Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE NOODZAKELIJKHEID VAN DE WEDERGEBOORTE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE NOODZAKELIJKHEID VAN DE WEDERGEBOORTE

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

En er was een mens uit de Farizeeën, wiens naam was Nicodemus, een overste der Joden. Deze kwam des nachts tot Jezus en zeide tot Hem: Rabbi! Wij weten, dat Gij zijt een Leraar van God gekomen, want niemand kan deze tekenen doen, die Gij doet, zo God met hem niet is. Jezus antwoordde en zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: tenzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien.

Johannes 3 : 1 —3.

De mens uit de Farizeeën

Over Nicodemus hebben wij te spreken en bijzonder over de les, die hij kreeg, de les over de wedergeboorte. Nicodemus is een weinig voorkomende naam in de bijbel. Alleen de man van onze tekst voerde deze naam, bij ons weten. Drie keer komt onze man in de bijbel voor, namelijk hier bij het gesprek met Jezus in Johannes 3, dan in het twistgesprek uit Johannes 7, waar Nicodemus het voor Jezus opneemt in de vergadering in het Sanhedrin, en ten slotte in Johannes 19, waar Nicodemus helpt Jezus te begraven. Alleen Johannes, die in de hogepriesterlijke kringen bekend was, schrijft over hem. Zijn naam, een Griekse naam, betekent: volksoverwinnaar. Daar had deze grote, maar bescheiden man overigens niet zoveel van. In alle drie de hoofdstukken vermeldt Johannes, dat hij des nachts tot Jezus gekomen was. Dat zal waarschijnlijk geweest zijn om de vreze der Joden. Neen, een volksoverwinnaar was hij niet, een held was hij niet.

Hij was een mens uit de Farizeeën, een mens, wien niets menselijks vreemd was. Wat kan een mens toch veel schroom te overwinnen hebben juist in de Godsdienstige dingen. Daar zijn bescheiden naturen, die geplaagd worden door hun verlegenheid. Zij bewegen zich niet gemakkelijk onder de mensen, zij bewegen zich ook niet zo graag onder de mensen. Zij spreken niet gemakkelijk op een vergadering en dan altijd nog het laatst, terwijl men ze met een grote mond heel gemakkelijk overbluft en de mond snoert. Bij de begrafenis, maar dat was ook alweer laat in de middag van de Goede Vrijdag, dat was tegen het vallen van de avond, kwam hij dan naar voren, om eigenhandig te helpen bij de begrafenis van Jezus. Bescheidenheid, verlegenheid, komt overigens in de beste kringen voor.

Nicodemus was een man uit de Farizeeën. Hij behoorde tot de grote en invloedrijke kring van de Farizeeën, een streng rechtzinnige richting in de kerk van Israël. De Esseeën waren een nog strenger richting, welke een afgezonderd leven, een kluizenaarsleven leidden, waardoor zij bij het volk in een reuke van heiligheid stonden. Deze hadden weinig invloed op het volk, omdat zij zo afgezonderd leefden, ver van het volk. Maar de Farizeeën waren èn zeer rechtzinnig èn bewogen zich onder het volk, zodat zij grote invloed oefenden op het volk. Ook zij, die invloed op het volk hebben en die in achting zijn bij het volk, kunnen niettemin eenzelvige mensen zijn en kunnen ook vreesachtig zijn in de kring hunner collega's.

Nicodemus was ook een overste der Joden, een lid van de grote raad, een raadsheer. Hij was één van de hoge mannen onder zijn volk. Hier is een bewijs, dat het wel niet vele wijzen, niet vele edelen zijn, die God heeft uitverkoren, maar dat er toch wel wijzen en edelen onder hen zijn. Reden genoegzaam om dan ook aan zulken een plaats toe te kennen. Voor sommigen is grofheid, boersheid, soms zelfs domheid een kenmerk van genade. Wij voor ons geloven, dat wedergeboorte niet alleen een vernieuwing des levens te weeg brengt, maar ook een innerlijke en zelfs wel een uiterlijke beschaving. Zij zullen toch allen Koningskinderen zijn, waarom ook een vorstelijke aanleg van nature geenszins schadelijk behoeft te zijn. Wel moet gezegd, dat de Farizeeën, de oversten des volks, gevangen lagen in een enge band, die niet dan door almachtige genade kon worden verbroken. Een goede rechtzinnigheid, vermeerderd en overwoekerd door allerlei overleveringen en zelf aangenomen gewoonten zonder leven, zonder genade is één van de meest knellende banden, is ook een van de meest onneembare vestingen, waarin de mensenziel gevangen kan zitten. Het huidige Jodendom, dat nog steeds zo onvatbaar is voor het Evangelie van Christus, is daar het bewijs van. De eindeloze tegenstand der Joden uit Jezus' dagen laat ons dit eveneens zien.

De gang van Nicodemus in de nacht toont ons de bange vrees, die hem bevangen hield beide voor zijn collega's en voor zijn volk. Toch ging hij, al was het dan in de nacht. Toch ging hij. Iemand maakte de opmerking, dat hij mogelijk door zijn drukke werkzaamheden belet werd om des daags of des avonds te gaan. Dat is vriendelijk gedacht!

