Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De hoofdman onder het kruis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De hoofdman onder het kruis

11 minuten leestijd

En de hoofdman over honderd, die daarbij tegenover hem stond, ziende, dat Hij alzo roepende, de geest gegeven had, zeide: Waarlijk, deze Mens was Gods Zoon.

Marcus 15 : 39.

De hoofdman in zijn vrees

Driemaal komt het getuigenis van de hoofdman over honderd in de bijbel voor, namelijk in Mattheüs, in Marcus en in Lucas. Mattheüs zegt van hem: „En de hoofdman over honderd, en die met hem Jezus bewaarden, ziende de aardbeving, en de dingen, die geschied waren, werden zeer bevreesd, zeggende: Waarlijk, deze was Gods Zoon." Deze laat dus de hoofdman met zijn soldaten, door de aardbeving en de tekenen bevreesd, tot zijn getuigenis komen.

Dan zegt Marcus in onze tekst: „En de hoofdman over honderd, die daarbij tegenover Hem stond, ziende dat Hij a/zo roepende, de geest gegeven had, zeide: Waarlijk, deze Mens was Gods Zoon." Deze laat dus de hoofdman tot zijn getuigenis komen uit achting door Zijn indrukwekkende dood, sterven met een grote stem.

Tenslotte zegt Lucas: „Als nu de hoofdman over honderd zag wat er geschied was, verheerlijkte hij God, en zeide: Waarlijk, deze Mens was rechtvaardig."

Dit zijn de drie getuigenissen, die wij van de hoofdman hebben (Johannes meldt ons de woorden van de hoofdman niet, Johannes heeft ze ook, staande met de vrouwen van verre niet kunnen horen). Wat wij precies over zijn woorden moeten denken, weten wij niet. De gedachten daarover zijn doorgaans, dat het niet een zaligmakende kennis van Christus geweest zal zijn. Ik spreek daarover voorshands geen oordeel uit. Ook al zou deze kennis van Christus bij deze heiden een algemene zijn geweest, dan is zij nog hoogst belangwekkend geweest. Het moet nogal grote indruk gemaakt hebben, dat drie Evangelisten het alle drie, en van verschillende kanten belicht, medegedeeld hebben. Het was ook geen kleinigheid, dat zo'n centurio (de titel wilde meestal iets meer zeggen, dan die van een officier, die bepaald over honderd manschappen stond, het was zoiets, als een kapitein over een vrij grote legerafdeling), dat zo'n centurio dit dwars tegen de rechtspraak van niemand minder dan zijn landvoogd in durfde beweren, en dat de man, die terecht stelde, prompt na de terechtstelling verklaarde: „Deze Mens is ten onrechte terechtgesteld." Deze hoofdman toch heeft, al is het met verschillende wachten in die nacht en in die dag, het geheel van het verhoor en van de terechtstelling moeten leiden. Dat ook de soldaten, die met de Oversten en met de moordenaren aan het kruis, Jezus eerst bespot hadden en die over Zijn klederen het lot geworpen hadden en verdeeld hadden, nu tot een andere betuiging gekomen zijn met hun overste, versterkt alleen de indruk, die het alles op hen gemaakt had. Over hen willen wij nu niet handelen.

De hoofdman en zijn bekentenis heeft onze aandacht. Hij heeft die dan gedaan door de vrees gedreven. Hij had ook zoveel gedaan. Onder zijn leiding had heel de terechtstelling plaats gevonden. Hij had de spot, zeker van zijn soldaten, kunnen voorkomen. Onder zijn toelating waren de klederen van de Heere Jezus eerst verdeeld en daarna was het dure opperkleed verdobbeld. Maar daarenboven was er ook zoveel gebeurd. Dat ter ure van het sterven van Jezus het voorhangsel in de tempel gescheur J was van boven naar beneden, dat heeft wij toen niet kunnen weten, naar het ons toeschijnt. Maar de drie-urige duisternis heeft ook de hoofdman ten volle meegemaakt. En wie zou niet vrezen, als de natuur het licht van de zon zo angstwekkend, en dan nog juist de drie uren van de kruisiging, benomen had? Dat helle-duister rond Christus moest toch wel ook een bijgelovige heidense hoofdman de nodige angst bezorgd hebben. Maar dan dat merkwaardige van die aardbeving. Wij kennen dat in onze landen niet, maar de vrees van de zuiderlingen is zo groot, als de grond onder hun voeten schokt en schuift en stoot. En dat daarna de rotsen scheurden, dat was in hoge mate angstewkkend. En dat allemaal zo tegelijk, die duisternis, die aardbeving en de scheuring van rotsen. Daar trokken geen voren in de aarde, maar daar het trokken kruis voren in de rotsen, die graniethard waren en die niet dan door zware hamers gespleten konden worden. Hier was een onzichtbare hand, die scheuren in de rotsen trok. En bij dat alles bleef alleen dat kruis onbewogen. De man was bij het zien van dit alles ten hoogste beroerd en bevreesd.

