Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VRIJE GENADE OF VRIJE WIL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VRIJE GENADE OF VRIJE WIL

12 minuten leestijd

Gedachten zijn tolvrij. Dat zeggen ze. Of het ook waar is, is een tweede. De H. Schrift zegt van de eerste mensenwereld: En de Heere zag, dat de boosheid des mensen menigvuldig was op de aarde, en al het gedichtsel der gedachten zijns harten te allen dage alleenlijk boos was" (Gen. 6:5). Dus de gedachten vallen niet alleen onder de wet van waar en onwaar, doch ook onder het oordeel van goed of kwaad.

Maar over gedachten verder gesproken, ik heb nu een man ontmoet, die bang is voor het woordje vrij in de uitdrukking vrije genade. Hij kan de verbinding van deze twee woorden niet in Gods Woord vinden en ook niet in de belijdenisgeschriften. Zijn bezwaar gaat zover, dat hij op het gebruik van de uitdrukking „vrije genade" zelfs de vloek uit Openb. 22 : 18, 19 toepast. Als ik zulke felle woorden lees, krijg ik een vermoeden, dat er iets scheef zit. Het is ten eerste niet eerlijk om te stellen, dat we in boeken en gesprekken geen andere woorden mogen gebruiken of verbinden. dan die letterlijk in de Schrift staan. De prediker, de ziekenbezoeker, de huisbezoeker, de boekenschrijver, zij geven allen de Schrift weer in hun woorden. Dat wil heel niet zeggen, dat zij daarmee hun woorden aan Gods Woord willen toevoegen. Zij willen het Woord uitleg-

gen of kort samenvatten. Neem nu het woord genade. Wat duidt men daarmee aan? Ten eerste kunnen alle weldaden van het verbond, welke Christus verwierf en de H. Geest toepast, samengevat worden onder de naam van genade. Maar men kan ook op verschillende wijze van genade spreken. Daar zijn vele vormen van genade. We kunnen beginnen met de genade als gunst van God. De genade is Gods vrije gunst en goeddertierenheid. die zich uitwerkt in de persoon en het werk van Christus. Genade is dus de uitlating van Gods liefde, die niet vraagt naar verdiensten. Daarom noemen wij ze — en ik meen: terecht — vrije ge

nade. Daarom wordt bedoeld, dat de Heere helemaal niet verplicht is haar te geven. De Schrift zegt dan: „zonder de werken der wet". Het is de goedheid Gods, die bewezen wordt aan zulken. die niets goeds, maar alle kwaad hebben verdiend. In het Oude Testament wordt van God gezegd, dat Hij genade schenkt aan zijn volk. Het wordt daar nooit geschonken aan de schepselen in het algemeen of aan de heidenen, zeggen de geleerden. In het Nieuwe Testament betekent de genade van God zijn vrijwillige, ongehouden, onverdiende genegenheid, die bewezen wordt aan schuldige zondaren. Deze genade schenkt hun in plaats van het vonnis des doods de gerechtigheid en het leven. Zou het nu zo verkeerd zijn vrije genade te roemen, daar God helemaal niet verplicht is haar te schenken? Het is juist om deze tegenstelling met de verplichte goedheid te doen. Tegenover de wettische verdienstelijkheid van de Farizeeën en Schriftgeleerden stelt de Heiland het Evangelie van Gods schuldvergevende genade.

Nog eens: deze genade is de goedheid Gods, de onverdiende gunst. De onbegrijpelijke deugd in God. waardoor de Heere Zijn goedheid en liefde uitlaat in Christus omtrent schuldige mensen, zonder de minste verdienste van hun kant. Zij wordt integendeel geschonken tegen de krachtige afkerigheid en vijandigheid des harten in, enkel om de tussenkomende voldoening en gehoorzaamheid van de Zoon des welbehagens. Dus is de genade enkel uit de souvereine macht en wil Gods. Waar zij geschonken wordt valt ze vrij, naar het vrije welbehagen van Hem, die doet wat Hem behaagt. Zou de Heere niet helemaal vrij zijn in het wegschenken van Zijn gunst?

Nu is deze genade een genade, die God aan de zondaar schenkt. Er is echter ook genade, die de Heere in de zondaar werkt. Dat zijn genadegaven in de mens. Als we volledig wilden zijn, zouden we nog heel wat meer moeten noemen. Er is een algemene genade. Dat is de naam voor allerlei lichamelijke en geestelijke weldaden, die door God uit genade aan zijn schepselen geschonken worden. Het is genade, dat God ons zijn wet, het Evangelie, de kerk en de genademiddelen gegeven heeft.

