Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KLEINE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KLEINE KRONIEK

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Arbeid en rust

De redactie van het maandblad Wapenveld heeft een themanummer doen verschijnen over „Arbeid en rust" (losse exemplaren van dit nummer zijn verkrijgbaar tegen storting van ƒ 1, 25 per ex. op postrekening 266906 ten name van drs. W. A. J. Cromdijk te Maarssen). Op zichzelf genomen is dit een zeer actueel onderwerp. Daarom is bezinning op het vraagstuk van arbeid en rust dan ook noodzakelijk, vooral ook in verband met de zondag als de dag des Heeren en alle vragen die in de laatste tijd opkomen rondom de zondagsrust Dit mede in # verband met het vraagstuk van de zogenaamde „glijdende werkweek" en de continu-arbeid zoals die in steeds meer bedrijven wordt ingevoerd en die dan als een economische noodzakelijkheid wordt voorgesteld. Onlangs hebben de lezers daarvan iets in ons blad kunnen lezen toen daarin een protest van een groep kerkeraden op de Veluwe werd vermeld tegen de invoering van die continu-arbeid in een papierfabriek, die ook op zondag ging doordraaien.

Niemand zal durven ontkennen dat we steeds weer voor nieuwe vragen worden gesteld in de tijd en in de maatschappij, waarin wij leven. Daarbij komt ook de zondag en de zondagsrust steeds meer in het geding. Aan de ene kant is er een streven naar een verkorting van de arbeidstijd. En deze verkorting roept dan tegelijk ook weer de vraag van de ontspanning en de recreatie op. Aan de andere kant brengt de verkorting van de arbeidstijd grote gevaren mee voor de zondag, omdat er zulke dure machines worden aangeschaft, die geregeld moeten doordraaien om daarvan de volle winst te trekken en daardoor de welvaart van ons volk te verhogen. Die welvaart heeft echter zeer gevaarlijke kanten, zoals iedereen in zijn eigen leven kan opmerken. Maar die welvaart is tevens een aanslag op ons geestelijk leven, gezien vanuit zondag 38 van de Catechismus. Door de arbeid op zondag in de fabrieken gaat de mogelijkheid van de kerkgang steeds meer ontbreken. En men kan wel als theorie stellen dat men 's morgens of 's avonds naar de kerk kan gaan wanneer men zijn (ploegen)dienst in de fabriek er op heeft zitten. Maar wat zal daar weinig van terecht komen. We kennen de bekende omschrijving van het vierde gebod uit zondag 38: „Eerstelijk, dat de kerkedienst of het predikambt zonderheid op de sabbat, dat is op de rustdag, tot de gemeente Gods naarstig kome om Gods Woord te horen, de sacramenten te gebruiken, God de Heere openlijk aan te roepen en de armen christelijke handreiking te doen; ten andere dat ik al de dagen mijns levens van mijn boze werken ruste, de Heere door zijn Geest in mij werken late, en alzo de eeuwige sabbat in dit leven aanvange." Deze omschrijving is inderdaad niet „wettisch", zoals iemand onlangs opmerkte, maar „evangelisch". Dat geeft ons echter des te meer de opdracht om voor het behoud van de rustdag te strijden. Ze is een groot geestelijk goed, dat de Heere zelf aan ons gegeven heeft. En ze dient vooral ook om geestelijke goederen te verwerven. En om geestelijke arbeid, in de ruimste zin van het woord genomen, te vervullen.

Sabbat en zondag

In het bovengenoemde nummer van Wapenveld maakt dr. Goedhart van Rotterdam enkele opmerkingen over de verhouding van sabbat en zondag. Hij begint dit artikel met te zeggen: Uit het vierde gebod blijkt dat de wekelijkse sabbat op de schepping berust. De rustdag voor de mens is verankerd in het rusten Gods. Dit rusten van God is eigenlijk een wonderlijke zaak. De Heere heeft op de zevende dag gerust en zich verkwikt (adem geschept staat er letterlijk vgl. de Nieuwe Vertaling). Deze rust van God betekent geen lediggang. Hij werkt „tot nu toe" (Joh. 5 : 17). Het rusten van God wil zeggen: e schepping is voltooid; het werk van de schepping gaat over in het werk van de voorzienigheid. De zevende dag is door God gezegend en geheiligd, dat is: part gezet en wel ten behoeve van de mens; die moet leren rusten in Gods werk. Met andere woorden: e mens kan innerlijk rust kennen omdat het werken van God volmaakt is. Daarom behoort de mens de sabbatsrust dankbaar als gave Gods te ontvangen. Dit is het verband, gelegd door het vierde gebod, want in zes dagen...

