Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De blÿdschap der engelen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De blÿdschap der engelen

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik zeg ulieden. dat er alzo blijdschap zal zijn in de hemel over één zondaar, die zich bekeert, meer dan over negen en negentig rechtvaardigen, die de bekering niet van node hebben.

Lucas 15:7.

Dc blijdschap in dc hemel

Dit is een bekende tekst, wel één van de bekendste uit de hele bijbel. Wat wordt hij vaak geciteerd, 20 vaak, dat niemand precies de tekst weet op te zeggen. Dat komt omdat er twee teksten zijn. die vlak bij elkaar staan en die nogal verschillen. De ene spreekt van blijdschap in de hemel, de andere van blijdschap vóór de engelen Gods. De ene heeft er de negen en negentig rechtvaardigen bij, de andere niet. De langste tekst staat bij de gelijkenis van het verloren schaap, de kortste bij die van de verloren penning. Bij de gelijkenis van de verloren zoon, de derde uit Lucas 15, staat deze tekst niet. Hij komt verder nergens in de bijbel voor, hoe bekend hij ook is.

Bij wie is er nu de blijdschap in de hemel? Vers 10 zegt, dat die er is vóór de engelen. Greydanus vertaalt: voor het aangezicht der engelen Gods. De Nieuwe Vertaling heeft: bij de engelen Gods. De Kanttekeningen verklaren ook: onder de engelen Gods. In het eerste geval is er de blijdschap bij God Zelf. Dat is een goede gedachte, een diepe gedachte, dat God verblijd is over één zondaar, die zich tot Hem bekeert. Dit ligt in de lijn van het welbehagen Gods, waarvan de engelen zongen bij de geboorte van de Zaligmaker. Het behaagt God zo diep, als een zondaar zich tot Hem keert. Daar heeft Hij zo n innerlijk genoegen over. Nooit kunt gij Hem groter genoegen doen, dan door u tot Hem te bekeren. Daar heeft God vreugde over. Over één zondaar? Heeft de God, Die over miljoenen regeert, oog voor een enkel mens? Zeer zeker. Elk mensenkind is Hem de aandacht waard en de bekering van één enkel mensenkind heeft Zijn volle aandacht, heeft Zijn volle liefde, verschaft Zijn hart volledige vreugde. Daar is God blij mee!

Ook al staat er in de tekst: vóór de engelen, dan bewijst dit, dat de vreugde Gods aan de engelen opvalt. Zij merken dat, zij zien dat. God is niet een onbewogen despoot, die zich in vreugde en verdriet weet te beheersen, maar Hij is een bewogen God, Die een hart heeft voor al het geschapene, maar Die vooral een hart heeft voor Zijn kerk. En Hij heeft het ook voor één enkele bekeerling. Is het wonder, dat de engelen die vreugde overnemen? Is het wonder, dat de bekering van een enig zondaar, ook aan de engelen niet verborgen blijven kan? Let u slechts hierop:

a. De engelen voeren strijd met de duivelen, deze voor het rijk van hun meester, genen voor het rijk van hun grote Meester. Wordt aan het rijk van de duivel afbreuk gedaan en neemt het rijk Gods toe, dan kan het niet anders of de engelen merken dat, zo goed als de duivelen dat merken. En wat nu voor de duivelen een oorzaak van smart is, dat kan niet anders dan een oorzaak van blijdschap zijn voor de engelen. En daar telt elke zondaar mee.

b. De engelen worden uitgezonden tot dienst van diegenen, die de zaligheid beerven zullen. De bijbel zegt, dat des Heeren Engel een onverwinbare legermacht zet rondom hem, die Gods wil betracht, rondom hem, die God vreest. Daar is dus het ogenblik van iemands bekering het ogenblik van de indiensttreding der engelen. En waar de heerlijkheid van hun Koning is in de veelheid van Zijn onderdanen, daar moeten de engelen zich wel grotelijks verheugen over de toename van des Konings rijk. En dan is de enkeling van dat rijk. die toegebracht wordt, voor hen al stof tot verblijden.

c. Er is altijd reden tot verheuging voor deze hemelbewoners. Zij verheugen zich over al de werken van Gods handen, over de schepping Gods, over de onderhouding Gods, maar nu in het bijzonder over déze werken van Gods handen, want de zondaar mag dan zich bekeren, maar het is toch wel bijzonder een werk Gods, als hij dat doet. Het is het grootste werk Gods, groter dan de schepping, groter dan de onderhouding. In het werk van de schepping blinken Gods wijsheid en Zijn almacht, maar in dit werk der bekering blinken bovendien Gods genade, Zijn liefde, Zijn trouw en Zijn gerechtigheid.

