om hier een bevel te lezen om alleen volwassen gelovigen te dopen. Daar staat niets van. Er staat niet dat gelovigen, maar dat volken gedoopt moeten worden. Wacht even, zegt iemand, dat betekent toch zeker: e gelovigen uit de volken. Ik antwoord: at staat er niet en dat hoeft nog niet ook. Maar wat is de kerndwaling van de wederdopers? De kerndwaling is dat zij het Oude Verbond weg knippen. Daardoor beletten zij zichzelf een goed gezicht te hebben op de doop. Neem als voorbeeld Matth. 28 : 19. Daar is eerst het bevel: gaat henen". Zo is ook gesproken tot de profeten. Zij werden dan tot Israël gezonden of tot een bepaald land of een bepaalde plaats. Jezus zendt Zijn discipelen naar alle volken: oden en niet-joden.

Mag ik nu verder aan de besnijdenis herinneren? Deze moest toegepast worden aan één volk namelijk Israël. Is het dan zo onmogelijk om van het doopbevel te denken, dat alle volken gedoopt moesten worden. Zo is het trouwens in veel gevallen geworden. Ik blijf er dus bij: er is een opdracht om volken te dopen. Ik meen, dat deze opdracht vervuld moest worden in een weg van geleidelijkheid: breng dc volken er toe, dat zij zich met hun gezinnen laten dopen. Dat is de hoofdstrekking. We gaan verder. Wat moeten de discipelen met de volken doen? Onze vertaling zegt: „onderwijst". Maar het schijnt, dat het beter is te vertalen met „maakt tot mijn discipelen, leerlingen". Hoe moeten de apostelen dat doen? En nu komt het wonderlijke: door hen te dopen en door hen te leren.

Wordt hiermee de kinderdoop uitgesloten? In het minst niet. Dat volgt al uit Col. 2 : lOv.v., waar een verband gelegd wordt tussen besnijdenis en doop. In Israël hebben ze eerst volwassenen besneden en dan ook de kinderen. Er is geen enkel bevel om met de doop niet deze weg te gaan: dopen en leren. Het dopen staat voorop. Dit bewijst in elk geval, dat het dopen niet hoeft te wachten tot het onderricht geheel achter de rug is, hetgeen van belang is met het oog op de kinderdoop. In elk geval een bepaald verbod om kinderen te dopen is uit dit woord niet af te leiden.

Het zal ieder duidelijk zijn. dat bij de beginprediking de nadruk valt op de doop der volwassenen. Dat was bij de besnijdenis ook zo. Lees maar na in Genesis 17. Maar datzelfde hoofdstuk leert ons nadrukkelijk, dat dit de kinderen niet uitsluit, maar insluit. Er zijn heel wat aanwijzingen in het N.T., dat de apostelen zich aan het voorbeeld van het verbond Gods met Israël hebben gehouden. Daarom zegt het weer weinig voor ons onderwerp, als de schrijver wijst op Handelingen 2:41: Die dan zijn woord gaarne aannamen werden gedoopt". Natuurlijk, zou ik zeggen, maar wat zegt dit over de kinderdoop? Niets! Het is even natuurlijk, dat niemand tegen zijn wil gedoopt is, maar het zegt niet, dat deze gedoopten allen zalig zijn geworden of dat de kinderdoop verboden is. Wat het eerste betreft denke men aan de gedoopte Annanias en Saffira. Wel, naar het bevel, gedoopt, doch niet zalig.

Maar nu de doop van de kinderen. Het is bekend, dat Abraham het bevel kreeg, dat niet alleen de volwassenen, doch ook de kinderen besneden moesten worden. Dat hele volk moest besneden worden of dat hele huis. Zo is het onder Israël gebleven. De kinderen en ook wel andere huisgenoten werden bij de vader gerekend. De plaats van het kind in gezin en gemeente was zodanig, dat het ondenkbaar is, dat een vader zichzelf wel zou laten dopen en zijn kinderen niet. Dat is de zaak. In Israël en in de oudste christelijke gemeente was er een grote saamhorigheid van al de leden. Het gezin werd veel sterker als een eenheid gevoeld dan heden ten dage. Wat de vader zei en deed was bindend voor allen. Een voorbeeld daarvan is de stokbewaarder uit Handelingen 16. Daar lezen we dat de cipier vroeg: Heren, wat moet ik doen opdat ik zalig worde? De apostel antwoordt hierop: Geloof in de Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden, gij en uw huis.