Innerlijke rust ontbreekt de mens echter tengevolge van de zonde. „Al zijn dagen zijn smartelijk en zijn bezigheid is verdriet; zelfs des nachts rust zijn hart niet" (Prediker 2:23). In de taal van onze tijd uitgedrukt: ij leven gehaast, gejaagd. Omdat ons de innerlijke rust ontbreekt, ging ook het rechte begrip van de sabbatsrust verloren. De kooplieden van wie Nehemia vertelt, wilden op de sabbat hun bedrijf niet staken (Nehemia 13 : 15— en de scholen onderhouden worden, en dat ik, in-21). Amos klaagde er drie eeuwen tevoren al over, dat de handelaars zuchtten: Wanneer... is de sabbat voorbij, dat wij graan te koop kunnen aanbieden? " (Amos 8:5).

De ware rust die de mens slechts in God kan vinden, werd in Israël door symbolen afgebeeld, b.v. door de rust in het land Kanaan en ook door de sabbat Door de „sabbat der rust" (Exodus 31 : 15, 35:2; Leviticus 16:31, 23:3) werd Israël onderwezen aangaande de rust in God in het aardse leven door het geloof en aangaande de eeuwige rust in de gelukzaligheid. Maar het was slechts een beeld. Van Kanaan heet het: Indien Jozua hen in de rust had gebracht..." (Hebr. 4:8). De echte rust is er slechts in Hem, die meer is dan de als „een man der rust aangekondigde Salomo" (2 Kron. 22:9).

Door de komst van Christus en door zijn verzoeningswerk heeft zich de religieuze situatie waarin Israël leefde gewijzigd. De Joodse sabbat met zijn wettische clausules is veranderd in de dag van de Here (— van de Here Jezus, nl. de dag van zijn opstanding). In de naam „de eerste dag der week" is de joodse telling van de dagen nog aangehouden. Later werd de uitdrukking „de dag van de Here" meer en meer gebruikelijk. Slechts een enkele maal vóór Constantijn de Grote vinden we de naam dies solis (zon-dag). Keizer Theodosius spreekt over de dies dominicus (vgl. het Franse dimanche en het Italiaanse dominica betere namen dan het romaans/germaanse zondag).

In de Oude Kerk heeft men „de dag van de Here losgezien van de sabbat In de eerste eeuwen fundeerde men de viering van de eerste dag der week dan ook niet op het vierde gebod, al oefende dit wellicht een grotere invloed uit dan uit de overgebleven schriftelijke bronnen blijkt."

Ik meen dat dr. Goedhart er goed aan gedaan heeft op deze wijze de zaak van de verhouding van sabbat en zondag aan de orde te stellen.

Hij tekent dan verder hoe men in de Middeleeuwen placht te onderscheiden tussen een moreel en een ceremonieel gedeelte in het vierde gebod. Het ceremoniële gedeelte (de zevende dag, de strenge bepalingen omtrent het niet arbeiden) heeft men losgelaten, evenals de ceremoniële wetgeving in haar geheel. Het morele gedeelte bracht men over op de eerste dag der week, die daardoor een soort christelijke sabbat werd (één dag van de week moet alle arbeid blijven rusten, omdat die dag in de dienst van God moet worden besteed). Dr. Goedhart vervolgt dan:

„De theologische fundering van het omzetten van de sabbat in de 'dag van de Here heeft de kerk heel wat hoofdbrekens bezorgd. In het Nieuwe Testament wordt er melding gemaakt van de eerste dag der week (1 Cor. 16:2) en de dag van de Here (Openb. 1 : 10). We horen evenwel niet dat deze dag officieel in de plaats van de sabbat is gesteld. Wel kwamen de christenen in het begin van de tweede eeuw reeds op de eerste dag van de week samen (brief van Plinius). Thomas Aquinas nam aan, dat hieraan een kerkelijke verordening ten grondslag lag, die door de traditie wordt teruggeleid tot de apostelen. Zo oordeelden ook de Hervormers, voor wie de traditie en de kerkelijke instellingen intussen veel minder autoriteit bezaten dan voor de middeleeuwse theologen. (Onder ons liet Voetius de instelling van de zondag teruggaan op een goddelijk recht; Kuyper volgde hem daarin na.)"