Let hier wel op, als een mens droefheid naar God krijgt, als hij een smart over de zonde krijgt, dan krijgen de engelen vreugde. Let hier wel op, als de mens zich in God, in Christus, in Zijn genade gaat verheugen, dan maakt dat de vreugde uit van de engelen.

Noemt ze bij name, als Gabriël, als Michaël; die dienaren der kerk, zij verheugen zich.

Noemt ze bij soorten, als Serafs, Cherubs; die strijders voor de kerk, zij verheugen zich.

Zij verheugen zich over het geheel der kerk. maar ook over elk lid in het bijzonder.

De zondaar, die zich bekeert

Ja, zo staat het er, èn in vers 7, èn in vers 10: die zich bekeert. Intussen spreken de beide gelijkenissen van het verloren schaap en van de verloren penning, dat die gevonden wórden, respectievelijk door de herder en door de vrouw. De Heere Jezus redt niet alleen het verlorene, maar Hij zoekt ook het verlorene. Wat al te veel wordt in deze tijd de verantwoordelijkheid van de mens op de voorgrond geschoven. Het is een werk van de Zaligmaker, heel het werk der bekering. Het is zo'n eenzijdig werk van Christus. Hij is gekomen om te , .zoeken" en zalig te maken, wat verloren was. Het is niet aan u overgelaten, om tot Hem weder te keren, Hij keert Zich naar de zondaar. Hij doet dit zo getrouw, als de man, die zijn schaap nagaat; zoals de vrouw, die haar hele huis doorlicht met de kaars, zoals de vrouw, die haar hele huis met bezemen keert. Er staat, dat zij naarstiglijk zoekt! Zo zoekt de Heere de zondaar naarstig!

Een zondaar bekeert zich.

Dat schaap kan door eigen schuld, door domheid en dwaalzucht zoek raken, maar een penning kan er niets aan doen, als die uit de hand of uit de beurs van haar vrouw rolt en daar ergens op de lemen bodem in het stof verdwijnt. Dit is van het schaap nauwelijks een zonde, van de

penning beslist geen zonde. Maar bij de mens is dat anders. Zijn wegraken van God is zijn zonde en van God geweken, raakt hij in de zonde. In de diepste zonden.

Het hoofdstuk begint met tollenaars en zondaars. Het geld en de vrouw, dat zijn de twee grote machten, die het zondeleven bepalen. De geldgierigheid is de wortel van alle kwaad. De zinnenlust is de dodelijke strik. Als nu een mens moedwillig van zijn Meester wegloopt en dan zich werpt en wentelt in het vuilste, wie zal hem dan nagaan? Dat moet onbegrijpelijke genade zijn. Schat een herder één schaap op zo grote waarde? Schat een vrouw één penning op zo grote waarde? Ja, en zo schat de Heere Christus één mens op zo grote waarde. Daar roept de herder zijn buren voor samen en de vrouw haar geburinnen en de Heere Zijn engelen: „Weest blijde met mij!"

Maar nu nog één keer dat: zich bekeren". Dat schaap zet geen voetstap in de weg terug, t Moet op 's herders schouders gedragen worden. De penning onderneemt geen wenteling naar de vrouw toe! En de zondaar dan? Straks keert de verloren zoon terug, maar niet dan nadat hem zelfs de zwijnendraf geweigerd werd en niet dan nadat het huis met overvloed van brood begon te wenken. Ik kan ook zeggen: ls de hand van de herder het schaap grijpt, als de schouder van de herder het dier draagt, dan keert het schaap terug. Als de hand van de vrouw de penning grijpt en hem bergt in de beurs, dan keert de penning terug. Zoveel doen wij aan onze bekering, maar ook niet meer. En over dat wederkeren, over dat zich bekeren verheugen zich de engelen, daarover verheugt Zich ook God. Het ligt zo zuiver als in Psalm 119:88:

Gun leven aan mijn ziel, dan looft mijn mond Uw trouwe hulp: stier mij in rechte sporen; Gelijk een schaap heb ik gedwaald in 't rond, Dat onbedacht zijn herder heeft verloren. Ai, zoek uw knecht, schoon hij Uw wetten schond. Want Hij volhardt naar Uw geboón te horen.

Daarover nu is blijdschap in de hemel, bij God en bij Zijn engelen, over één, die zich bekeert en over elk, die zich bekeert. Is die vreugde ook om u aldaar geweest?

De negen en negentig, die de bekering niet nodig hebben

Er is groot verschil van inzicht in de bedoeling van dit woord. Ik laat nu staan de opvatting van de kerkvaders Ambrosius, Hilarius en Chrysostomus, die daarin zien de engelen, die niet gevallen zijn, terwijl zij in het ene schaap zien het hele mensdom, dat in Adam verloren was. Wij hebben zulk een manier van Schriftverklaren niet. Anderen zien hierin de goede leden der kerk, die zedelijk niet zijn afgedwaald.