Als iemand een schuld heeft, dan werkt die altijd vrees. Als bij die schuld er tekenen geschieden, dan worden die door een bevreesd en verslagen gemoed altijd in verband met God gebracht. En als hier nu Gods heilige Zoon, want de hoofdman wist dat, dat de aanklacht tegen Hem was, dat Hij Zichzelf Gods Zoon genoemd had, leed en er geschiedden zulke enorme tekenen, dan werd hierdoor het gemoed van deze man beroerd, dat er met deze man meer moest zijn, dan rechtuit, dan het gewoon menselijke. Het kon niet anders, of deze aanklacht tegen Hem moest ten onrechte zijn. En in dat geval moest Hij wel Gods Zoon zijn. En daar hebt gij dan de belijdenis van de hoofdman: Waarlijk, deze was Gods Zoon.

De hoofdman in zijn achting

De natuurtekenen van duisternis, aardbeving en scheuren der rotsen zijn tenslotte natüürtekenen. Daar was echter nog iets innigers, dat meer het hart van een mens raken kan. Hij ziet het sterven van Jezus. Nu is het sterven van een mens altijd iets, dat aangrijpt, soms door zijn vreselijkheid, als een zondaar sterft, soms door zijn verhevenheid, als een Godvruchtig mens sterft. Het sterven van een ijdel mens kan ook heel vlak zijn en niets zeggend. Hier is het het sterven van iemand, die Mens was, naar het woord van de heidense hoofdman. Maar dit sterven is zo groot, zo verheven, dat het niet anders kon of wat deze Mens van Zichzelf gezegd heeft, moet waar zijn: „deze Mens moest waarlijk Gods Zoon zijn". Hij zegt het nog sterker: „Waarlijk, deze Mens was Gods Zoon." Wat toch was er aan dit sterven? Hij had lijdend gebeden voor anderen, ook voor hem, ook voor zijn sol-

daten: „Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen." Hij had aan dat kruis genade bewezen aan iemand, die te voren Hem mede gelasterd had. Hij had hem het Paradijs toegezegd. Hij had ook Zijn Geest Góde bevolen, die Hij Zijn Vader genoemd had. Dit was alles zo buiten, zo boven alle orde, dat de man er klein onder werd. En hij had er bij gestaan, er vlak bij gestaan, zodat hij het alles en woord voor woord gevolgd had, al was het dan alles in de taal der Joden gezegd, maar zozeer in elk geval kende hij de taal der Joden wel, al was het gebrekkig, dat hij er dit wel van begrepen had.

Er staat, dat hij tegenover Jezus was gaan staan, gelaat tegenover gelaat. En toen had hij bijzonder dat laatste gezien: dat Hij de Geest gaf. Dat is niet menselijk meer: de geest geven. Van elk mens wordt de geest genomen, wordt de geest zelfs losgescheurd, maar dat is hier niet zo.

Hij beveelt Zijn Geest aan de Vader. Hij geeft Zijn Geest aan de Vader. Het is een willig sterven, wat Christus hier als de Borg doet. Het is ook een machtig sterven, waar Hij de dood aanvaardt, waar Hij de dood op Zich neemt, in Zich neemt, zonder evenwel zelfmoordenaar te zijn. En toch treedt Hij de dood in als een Strijder Gods, als Eén, Die de dood overwinnen gaat en Die dan ook Zijn ziel aan de Vader beveelt, dwars door de hel en de dood heen. Daar is iets, wat de hoofdman als iets ongerijmds voorkomt. Als iemand zoveel bloed verliest, zoals de Heere Jezus deed, na doornkroning, geseling, doorboring van handen en voeten, dan verzwakt het lichaam zeer. Christus klaagt in Psalm 69: „Ik ben zeer zwak." Aan Hem en in Hem is niets geheel of vrij van pijn. En als iemand na het koortsig branden van de wonden en na de helse foltering, zonder enig vocht gebruikt te hebben dan ten slotte een enige edikteug, in zijn laatste doodsnood komt, dan heeft hij geen geluid meer. Dat weet u, hoe men dan met het oor nabijgebogen moet luisteren naar het laatste lispelen van de woorden.