Daarna wijst dr. Goedhart er op hoe Luther erover heeft gedacht: Niet terwille van kundige en onderlegde christenen vieren we zondag, maar om aan de grote menigte lichamelijke rust te gunnen en 2e dan samen te laten komen om Gods Woord te horen. Terwille van de kerkelijke orde vooral wil Luther de zondag handhaven.

Calvijn heeft in zijn Institutie eerst een bedenkelijke verklaring gegeven als hij opmerkt dat hij aan het getal zeven niet zozeer hecht. Maar in zijn verklaring van Genesis 2 is hij toch nog teruggekeerd tot de scheppingsordinantie van één dag rust op de zeven. Voor Calvijn is overigens het staken van beroepswerkzaamheden zo vanzelfsprekend, dat hij daaraan niet veel woorden wijdt. De Hervormers hebben echter steeds de nadruk gelegd op de rust die de gelovige vindt in God ten aanzien van de zondag.

Zondag vieren is rusten in God

Dr. Goedhart wil ook van dit laatste uitgaan: „Opgekomen uit een puriteinse mentaliteit heeft ze niet nagelaten de wettische opvatting van de zondag te versterken (vgl. de ijver voor sabbatsheiliging!!), die aan de Hervormers vreemd is geweest. Die legden steeds de nadruk op de rust die de gelovige vindt in God.

Christus brengt de ware rust (vgl. Jes. 11 : 10). Dit heeft ook gevolgen voor de arbeid. Wij maken ons druk, gunnen ons in weinig opzichten rust. Tot de gejaagde mens van heden komt het profetenwoord (wat is de Bijbel actueel): oor bekering en rust (nl. in God) zoudt gij verlost worden, in stilheid en vertrouwen zou uw sterkte zijn (Jes. 30:15 NV). De antieke mens begeerde echter de profetische prediking evenmin als de moderne mens. In wezen zijn beiden gelijk! De gelovig levende mens (ik zeg liever niet: e geloof hebbende), vindt rust in de arbeid, maar ook na de arbeid is hem rust toegestaan.

„Rust een weinig", zegt Jezus tegen zijn leerlingen (Mark. 6:31). De wettische dienst van de sabbat is opgeheven. Toen de volgelingen van Christus zijn verzoeningsdood nog niet begrepen, rustten zij „naar het gebod" (Luk. 23:56). Later zagen zij in, dat zij niet meer onder de Tuchtmeester waren. Wie gelooft is in vrijheid gesteld en vrijheid geeft rust Men moet echter niet denken, dat het rusten van de arbeid door de mens (vgl. het rusten van God) gelijk staat met niets doen. Dit laatste is in strijd met de geschapen natuur van de mens; niets doen geeft geen rust! In de hemel heerst de waarachtige rust, die er voor Gods volk overblijft (Hebr. 4:9, de NV geeft het griekse woord sabbatismos weer met sabbatsrust). De hemelse zaligheid omschrijft de Bijbel als volgt: Zij (= de vier levende wezens, symbool van de schepping) hebben geen rust dag en nacht, zeggende: „Heilig, heilig, heilig is de Here God, de Almachtige" (Openb. 4:8).

Maar al betekent de rust van de christenen op de dag van de Here niet niets doen, ze betekent ook niet doorwerken. In Deut. 5:14 (herhaling van de wet der tien geboden) staat als motief voor de sabbat in het vierde gebod niet de schepping, maar de verlossing uit de slavernij van Egypte en de meermalen herhaalde sociale beweegreden: opdat uw dienstknecht en uw dienstmaagd rusten zoals gij". God gaat zelfs zó ver, dat Hij spreekt: opdat uw rund en uw ezel uitrusten" (Ex. 23:12). Dit verbiedt de materialistische instelling van de mens die aan het dier (en aan de medemens!) zoveel mogelijk wil verdienen. Tengevolge van deze mentaliteit wordt de rust van de sabbat, die tevens de zegen van de dag van de Here is, door de zondige mens niet als gave blij aanvaard, doch men ervaart die als een streng gebod. Op de zevende dag moet ge rusten, zelfs in de tijd van ploegen en oogsten, beval God aan Israël (Ex. 34:21). De eerste dag der week, ontstaan uit de opstanding van Christus, is in sociaal opzicht niet minder dan de sabbat der Joden.

