Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Als hÿ nog verre was

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Als hÿ nog verre was

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

En als hij nog verre was, zag hem zijn vader, en werd met innerlijke ontferming bewogen; en toelopende, viel hem om zijn hals en kuste hem.

Lucas 15 : 20b.

Het uitzien van de Vader.

Als u gevraagd wordt naar de hoofdpersoon uit de derde gelijkenis in Lucas 15, dan zult gij waarschijnlijk allen zeggen, dat dat de jongste zoon van de familie is. De gelijkenis heet ook naar hem, zoals u in het opschrift leest. Alleen de opschriften behoren niet tot de tekst van de bijbel. Nadenkend zegt iemand mogelijk: , , Dat zit nog. De gelijkenis is gesproken tot murmurerende Farizeeërs, en Schriftgeleerden. Het kon dus wezen, dat de les, die hun gegeven wordt, hoofdzakelijk ligt in de figuur van de oudste zoon." En wat dacht u dan van de figuur van de vader? Zou hij niet de hoofdfiguur zijn uit de hele gelijkenis? En hem laten wij altijd maar schuil gaan achter de beide zonen.

Onlangs zag ik de tekening van een Franse tekenaar, die de vader uit de gelijkenis had getekend, 't Was maar gewoon een man, een oude man, die leunde in een vensternis en die keek. Er was alleen maar een stuk zijmuur getekend en ook een stuk stenen kozijn. En dan alleen die man, die keek, die voorover gebogen uitkeek. Geen onderschrift stond er bij. Maar ieder moest weten: dat is de vader uit de gelijkenis. Men moest naar die man kijken: een wat zwaar gebouwde Joodse man. De tekenaar had zijn jaren op hem weten te leggen. Die lagen op zijn gestalte, wat gebogen, die lagen op zijn gezicht, wat men en profiel zag. Daar lag weemoedig levensverdriet op dat gelaat. En ook hoop, de hoop, van een man, die niet ophield te wachten. Voor hem, op het wijde veld, dat vaag tegen een laag gebergte aan liep, was niets te zien. Toch had die tekenaar spanning aangebracht op dat gelaat. Zag die man dan wel wat op dat wijde verre land, dat tegen het lage gebergte aanliep? Men ging onwillekeurig mee kijken in die wijde verte, en jawel. heel klein en heel ver een figuurtje, dat naderde. Inderdaad de verloren zoon, inderdaad de vader. Een tekening in onze tekst: , , En als hij nog verre was, zag hem zijn vader." Een preek zonder woorden over het belangrijkste moment uit de hele gelijkenis.

De tekenaar, die vele mooie dingen uit de bijbel, hoofdzakelijk gelijkenissen, getekend had, heeft de gelijkenis het best begrepen. Het gaat om die vader. Zoals het in de bekering om God gaat. Calvijn zegt met even zovele woorden, dat Gods genade niet bewezen wordt, als de mens maar berouw heeft, maar dat Gods vaderlijke barmhartigheid het berouw en de wederkeer van de zondaar voorkomt. Welaan dan, onze tekst: , , En als hij nog ver was, zag hem de Vader."

Niet alle trekken in de gelijkenis vragen om verklaring, bijvoorbeeld niet het uitdelen van de erfenis door de Vader, tijdens diens leven nog. Intussen, wat voor figuur was die man. De zoon had hem op het hart getrapt, wilde weg uit 's vaders omgeving, onder 's vaders oog. eiste vaders goed op, maakte dat te gelde en toog weg. Hij zocht het niet zo dichtbij. In een vergelegen land. Goed ver bij die vader vandaan, onbereikbaar ver. li weet, hoe hij daar geleefd heeft en hoe lang hij daar geleefd heeft. Nooit heeft hij naar huis omgezien. Zo ver was het intussen niet, of de geruchten komen wel binnen. Als iemand het slecht maakt, dan is de wereld ook weer klein genoeg om de geheimen van iemands leven openbaar te maken. De vader zal het wel geweten hebben, want de oudste zoon wist het het ook. En die wes grof genoeg, om het de vader verwijtend in het gezicht te slingeren, alsof die dat zelf gedaan had. De vader hééft het geweten, want hoewel hij het met geen woord zegt, wat zijn zoon gedaan heeft, dit zegt hij wel: , , Deze uw broeder was dood, deze uw broeder was verloren."