Nicodemus ging. Welkom of niet, hij ging. Op een ongelegen tijd of niet, hij ging. En hij vond gehoor. Voor hen, die het schemerend morgenlicht voorkomen, heeft Hij altijd gehoor verleend. De stille nachten zijn doorgaans de tijden, waarin veel gedacht wordt aan de geestelijke dingen. Daarin wordt de zonde zo vaak overdacht, en de gevolgen van de zonde. Daarin wordt zo vaak aan God gedacht, beide in het heimwee, in het verlangen naar God en ook in de vrees voor God, in de angst voor de dood en de hel. Dan verstrijkt zo vaak nachtwake na nachtwake en dan wordt er wat geklopt, dan wordt er wat gezocht, dan wordt er wat gebeden. Onttrokken aan de ogen der mensen, aan de wetenschap der mensen.

Daar is tussen God en een zondaar soms meer dan iemand denkt.

De Leraar van God gekomen

Jezus ontving hem en hield een lang gesprek met Nicodemus. Het eerste woord was aan Nicodemus, waarin hij wat zeide, zonder aan zijn vraag toe te komen. En geheel naast het woord van Nicodemus heen, ging Jezus over de wedergeboorte handelen, in één verband gezet met het woord over de verhoogde Zaligmaker, zoals Mozes de slang verhoogd had, en met het woord: „Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe." Vergeten wij

dat niet, dat de leer van de wedergeboorte samenhangt met de leer van het geloof en met de leer der verzoening.

Dat is niet hetzelfde, maar dat hangt met elkaar samen. Vergeten wij ook anderzijds niet, dat met de leer van het geloof en met de leer der verzoening de leer van de wedergeboorte samenhangt. En dat is niet hetzelfde.

Het één kan niet zonder het ander. Ook kan het ander niet zonder het één.

Zonder wedergeboorte geen geloof en geen verzoening in Christus. Maar ook zonder een uitmonden in geloof en in verzoening kan de wedergeboorte er niet zijn.

Onze man nu zegt tot Jezus: , , Rabbi! wij weten, dat Gij zijt een Leraar van God gekomen, want niemand kan deze tekenen doen, die Gij doet, zo God met hem niet is." Het waren nog maar twee tekenen, die Jezus, in Johannes 2 verhaald, gedaan had, namelijk het water-wijn wonder in Kana en het reinigen van de tempel. Deze tekenen, vooral het laatste, waren nogal tegen de Farizeeën. Nicodemus zegt: Wij weten! Hij zegt dat in het meervoud. Mogelijk heeft hij nog van andere collega's gehoord, dat zij getroffen waren door Jezus' tekenen. Daar zullen vanwege de vreze der Joden wellicht blikken van verstandhouding gewisseld zijn. Daar zal mogelijk zo'n enkel woord gewisseld zijn: „Gelooft gij dat dat zo maar is, dat Hij dat kan en dat Hij dat doet? Kan dat anders dan uit God zijn? "

Hoe men dat van elkander weet, dat is niet te zeggen. Vijandschap tegen Christus doet op elkaar aantrekken, maar vriendschap jegens Hem doet elkander ook spoedig ontdekken. „Wij weten, dat Gij zijt een Leraar van God gekomen!" Nicodemus heeft Hem gezien als een Profeet. Zo diep was de Godsdienst in Israël nog niet gezonken, of men had nog het besef, dat voor een profetische bediening roeping van boven nodig was. En men had het besef, dat God stond achter Zijn profeten. En men had ook het duidelijk besef, dat God de woorden van Zijn knechten, de profeten, waar maakte. God was mét Zijn knechten. Met grote eerbied spreekt dan ook deze waardige man, Nicodemus, Jezus aan met het „Rabbi", Meester. Dat is wat geweest voor zo n Farizeeër, overste der Joden, om Christus deze ere te geven. Dit alles moge dan uit zijn bescheiden en nederige natuur zijn voortgekomen, het moge uit een diepe achting zijn voortgekomen, maar een bewijs van genade was dit nog niet. Dit moest bij Nicodemus nog geheel beginnen. De Heere had Zijn mond nog niet tot hem opengedaan, en Zijn woord is een zaad der wedergeboorte. Niet onze belangstelling voor Jezus doet het ons, maar Jezus' belangstelling voor ons, die doet het.

Ik heb somtijds het scheem'rend morgenlicht Verrast, om U mijn schreien te doen horen; 'k Heb op Uw woord gehoopt, en mijn gezicht. Eer nog het uur der nachtwaak was geboren. De slaap ontroofd, om. naar mijn lust en plicht. De wijsheid van Uw reed'nen na te sporen. 'k Heb, Heer', des nachts aan Uwe naam gedacht. Uw wet bewaard. Uw deugden niet vergeten. Dat heil, die troost hebt Gij mij toegebracht. En zoveel tijds heb ik met vreugd gesleten, Omdat ik Uw bevelen nam in acht En die bewaard' in een oprecht geweten.