De rust op de dag des Heren is ook nodig voor de kerkelijke orde en dient als hulpmiddel voor de instandhouding van de vreze Gods. Nimmer mag de rust op de eerste dag der week als het doel van het vierde gebod worden opgevat (zo de Grote Westminster Catechismus van 1648); ze is middel tot de dienst van God (zo de Hervormers en de gereformeerde ethiek, b.v. Geesink). We mogen op de rustdag met Gods gemeente samenkomen om het evangeüe te horen verkondigen, waarin de ware rust wordt aangeboden. De moderne mens wordt echter door onrust voortgedreven, ook in de kerk. De kerkdiensten moeten kort zijn, omdat het, zegt men, niet mogelijk is de aandacht lang bij de preek te houden. De mens van heden heeft evenmin lust in de kennis van Gods wegen, als de mens uit de oudtestamentische tijd. Vol onrust zijn we. Gauw de kerk uit En dan, lieve mensen, en dan? Dan vervelen de jongeren zich spoedig en halen allerlei kattekwaad uit Positieve levensvulling is hun zowel als vele ouderen vreemd. Laat men op de rustdag eens iets goeds lezen over de Bijbel en de gods-

dienst, of althans literatuur met een positief christelijke strekking. Laat men de kerkdienst (niet alleen de prediking) aandachtig volgen, overdenken en onderling bespreken. Laat ook de kinderen met hun spel bemerken dat de rustdag een feestdag is! Wil men de zondag goed kunnen vieren dan is het ook nodig dat het dagelijkse werk tot stilstand komt. Continu-arbeid vernietigt de rust van de dag gewijd aan de dienst van de Here Christus. Dat onze economie geheel op het bestaan van continuarbeid is gebouwd, toont aan dat het fundament van onze samenleving onchristelijk is. Het economisch stelsel is ontworpen door mensen die de welvaart van groter belang achten dan Gods genadige regeling van het arbeidsproces. Bovendien eist het hudige arbeidstempo een zodanige ontspanning (zeker in de steden), dat het karakter van de dag van de Here er al evenzeer door in gevaar wordt gebracht"

Nadenken!

Het bovenstaande kan ons tot nadenken stemmen. En van daaruit kunnen we ook gaan nadenken over de zondagsarbeid. Er is altijd aanvaarde zondagsarbeid geweest (dokters, verpleegsters, politie, brandweer, enz., de werken van barmhartigheid in het algemeen, maar ook de werken van noodzakelijkheid, zoals het verzorgen van vee). Toch meen ik met dr. Goedhart dat men zich tegen de continuarbeid in de bedrijven moet verzetten. Men kan de werken van noodzakelijkheid zover uitbreiden - — en op een aarzelende wijze wordt in dit nummer van Wapenveld een poging in die richting gedaan — dat we de zondag gaan verliezen.

Zo denk ik aan een artikel van ds. M. J. G. van der Velden, die wel stelt:

„Het zal duidelijk zijn dat zondagsarbeid grote gevaren meebrengt voor degenen die erbij betrokken zijn. De zondag als afgezonderde dag voor de Dienst des Heren hebben we nodig, opdat we ons stellen kunnen onder de dienst van Woord en Sacrament om te verkeren in de gemeenschap der gelovigen. waarin het geloof functioneert Dit geheel of gedeeltelijk te moeten missen is voor velen een dreiging, die van het betrokken zijn op het Woord Gods kan afvoeren. We mogen ook de sociale functie van de zondag niet vergeten: het is de dag van het gezin, vaak de enige dag, waarop het gezin tenvolle als gemeenschap kan functioneren. Het is voor de hand liggend, dat de afwezigheid van de vader op de zondagen de ontwrichting van het gezin in zich kan bergen, de moeder zwaar belast en vooral de kerkgang van het hele gezin in gevaar brengt, met de daarbij gepaard gaande vervreemding van de kerkelijke gemeenschap. De ervaring is dan ook, dat zondagsarbeid voor velen als een last wordt ervaren en onvrede met zich meebrengt, wat weer de hele sfeer van het gezin niét ten goede komt en de waardering van de arbeid doet dalen. Bovendien is bij velen die zondagsarbeid verrichten, een onbestemd schuldgevoel vast te stellen: men meent niet goed te doen."