Hier is één van de weinige gevallen, dat onmiddellijk het geloof gepredikt wordt. Dat kan, want door de omstandigheden is de stokbewaarder zover gekomen, dat hij in uiterste nood is. Niemand zal precies kunnen zeggen, wat hij onder zalig worden verstond, maar de apostelen leggen zijn vraag geestelijk uit en dat blijkt te kloppen, want als zij de cipier uitgelegd hebben, wat zij bedoelen, neemt hij hun woord gelovig aan. Gevolg: Paulus en Silas werden gewassen van hun wonden en de gevangenbewaarder van zijn zonden.

We gaan nu letten op de voorname rol, die de cipier hier speelt. De apostelen richten zich tot hem in de eerste plaats en zeggen: geloof. Dat staat in het enkelvoud. De oproep tot geloven wordt dus alleen gericht tot de cipier. De redding wordt echter hem en zijn gehele huis beloofd. Nu kan men natuurlijk zeggen, dat hier bedoeld is: voor ieder persoonlijk, als zij geloven, maar dat staat er niet. Om te beginnen wordt het hele huis meegenomen en gezet onder belofte: „geloof in de Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden, gij en uw huis."

De stokbewaarder neemt ze om te beginnen mee. Ze luisteren ook allemaal naar de verdere onderrichting, waarbij de (kleine) kinderen, als zij er waren, wel bevreemd zullen hebben toegekeken. Vervolgens wordt hij gedoopt met al de zijnen. Vanuit onze meer individualistische denkwijze bevreemdend. Wij moeten hier stellen, dat jong en oud het waarachtig geloof min of meer deelachtig was. De wederdoper moet ze stuk voor stuk onderzoeken om voldoende zekerheid voor elk te krijgen. Dat zal hem een half jaar kosten. Maar de apostelen gaan op de vader van het gezin af. Dat blijkt ook hieruit, dat er niet staat: zij werden gedoopt, maar hij werd gedoopt en (met hem) al de zijnen. Zij leiden niet zozeer een apart leven. Ze zijn in hem begrepen om te beginnen.

Wacht even, zegt nu onze briefschrijver, er staat toch, dat allen gelovig gewor

den waren. Maar dat is nog de vraag. Het moet ieder opvallen, dat er in de Statenvertaling niets staat over de vreugde der huisgenoten. Er staat alleen, dat de cipier zich verheugde. Maar is deze vertaling juist? Luther heeft al gemeend van niet. En ik zou er ook de voorkeur aan geven te vertalen: hij verheugde zich met heel zijn huis, dat hij aan God gelovig geworden was. Met andere woorden, dat de vader tot het geloof kwam betekende het aanvankelijk behoud van het gehele gezin en is aanleiding tot vreugde bij alle huisgenoten. Zo ligt de zaak. En dan hoef ik er niet eens bij te vermelden, dat deze huisgenoten, evenals de stokbewaarder zelf, nu ook verder in de voorzeide leer onderwezen moesten worden. Zij werden echter eerst gedoopt. In het voorafgaande verhaal van Lydia verloopt het niet anders. Daar lezen we, dat de Heere haar hart opende, zodat zij acht nam op hetgeen van Paulus gesproken werd. Als gevolg daarvan wordt zij en haar „huis" gedoopt. Nu kan men wel zeggen dat aan al de huisgenoten eerst het evangelie verkondigd is en dat de Heere bij ieder van hen hoofd voor hoofd het hart opende, maar Luther meende te kunnen volstaan met de simpele mededeling, dat Ldyia het hart geopend is. Dat is een kenmerkend feit. Lukas toont daarmee ten duidelijkste aan, dat de eenheid van het gezin en niet de individuele beslissing van elk gezin doorslaggevend was. Als wij rustig overwegen hoe doorslagevend de positie van het gezinshoofd was, dan zullen we begrip hebben voor de gedachte, dat ieder lid van het gezin meegenomen werd. Zo'n overgang omvatte allen. Maar zegt iemand, vanwaar zouden er bij» Lydia (kleine) kinderen kunnen zijn? Wel, het kan zijn, dat haar man jong gestorven was en daarboven zijn er altijd de kinderen van de knechten en slaven. Mogelijk wil iemand zeggen, dat de Schrift niet met zoveel woorden van de doop der (kleine) kinderen melding maakt. Doch juist het stilzwijgen op dit punt is welsprekend. Waarom zou men over zo iets gewoons mededeling doen? Het sprak geheel vanzelf, dat de kinderen meegedoopt werden. Als een vader (of weduwe) overging tot het christelijk geloof, dan werd het gehele huis, dus ook de kinderen gedoopt. Voorbeeld: Abraham!