Een ouder oog ziet scherp, en liefde ziet scherp, ziet ook scherp de zonde... Men zegt, dat die vader al zo vaak op zijn wacht gestaan heeft. Dat staat er niet. Dit staat er wel, dat als de zoon weerkeert, die vader daar staat en uitkijkt. Het zal dus zeker zo geweest zijn, dat die man heeft uitgezien naar zijn komst, naar zijn wederkeer, jaren — jarenlang. Merkwaardig is dat, dat er niet staat: „Als de zoon nog ver was zag hij zijn vader", maar omgekeerd. De jongen wist welke kant hij uit moest kijken om zijn ouderlijk huis te zien, de vader wist niet welke kant hij uit moest kijken. De zoon kon veel verder kijken, met zijn veel jongere ogen, maar de ogen van de vader waren oud. De zoon zag niet van verre de grote figuur van de vader afsteken tegen de witte wand, maar de vader zag wel de kleine figuur van de zoon zich los maken uit de achtergrond van berg en bos. Liefde ziet scherp, maar genade ziet heel scherp. Sommigen willen, dat de vader hem zag, teoen hij nog ver was in het ver gelegen land, in zijn zondig bestaan. Laat ons het voor voldoende houden, dat de vader wachtte, toen hij in de zonde leefde en dat die vader hem zag, toen hij berouwvol wederkeerde. De zoon repeteerde onder weg zijn schuldbelijdenis, de vader repteerde niets, zeide niets, maar wachtte. Daar was een verlangen in zijn hart, daar was een verlangen in zijn oog, veel groter dan er verlangen was bij de zoon. De vader verlangde naar de zoon, de zoon naar het brood van de huurlingen. De zoon kwam tot zichzelve toen het geld op was, de vader verlangde naar zijn zoon toen het geld nog lang niet op was en hij verlangde even hard naar hem, nu het geld wel op was.

Geliefden, God verlangt naar het verlorene. Hij zegt: „Keert weder, gij afkerige kinderen en Ik zal uw afkeringen genezen".

En de Zoon des mensen is gekomen om te zoeken en zalig te maken, wat verloren was. Let wel: te zoeken en zalig te maken.

Zijn hier verloren mensen? Die verlaten hebben hun God, de Godsdienst, Vader en 's Vaders godsdienst. Zijn er hier, die gezondigd hebben tegen de hemel? Zijn er hier, die gezondigd hebben voor hun vader of voor hun moeder? Terwijl

u nergens aan denkt, dan aan jolijt en vreugde, terwijl u al wat gebod heet terzijde stelt, is daar een oog dat u zoekt. Zeker is dit, dat als u wederkeert, Zijn oog op u wacht en u ziet, als gij Hem nog van verre niet ziet.

Het komen van de Vader.

, , en werd met innerlijke ontferming bewogen, en toelopende..." Zouden wij dat gedaan hebben, uitgaan naar iemand, die óns geld er doorgebracht had? Wat zijn wij mensen ontzettend op ons geld gesteld. O wee, als wij van iemand wat te vorderen hebben. Ja, en dan moet het nog eens een heel vermogen zijn. Dat vergeven wij iemand nooit, als het blijkt niet in te vorderen te zijn. Dat doen wij zelfs niet, als het in overigens eerlijke, maar niet zo gelukkige handel verloren gegaan is. En dus zeker niet, als het door ijdelheid. niksnutterij en slechtigheid zoek gebracht is. Dalvergeven wij nooit, al was het aan onze eigen familie niet. Wij zouden het misschien vergeven, als zij kans zagen het terug te verdienen. Maar zouden wij iemand tegemoet gaan. die èn zijn geld, èn zijn eer, èn zijn goede naam, èn waarschijnlijk zelfs zijn gezondheid verspeeld had? Een eindweegs tegemoet gaan, alsof het een vorst of een gaarne geacht familielid betrof? Dat deden wij nooit!