Aan de andere kant vraagt ds. van der Velden of een radicaal nee tegen de continu-arbeid moet worden gezegd:

„De vraag echter of een radicaal nee tegen alle industriële zondagsarbeid moet worden gesteld is een andere. De consequenties van een dergelijke houding moeten terdege — niet incidenteel — maar in het brede verband van de huidige structuur van onze maatschappij worden bezien.

Daarbij moet vastgesteld worden, dat willen we de huidige ontwikkeling blijvend maken, zondagsarbeid noodzakelijk zal zijn. Een radicaal nee zal de consequenties moeten willen aanvaarden van dreigende werkloosheid, sociale stremmingen en recessie van de welvaart, als het daarbij blijft Dit houdt een radicaal vreemdeling-zijn van alle christenen in zich. Dit betekent een weigeren van de vruchten van de welvaart, omdat zij mede zijn voortgekomen uit zondagsarbeid. Een radicaal nee laten horen en ondertussen voluit mee te doen met het plukken van de vruchten van de huidige technische en economische ontwikkeling en het stellen van looneisen zou een tweeslachtigheid zijn, die voor het Aangezicht Gods niet kan bestaan! De zondagsarbeid aan degenen, die geen bezwaren hebben, over te laten en ze dan zo toch min of meer te accepteren moet onder hetzelfde oordeel vallen."

Moet er dan misschien een aarzelend ja komen? Terwille van de welvaart? Terwille van de ander? Kan men zo maar stellen dat wie in Christus is zich niet laat aftrekken van de waarachtige dienst des Heeren? Is het onderscheid van de dagen in N.T. licht relatief, zodat het onderhouden van de zondag als dag des Heeren met het gebod Gods en de instelling Gods niets te maken heeft?

Ds. v. d. Velden zegt:

„De echte christen viert elke dag zondag in het vieren van de boze werken. Zo bezien kan zondagsarbeid niet funest zijn voor het geestelijk leven, indien de werkers staan in een levend geloof en de daarmee gepaard gaande rechte blik op hun arbeid waartoe zij geroepen zijn. Het missen van een deel van de zondag wordt dan gezien als een offer, gevraagd en gebracht terwille van de naaste. Daarom is het nodig dat degenen, die — plaatsvervangend — deze arbeid moeten verrichten, zich gedragen weten door een christelijke gemeente, die waarlijk gemeenschap is, die in echte solidariteit rondom hen staat en hen niet als halven beschouwt. Aan de andere kant zullen er velen zijn die dit niet aankunnen, hetzij geestelijk, hetzij om hun gezin, of om andere redenen. Ook zij zullen de aandacht en de steun van de gemeente niet kunnen ontberen en geestelijke en daadwerkelijke hulp mogen verwachten."

Neen, deze wijze van redenering bevredigt mij niet. Dr. Goedhart komt trouwens in de grond der zaak, zoals men hierboven kan zien, tot een andere conclusie. Waarom kan ik het met hem eens zijn? Omdat hij spreekt vanuit het Woord, vanuit de openbaring Gods. Ds. v. d. Velden echter gaat uit van de economische situatie. Natuurlijk ontken ik niet dat hier geen geweldige vragen liggen. En ds. v. d. Velden zal er dagelijks mee in aanraking komen door de papierfabriek van van Gelder. Maar toch moeten we van het Woord uitgaan, juist in de moeilijkste vragen.

Over andere artikelen zou ik ook nog wel enkele opmerkingen willen maken, omdat niet alles mijn instemming heeft Maar dat men over de problemen van arbeid en rust heeft nagedacht is een verdienste op zichzelf.

Kroniekschrijver.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 februari 1966

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

KLEINE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 februari 1966

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's