Dat niet altijd vermeld wordt, dat het huis er bij gedoopt werd, zoals in Handelingen 2 : 41 betekent niet, dat het niet geschied is. Ja maar, hoe kunnen er drieduizend gezinnen op één dag zijn gedoopt? Dat hoeft ook niet. Deze duizenden sloten zich wel bij de gemeente aan, maar die doop hoeft niet op die éne dag te hebben plaatsgehad. Dat staat er trouwens niet ook. Het is een nieuwe zin. waarin van die drieduizend melding wordt gemaakt.

Nog eens, het strijdpunt is niet of er om te beginnen volwassenen gedoopt zijn. Dat staat vast. Maar als men op Abraham teruggaat mag men uit Gods belofte niet schrappen: en uw zaad. God zegt: om u te zijn tot een God en uw zaad na u.

Petrus zegt: U komt de belofte toe en uw kinderen. Ik vraag mij ietwat verwonderd af, waarom men die kinderen zo graag kwijt wil? Waarom moet men Gods genade bij hen wegnemen, als de Heere ze aan hen toekent?

Nog één keer wil ik de briefschrijver het woord geven. , , In het nieuwe verbond gaan altijd bekering en geloof vooraf, de gestelijke besnijdenis, en daarna lieten zij zich dopen."

Dit is niet juist. Ook al ziet men er van af, dat velen zich lieten dopen, die niet geloofden, dan blijft nog het willekeurig negeren van het huis dat gedoopt werd. Waarom zou het anders zo gezegd zijn, als men niet de gedachte toegedaan was, dat de vader en het gezin een eenheid vormden? Bovendien hebben de beoefenaars van de kinderdoop het hele Oude Testament mee, en de woorden van Paulus uit Coll. 2, dat de christelijke besnijdenis in de doop te vinden is. Maar laat mijn beste vriend nu niet denken, dat hierdoor iets afgedaan kan worden aan de eis van bekering en geloof. Die gold voor de besnedene en die geldt voor de man, die als kind gedoopt is en voor de man, die na zijn 16e jaar gedoopt is. De doop zelf geeft immers niet de minste waarborg, dat er geloof is. Daarom schreef de apostel Paulus in 2 Corinthe 13 niet: , , het is wis en zeker, dat gij gelooft, want ge zijt gedoopt, " maar hij schreef: Onderzoek dat maar eens goed. volwassen gedoopten (met uw kinderen), of ge in het geloof zijt. De doop is een tegen en zegel van Gods belofte, doch niet van ons geloof.

Aan het eind zijn we het weer eens. Onze vriend schrijft: , , Ik ben maar een eenvoudig iemand, die met al zijn gebreken de Heere dagelijks nodig heeft." Dat ben ik ook maar en dat heb ik ook. Misschien is het dan niet zo erg al doop ik toch de kleine kinderen en misschien is het niet zo erg al meent dan een ander, dat het niet goed is. Als het dopen maar door

gaat en als de Heere maar voortgaat gedoopten of ongedoopten te bekeren.

D.

L. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 juli 1965

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De kinderdoop is naar de Schrift!

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 juli 1965

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's