Dat deed die vader.

Het geheim staat aan het begin: hij werd met innerlijke ontferming bewogen. Daar zat een hart in die man. Die verstond het om lief te hebben, niet alleen die hem liefhadden, maar ook die hem niet liefhadden, niet alleen die zijn liefde waard waren, maar ook die zijn liefde helemaal niet waard waren. Dit was genadige liefde, dit was ontfermende liefde. Liefde, die maar één ding beoogde, te vergeven en te geven, 't Zat er bij die man niet zomaar boven op. niet maar aan de oppervlakte, 't Zat bij hem tot in het diepst van zijn innerlijk. Hij werd door die ontferming, door het medelijden met die stakker, met die schuldige man, bewogen. Ik zeg bewogen. Bewogen om over alle aangedane belediging en leed en schuld heen te stappen en genade voor recht te laten gelden. Bewogen om zelf naar die jongen te gaan. Genade komt zelfs alle schuldbelijdenis voor. Hij wordt bewogen om te gaan. Hij verlaat zijn hoge venster en hij gaat de weg op, met de snelheid als één, die een grote buit vindt. Met de snelheid als één, die een groot geluk tegemoet snelt. De vaart van die oude man kunt u lezen: „toelopende viel hij hem om zijn hals." Oude voeten kunnen snel gaan, als een oud verlangen vervuld wordt. Oude voeten kunnen snel gaan, als het gaat om de redding van een zoon, die dood gewaand was. Vraagt u dat maar aan vader Jacob. toen die naar Jozef reisde: „Ik zal gaan en hem zien. eer dat ik sterve." De ontferming gaf aan die vader de kracht, om die verre tocht voor de helft of voor meer dan de helft te maken. Als hij nog verre was.

Die oude ogen hadden zich niet bedrogen. Hij had het wel goed gezien. Liefde mist niet gauw. Genade mist nooit. Zo is God. Als die vader. Met evenveel ontferming, met even innerlijke ontferming. Zo is God. Als die vader. Hij loopt toe, waar een mens tot Hem wederkeert. Als u denkt Hem ginds te ontmoeten, dan is Hij al nabij u.

Hij zal Zijn volk niet eindeloos kastijden, Noch eeuwiglijk Zijn gramschap ons doen lijden: Hij is het, die ons Zijne vriendschap biedt. Hij handelt nooit met ons naar onze zonden; Hoe zwaar, hoe lang wij ook Zijn wetten schonden. Hij straft ons, maar naar onze zonden niet.

Geen vader sloeg met groter mededogen Op teder kroost ooit Zijn ontfermend' ogen Dan Isrels Heer' op ieder, die Hem vreest. Hij weet, wat van Zijn maaksel zij te wachten, Hoe zwak van moed, hoe klein wij zijn van [krachten En dat wij stof, van jongsaf, zijn geweest.

Het aannemen van de Vader.

, , en toelopende viel hem cm zijn hals en kuste hem."

Wij zijn geneigd daar nog al wat strepen tussen te zetten, achter dat „toelopende". Immers, dat gaat toch zomaar niet. Vooreerst, de schrik van een vader, die de herinnering bewaard heeft aan een frisse en nog nette zoon, en die wel verwacht heeft, dat hij wat ouder geworden was. Maar nu een ontmoeting, ontdaan van alle mooie herinnering en met al de tekenen van een leven van eten, drinken, vrolijk zijn en de rest. Vraag dat maar aan de oudste zoon. Die wist er blijkbaar meer van. Dat toelopen is te begrijpen, maar het verdere niet. Eerst wassen en reinigen... en dan ook graag die sporen weg.