Van bijzonder belang voor de zaligheid zijn die genadegaven, die de Heilige Geest inwendig aan de mens mededeelt: rachtdadige roeping, geloof, wedergeboorte, rechtvaardigmaking, heiligmaking, enz. Ook in het schenken van deze genadegaven is de Heere vrij. Hij deelt ze uit aan wie Hij wil en wanneer Hij wil. We lezen in Efeze 4 : 7: , Maar aan elkeen van ons is de genade gegeven, naar de maat der gave van Christus." Er is dus verschil onder de begenadigden. De een ontvangt meer dan de ander. Wij stellen dus dat Gods zaligmakende genade twee zijden heeft. Het is de genade voor ons, die bestaat in Gods vrije gunst en goedertierenheid, die zich uitwerkt in de persoon en het werk van Christus. De genade, die zalig maakt, ligt niet in verbeteringen van de mensen, maar ligt in Christus en in het heil, dat Hij heeft aangebracht.

God verbetert een mens eerst niet, maar werkt in hem een vernederende kennis van zijn onverbeterlijkheid, verdorvenheid, goddeloosheid en schuld. Ook werkt God in hem het geloof, waarmee deze zondaar Christus omhelst. Wat Christus voor ons deed wordt het fundament van onze zekerheid, zodra wij Hem met een waar geloof aannemen. Dit geloof verdient niet, maar is de hand van de bedelaar gelijk. Zo wordt alle synergisme (medewerking van de mens met God) uitgebannen. Ons doen en laten verdient de genade der zaligmaking niet. Daarom heet het vrije genade. Zij is vrij van verdienste.

In het bovenstaande moge men de reformatorische opvatting der genade herkennen. De rooms-katholieke is anders. Daar ligt de nadruk niet op de ontdekkende, noch op de geloofschenkende genade, maar op de verbeterende genade, die de mens in staat moet stellen de zaligheid te verdienen. De natuurlijke mens, zo stelt ook Rome, kan niet zaligmakend werken. Het is niet zozeer de zondigheid van de natuurlijke mens, die bij Rome de genade noodzakelijk doet zijn, het is veelmeer zijn zwakte. Deze begin-genade, zo leert Rome, wordt aan alle mensen, zonder onderscheid, geschonken. Het is echter een genade, die de mens kan weerstaan en verliezen. Deze genade bestaat in een zekere algemene verlichting van het verstand. De roomse genade veronderstelt een vrije wil. Zij kan immers aangenomen of verworpen worden krachtens de vrije beslissing van de mens. Als de mens deze begin-genade aanneemt, gaat zij hem helpen. Vervolgens klimt de mens zo hoog. dat hem een bovennatuurlijke genade ingestort wordt. Met volle zeilen vaart hij nu recht op de haven van de verdiende hemel aan. Hij kan nu heel de zaligheid verdienen. Dit laatste woord is de kern van Rome's genadeleer. Men zou kunnen zeggen, dat Rome niet de zaligheid leert: zonder werken, doch: niet zonder de werken. Het is precies het tegengestelde van het evangelie der vrije genade. De oude remonstrantten dachten ook in deze richting. Wat de huidige remonstranten betreft, ik heb het vermoeden, dat zij over deze vragen heel weinig denken. Maar de ouden erkenden de genade niet verder dan dat zij de mens bekwaamde tot het kunnen. De mens moest het dan zelf willen. Dat is wel enigszins in strijd met het bekende woord: het is God, die in u werkt beide het willen en het werken. Uit hun kring is de uitspraak: , , Dat ik mij heb kunnen bekeren, daar mag ik God voor danken. Maar dat ik mij heb willen bekeren, daarvoor dank ik mij zelf."

Ik keer terug tot mijn brief. Ik hoop duidelijk gemaakt te hebben, dat de genade inderdaad vrije genade is, daar de mens niets kan eisen en niets verdient. Wat moeten we nu echter denken van de eerste dood? Mijn briefschrijver ziet de eerste dood als directe vrucht van de val. Wat wij dus de geestelijke dood noemen, noemt hij de eerste dood. Misschien mag ik hem er wel op wijzen, dat ik die uitdrukking nergens in de Schrift heb kunnen vinden. Wel lees ik in het laatste bijbelboek van een tweede dood. Ik moet haast denken, dat hij zelf ook iets aan de bijbel toevoegt, nl. dat woordje eerste. Toch lijkt het mij de moeite waard even stil te staan bij de teksten, waarin van de tweede dood gesproken wordt. Dat is in Openb. 2:11: , Die overwint, zal van de tweede dood niet beschadigd worden." En in Openb. 20 : 6: Zalig en heilig is hij, die deel heeft in de eerste opstanding; over deze heeft de tweede dood geen macht." Van deze tweede dood staat in Openb. 20:14: , En de dood en de hel werden geworpen in de poel des vuurs; dit is de tweede dood." Met de laatste woorden is duidelijk, wat de tweede dood is. Allen, die niet in het boek der levens geschreven staan, worden in de vuurzee geworpen, waarin ook de dood ondergaat. De eerste dood is in dit verband toch wel, wat wij noemen: e tijdelijke dood. Deze dood is een gevolg van en een straf op de zonde. Dood en zonde kan de mens niet ontlopen in eigen kracht. De enige redding ligt in Christus Jezus. Deze lichamelijke dood is niet het einde, doch daarna komt het oordeel (Hebr. 9:27). De tweede dood is dus de hellepijn. Ons leven is dubbel aan de dood onderworpen: erst het lichamelijk sterven, dat elke dag over ons komen kan. En dan de eindeloze smart in de plek, waar wening zal zijn en knersing der tanden. Maar de eerste dood moeten wij niet in het paradijs zoeken. Daar begint de geestelijke dood, die Jezus doet zeggen: aat de (geestelijk) doden hun (lichamelijk) doden begraven.