Calvijn ziet het zo! Hij zegt: „Deze bekering hebben zij niet nodig, die reeds begonnen zijn hun leven met het voorschrift der Goddelijke wet in overeenstemming te brengen, zodat zij aanvankelijk vroom en heilig leven, ofschoon zij onder de zwakheden des vleses zuchten, en het hun moeite kost die ten onder te brengen."

Ik meen, dat zo de eerste verzen van het hoofdstuk, die Jezus aanleiding gaven tot het maken van deze gelijkenissen, uit het oog verloren zijn, namelijk de tegenstelling Tollenaren—Farizeeën. Het zal dan wel waar zijn, dat de gangbare opvatting de juiste is, en dat hier niet gezien wordt op hen, die reeds bekeerd zijn, maar op hen, die nooit behoefte gevoeld hebben aan enige bekering, omdat zij in hun deugdzaamheden en vroomheden volkomen tegenwicht vonden voor hun zonden. De bekering was dan goed voor notoire zondaren. En o wee, daar komt onze tekst gevaarlijk dicht op ons aan. Wij prediken wel vervaarlijk veel de bekering en wij predken die als voor iedereen, naar recht bijbelse wijze. Maar wij adresseren de preek, die wij houden of die wij horen, toch aan het oude adres: de openbare zondaars. En wij geloven wel, dat die bekeerd kunnen worden. En als zij bekeerd zijn en tot een ander leven gekomen zijn, dan zetten wij ze ook wel graag in de rij van de erkende heiligen. Maar met dat al blijven wij de oproep tot bekering doorsturen naar dat bekende adres. Waarom zouden wij ons moeten bekeren? Wij zijn toch geen slechte mensen? Wij zijn toch geen dieven, geen echtbrekers? En als dan de eis tot bekering, de oproep tot bekering ook tot ons doorgaat, dan komt het verzet tegen de prediking. Dan komt het verzet tegen de Christus, dat oude verzet: „Deze ontvangt zondaars en eet met hen? " En de grondslag van dit verzet is jaloezie op zondaars, die wel tot bekering kwamen, omdat dan toch bewaarheid wordt: „Vele laatsten zullen de eersten zijn en vele eersten de laatsten."

En daar komt de vijandschap tegen de begenadigden, de vijandschap tegen de genade, de vijandschap tegen Hem, Die genade bewijst. De ergernis van het E-vangelie! De afwijzing van de bekering, als een voor ons overbodige zaak, voert onherroepelijk tot een afwijzing van de genade. Genade is een prachtig woord. maar alleen voor schuldigen. En dan komt het grote bedrog, dat wij ons voor rechtvaardigen houden, zonder gerechtvaardigd te zijn door het geloof. De zondaar, die het Evangelie ongehoorzaam is, gaat zich noemen met de naam, die alleen door de genade des Evangelies gedragen kan worden: „rechtvaardigen". Let er maar op, dat er geen gangbaarder woord is onder onbegenadigde kerkmensen dan het woord „genade". Daar hebben zij de mond van vol, maar het hart van leeg.

Er zijn nog enkele dingen, die onze tekst meldt. Let eens op de getallen. Dit geslacht der rechtvaardigen komt nog al menigvuldig voor. En gezien het feit, dat zij juist de kerkelijken zijn, moet deze zonde niet zozeer in de wereld gezocht worden, als wel in de kerk. Gezien het feit, dat deze zonde hier in de tekst bedreven wordt door kerkelijke waardigheidsbekleders, moeten wij maar vragen aan Hem, Die alles weet: „Ben ik dat, Heere? "

Waar dit geslacht zoveel voorkomt in de kerk, wat hun te zeggen, dat hun hart treffen kan? Eén ding zegt de tekst, wat recht ontdekkend is, wat het hart kan raken. Er is voor hen geen blijdschap in de hemel geweest tot nu toe, noch bij God. noch bij de engelen. Moeten zij dan een bekering kennen als de tollenaars, als de zondaars? Schat u de zonde van de vijandschap tegen Christus, tegen het Evangelie, tegen de genade, tegen de begenadigden, kleiner dan dc geldgierigheid der tollenaars of dan de onreinheid der zondaars? En hoeveel zonde wordt er gedaan onder de dekmantel der rechtvaardigheid. De Farizeeërs aten de huizen der weduwen op, als de tollenaars. De Farizeeërs vluchtten weg van een zondares, toen hun zonden hun in herinnering gebracht waren. Zodat dc bekering van een Farizeeër even zwaar is als die van een tollenaar. En Jezus ontvangt zondaars en eet met hen. Zodat de blijdschap in de hemel zo groot is over een Farizeeër... die zich bekeert, als over een tollenaar... die zich bekeert.

Zw.

W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 augustus 1965

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De blÿdschap der engelen

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 augustus 1965

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's