Wij zijn geneigd hier wat gedachtenstrepen te zetten. Dat gaat zo niet. Eerst uw schuldbelijdenis. Zeg eerst het veelmalen herhaalde woord uwer erkentenis eens op. hartelijk doorvoeld en met tranen. En kom dan met uw verzoek.

Dat heeft de zoon zo ook gedacht. Die omhelsde de vader niet, maar de vader hem. En die kwam echt wel met zijn schuldbelijdenis. En hij kwam er nog te laat mee, en hij bracht hem er nog niet uit. zoals hij hem vele malen gerepeteerd had. Hij schatte zich het kindschap van de vader niet waard en hij schatte zich ook de broederschap van zijn oudste broer niet meer waard, 't Enige wat hij zou vragen was een plaats bij de huurlingen. Hij zou zelfs vóórkomen de verwijten van zijn oudste broer.

Maar nu dan de vader! Hij liep toe ten einde toe, vertraagde zijn pas niet toen hij dichter bij kwam cn toen hij zag die kleren, die door armoede en hongersnood vermagerde trekken, dat door overdaad vermagerde trekken, dat door overdaad en losbandigheid onteerde. Is dat mijn zoon? Is dit overgebleven van de bloei en welvarendheid van zijn jeugd? Is zo zijn aanmatigendeovermoed ondergegaan in beschaamde nederigheid? De vader viel hem om de hals, de vader kuste hem. Het innerlijk mededogen van de vader geeft hiervan dc oplossing. De vader verlangde niet alleen naar de zoon. hij had medelijden met hem. Tot diep in zijn ziel nam de vader zich voor om deze zoon, deze diep gezonken zoon op te heffen uit zijn diepe val. Die vader kende genade. Als hij straks zijn zoon beste klederen geeft, een prachtige ring, en een feestmaaltijd, dan zijn dat maar bijkomstigheden. Hier in deze ontmoeting gebeurt het eigenlijke. Hier is de aanneming van de persoon. Hoe verfomfaaid ook, hoe verarmd ook, hoe vervuild ook, hoezeer gij u ook uit mijn omgeving, van mijzelf hebt losgemaakt, gij zijt mijn zoon. weer mijn zoon. in volle rechten mijn zoon. De vader omhelst hem en neemt hem zo op de meest diepe en innige en reine wijze tot zich. Hij kust hem. als in de dagen. toen hij als kind zich stil en vredig en goed bij zijn vader vond.

't Behoeft geen verdere uitleg: zo doet God. zo is God. Zo doet Hij met zondaars, zo is Hij voor zondaars. En nu het grote gevaar. Wij zijn wel zondaars, openbare of wat meer verborgene, maar wij willen dat niet zijn. Er zijn wat verloren zonen, die nooit terugkomen, die verloren zijn en die verloren blijven. En er zijn ook zovele oudste zonen, die persé buiten willen blijven. als het feest van de verloren zonen begint. En zij blijven ook buiten. Ik neem het op mij, om u te betogen, dat de oudste zoon binnenshuis even ver van de vader afleefde, als de jongste zoon in zijn vergelegen land. Het is zo'n heilgeheim, dat de Heere gekomen is, om te zóéken en zalig te maken, wat verloren is. Hij zoekt niet bij dat. wat zichzelf bewaard heeft, er een paar verlorenen bij. Hij zoekt alleen verlorenen. Zondaars maakt Hij zalig. En nu nog één ding. De tegenwoordige opvatting is, dat de zaligheid verleend wordt aan verloren zonen, die in het vergelegen land blijven wonen, die wellustig blijven leven. Dat is een vreselijke genade, die de zonde in bescherming neemt, en zoals zal blijken, die de zondaar dan toch verloren laat gaan. De Vader gaat niet naar de plaatsen der zonde en de Vader laat niet in de plaatsen der zonde. Vraag het aan de jongste zoon en hij zal het u zeggen, dat het vergelegen land wat anders is dan het vaderlijk huis.

Daar ga je verloren. Hier word je behouden.

Zw.

W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 augustus 1965

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Als hÿ nog verre was

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 augustus 1965

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's