Het merkwaardigste komt nu. Onze briefschrijver tekent met bewogen woorden het bederf van de mens, maar laat aan deze mens toch een beetje vrije wil over. Hij wil de vrije genade niet, doch de vrije wil wel. Waarom eigenlijk? Aan het voorbeeld van de twee moordenaars, die gelijk met Jezus gekruisigd werden, tekent de correspondent de heerlijke macht van de vrije wil. Hij ziet de straf, die deze mannen krijgen, als een genadeklap. De een verhardt zich onder die straf en de ander wordt er door vertederd. De kruisstraf is de genadeklap. Deze moordenaar is niet behouden door vrije genade. maar heeft de genade niet tevergeefs ontvangen." Hij heeft dus met zijn vrije wil goed gewerkt.

Ik geloof, dat de correspondent noch het vraagstuk van de vrije wil goed ziet, noch ook het stuk van de vrije genade. Het is ook wel erg moeilijk. Maar dit staat wel vast: de ene moordenaar is verloren gegaan door zijn eigen verdorven vrije wil. De ander echter is behouden door vrije genade. Waarin bestond deze? God heeft aan de ene moordenaar gegeven de verlichting van zijn verstand, zodat hij zag hoe groot zijn zonde en ellende was. De straf buigt een mens niet, maar de H. Geest. De eerste heeft veel gehad en heeft geweigerd zich te bekeren, de twee

de kon tegen de waarheid, die hij zag, niet op. Moeten we dit aan de blinde mens toeschrijven, van wie staat: , .Tenzij dat iemand wederomgeboren wordt, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien"? Ik kies voor Gods werk in deze mens. De Heilige Geest heeft hem ook niet alleen zijn schuld doen aanschouwen, zodat hij de straf aanvaardde, maar ook Jezus doen zien als de grote Helper, de Koning, die verlossen kan.

Moet ik dat allemaal aan de vrije wil toeschrijven van die ootmoedige moordenaar? Ik kies tegen de vrije wil en voor de vrije genade. Ik roep niet de glorie des mensen uit, maar de glorie Gods en zeg: Het is God, die in de ene moordenaar werkte het willen en het werken. De andere moordenaar hield vast aan zijn niet-willen. Heeft de mens dan geen vrije wil? Wis en zeker heeft hij die en hij gebruikt hem ook, maar die wil is alleen genegen om kwaad te doen. De mens doet dat kwade volkomen vrij. Het goede echter wil hij niet. Hij is alleen maar geneigd tot alle kwaad. Ja maar, hoeveel mensen zijn er niet, die toch wel graag allerlei goede dingen doen? Die zijn er ongetwijfeld. De mens geniet ook op bepaalde niveau's veel vrijheid. Hij kan handelen of niet handelen. Hij kan, als hij gevaar ziet, blijven staan of doorlopen. Hij kan ook willen en kiezen. Van twee koekjes of appels kan hij kiezen, die hij wil. Hij kan uit fatsoen de kleinste nemen of uit persoonlijke voorkeur de hardste. De mogelijkheid om te kiezen is ons nog gelaten. Maar als het nu om goed en kwaad gaat, wat doen we dan? Kiezen we b.v. Jezus om ons te verlossen, om ons aan Hem over te geven? Willen wij Hem tot Profeet, Priester en Koning? Willen we onszelf verloochenen en ons kruis op ons nemen? Neen, dat willen wij niet. Jezus sprak: , , Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader hem trekke." Wij willen onszelf en niet Jezus. Daarom zegt het rijmpje: , .Hoe raak ik nog mijzelve kwijt, om Jezus voor een eeuwigheid recht hartelijk te kiezen."

Wij zijn van nature slaven der zonde. Het is niet genoeg, dat wij straf krijgen, zoals onze correspondent onderstelt. Het is alleen maar genoeg als wij de H. Geest krijgen. Van nature willen we Gods wet, en wat goed bij God is, niet. Toen Luther het jaren lang geprobeerd had, kwam hij tot de erkentenis, dat hij God haatte. Maar dat haten doen we vrijwillig en met ons hart. Want de wil is niet weg, maar hij is ten kwade geneigd. Wat God slecht noemt, zien wij als goed. Daarom blijven we ook verantwoordelijk voor onze daden. We doen het kwade niet gedwongen, doch juist gewillig. Wie weer een vrije wil ten goede begeert te krijgen, moet bidden om de Heilige Geest. Dan zal hij ongetwijfeld de vrije wil verwerpen in de zin van vrij ten goede en vrije genade prijzen. De Heere kan het niet doen om onzentwille. Hij doet het uit vrije gunst, die eeuwig Hem bewoog.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 november 1965

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

VRIJE GENADE OF VRIJE WIL

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 november 1965

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's