Hoe geheel anders hier. Toen hij, de hoofdman, Hem alzó hoorde roepen, terwijl hij er nabij, recht voor, stond, moest hij wel bekennen: „Waarlijk, deze Mens was Gods Zoon!"

Maar mijn vijand zie ik leven, Hoog verheven, Machtig, vrij van smart en nood; Die, om valse reên verbolgen, Mij vervolgen, Nemen toe en worden groot.

Zij, die kwaad voor goed vergelden, Last'ren, schelden, En vervolgen mij gestaag; Ja, zij zijn op mij gebeten; Want zij weten. Dat ik naar het goede jaag.

Heer', ik voel mijn krachten wijken En bezwijken; Haast U tot mijn hulp, en red.

Red mij. Schutsheer, God der goden, Troost in noden. Grote Hoorder van 't gebed.

De hoofdman in zijn Godverheerlijking

Lucas zegt: „Als nu de hoofdman over honderd zag, wat er geschied was, verheerlijkte hij God en zeide: Waarlijk, deze Mens was rechtvaardig." Men zegt, dat wij uit het feit, dat hij van de Heere Jezus zegt: „Waarlijk, deze Mens was Gods Zoon", niet mogen aflezen, dat hij belijdt de twee naturen van Christus, namelijk Zijn menselijke natuur en Zijn Goddelijke natuur. Die man was een heiden, niet onderwezen in de Schriften, niet onderlegd in de Schriften. Dat waren de Overpriesters, die hier stonden, wel, althans onderwezen in de Schriften. Dit geloof in Christus hadden zij niet en verstonden zij niet. De hoofdman heeft het uit zijn afkomst niet meegebracht. Heiden was hij. Hij kon het niet weten. Zo min als die moordenaar aan het kruis kon weten, dat Jezus in Zijn Koninkrijk inging. Hier op Golgotha was de Geest Gods, van Wie Christus verlaten was, Die nochtans aan de moordenaar onderricht gaf en Die hoe dan ook, zaligmakend of algemeen, die hoofdman dingen liet zien en liet zeggen, die de hele samenvatting van het Christelijk geloof bevatte. Laat hij er dan het minste van begrepen hebben, hij rechtvaardigt Christus. Deze Mens was rechtvaardig, deze Mens was waarlijk rechtvaardig. En hij ziet hierin Jezus' rechtvaardigheid, dat Hij Zich genoemd had Gods Zoon. Daar heeft Hij waarlijk gelijk in gehad. Daarin heeft Hij waarlijk recht gesproken. Dit is waar!

Mag ik u eens vragen: Kan de natuur dit leren? Is dit niet wat Johannes zegt: „Een iegelijk, die belijdt dat Jezus Christus is Gods Zoon, die is uit God geboren.'

Daar is nog iets. De hoofdman erkent niet alleen Jezus' oprechtheid, niet alleen de waarheid van Zijn woorden, niet alleen dat Hij Gods Zoon is, maar hij ver-j heerlijkt God. Wat is dat: God verheerlijken? Dat is God heerlijk maken. Dat is God heerlijkheid geven. En God is de Va-1 der van de Heere Jezus Christus. Als Deze Gods Zoon is, dan is Hij van de Vader uitgegaan. Dan is Hij van de Va-j der gegeven. Dan is het ook waar, dat deze met de moordenaar in het Paradijs ging. Dan is het ook waar, dat de Vader op Zijn bede vergeeft wat anderen en ik hebben misdaan.

Dan moet dat met die aardbeving, met dat gescheurde voorhangsel, wat hij weldra gehoord moet hebben — daar waren die gebeurtenissen te groot voor — die moesten bekend worden, zeker aan hen, die daar zo nauw bij betrokken waren als de hoofdman dat was — dat scheuren van de rotsen, dat geopend worden van de graven en dat opstaan van Deze ten derde dage, dan moet dat alles wat met God te maken gehad hebben. Als deze man God verheerlijkte als hij zag, wat er geschied was, dan is dit, naar mijn gedachte, een werk van de Heilige Geest. God prijzen over het borgwerk van Christus. Daar heeft God hemel en aarde voor bewogen, om deze man tot zulk een bekentenis te brengen. Soli Deo Gloria!

Nog één ding. Terwijl de priesters zwijgen en het volk henen gaat, gaan de heidenen hier vóór, reeds op Golgotha, om de Christus te erkennen en te bekennen, want het voorhangsel, de middelmuur des afscheidsels tussen Joden en heidenen is gescheurd.

Zw.

W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 april 1966

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De hoofdman onder het kruis

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 april 1966

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's