De geboorte van het Koninkrijk

„Jezus antwoordde en zeide tot hem." Hier komt een antwoord, waar niets gevraagd wordt. Hier is een: eer zij roepen zal Ik antwoorden. Hoe zal een mens vragen naar dingen, die hij niet weet, die hij niet kent, van welker bestaan men niets afweet. Jezus gaat spreken over de eerste beginselen van het Koninkrijk Gods, over de toegangspoort tot dat Koninkrijk. En hier is een man, die de enge poort niet kent, die toegang geeft tot het smalle pad. Weinigen zijn er, die dezelve vinden! Hier is een man, die hem vindt. De toegang tot Gods Koninkrijk levert de wedergeboorte. En zonder wedergeboorte is men niet op de smalle weg, gaat men niet door de poort, kent men noch de poort, noch de weg. Het Koninkrijk Gods zien is het Koninkrijk Gods ingaan. Het Koninkrijk Gods ingaan is het Koninkrijk Gods zien.

Deze nieuwe geboorte, deze tweede geboorte, was voor Nicodemus een gans vreemde zaak. Zo'n Farizeeër beroemde zich juist zo sterk op zijn geboorte. Dat men geboren was in het heilige land, dat was een privilege van God. Dit was het land, waarop Gods ogen waren, gedurig. Dat men geboren was uit een Israëlietische familie, dat was ook een hoog voorrecht. Dat men opgevoed was in de wetten en vooral onder goed rechtzinnige leraars, van de nauwgezetste secte. Wij horen op dit alles later Paulus roemen. Ja, de Joden spraken wel over wedergeboorte, maar dan voor Proselieten, voor heidenen, die tot de Joodse Godsdienst overkwamen. En nu zeide Jezus tot een man, die in alle Joodse voorrechten deelde, dat hij, hij en elke Israëliet wedergeboren moesten worden en dat zij anders het Koninkrijk Gods geenszins zouden zien. — Wij gaan nu niet over de wedergeboorte zelf handelen —. Het gaat hier over de noodzakelijkheid van de wedergeboorte. Zonder deze vernieuwing des levens ziet men het niet, gaat men daar niet in. Dan ziet men de poort niet en het pad niet en het rijk zelf niet.

Men moet vernieuwd worden, innerlijk, zo grondig vernieuwd, dat dit als een gehele geboorte is, een wedergeboorte, wil men in dit rijk zowel hier op aarde als straks na dit leven kunnen ingaan.

„Voorwaar, voorwaar zeg Ik u dat", zo zegt de Heere. Dit is niet iets nieuws van het Nieuwe Testament. Dit is ook in het Oude Verbond zo geleerd. Niet een deel van ons moet vernieuwd worden, maar alles aan ons. Amen, amen, zegt de Heere. De God des eeds zweert hier, dat zo waarachtig als Hij leeft, niemand het Koninkrijk zal zien of ingaan, zonder die algehele levensvernieuwing door de Heilige Geest.

Genoeg daarover uitgelegd voor vandaag. Laat ons dat Amen Amen op onze zielen met volle ernst laten inwerken. Als de Heere dit zweert voor een Leraar Israëls, die deze dingen niet weet, die ze ook niet verstaat, hoe nodig is dan voor elke leraar, dat hij dit Goddelijk onderwijs ontvangt en dat hij daar desnoods 's nachts voor tot de Heere komt. Zonder dit gaat geen leraar in, zonder dit ziet hij het niet en ook zonder dit kan hij het zijn gemeente niet leren, wat de wedergeboorte is en kan hij ook niet leren de noodzakelijkheid van de wedergeboorte. Tot hoevelen moet gezegd worden: „Zijt gij een leraar van Israël en weet gij deze dingen niet? "

Voorwaar, voorwaar. Als de Heere dit zweert voor het volk, dan kan niemand enige geestelijke kennis van het Koninkrijk Gods bezitten, tenzij dan door deze geboorte van boven. „De natuurlijke mens verstaat niet de dingen die des Geestes Gods zijn, zij zijn hem leugen en dwaasheid." Het is een drogrede, als iemand zegt: , , 'k Ben onbekeerd, maar ik versta de waarheid goed."

Voorwaar, voorwaar. Dit niet zien van het Koninkrijk geldt bijzonder dan, als men aan het einde van het leven gekomen is. Daar gaan alleen de kinderen in, in dat Koninkrijk, de kinderen Gods, de nieuwgeboren kinderen, die een nieuwe geboorte, een tweede geboorte hadden. Eén keer geboren is wis verloren, twee keer geboren is wis verkoren. Zodat wel duidelijk moet zijn voor ons allen, dat er tussen de wieg en het graf een wonder moet gebeuren, namelijk dit wonder, dat wij een nieuw leven ontvangen. Wat uit God geboren is, dat overwint de wereld en het zal de. zaligheid beërven. Daar staat de Amen Amen, de getrouwe Getuige, borg voor.

Zw.

W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 februari 1966

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

DE NOODZAKELIJKHEID VAN DE WEDERGEBOORTE

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 februari 1966

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's