Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

engel in het graf

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

engel in het graf

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

En in het graf ingegaan zijnde, zagen zij een jongeling, zittende ter rechterzijde, bekleed met een wit lang kleed, en werden verbaasd. Maar hij zeide tot hen: ijt niet verbaasd; gij zoekt Jezus de Nazarener, die gekruisigd was; Hij is opgestaan; Hij is hier niet; ziet de plaats, waar zij Hem gelegd hadden. Doch gaat heen, zegt Zijn discipelen, en Petrus, dat Hij u voorgaat naar Galilea; aldaar zult gij Hem zien; gelijk Hij ulieden gezegd heeft. Marcus 16 : 5—8.

Wij vinden hier bericht van de engel

Dat er in de evangeliën sprake is van één engel en van twee engelen kan evenmin bezwaar opleveren als het feit, dat de Evangeliën de ene keer spreken van één vrouw, de andere keer van drie of van meer vrouwen. Het is die morgen een aan-en aflopen geweest en er zijn verschillende ontmoetingen geweest tussen de verschillende vrouwen en Jezus, de discipelen en de vrouwen en de engelen, dat niemand een precies beeld van de gebeurtenissen kan geven.

Hier is dan een engel, die in het geopende graf is afgedaald. Wat een tegenstelling: dienen in het oord van het ongemeten licht, staan met de andere engelen rondom Gods troon, of nu hier zitten in het duistere graf. Het graf is de plaats van de dood en de dood is de bezoldiging van de zonde. Ook al was dit graf tot voor enkele dagen een nieuw graf, ook al had hierin de Heere gelegen, die od niet toelaten zou, dat Hij verderving zou zien, het was dan toch de plaats des doods, het was zelfs, waar de Borg de dood van al de Zijnen gedragen had, bij uitstek de plaats des doods. Voor de engel, die gewend was gehoorzaam Gods wil te volbrengen, een hele opgave. Toch niet: deze plaats: hoewel een graf, een plaats van de vloek Gods voorheen, was nu veranderd in een plaats van zegen. Hier geurden de liefdegaven van de nachtdiscipelen, het nieuwe lijnwaad van Jozef en ook de specerijen van Nicodemus. Maar hier was de reuke des levens ten leven van Christus Zelf, Die het leven en de onverderfelijkheid hier zo juist heeft aan het licht gebracht. Het is dus allerminst een onaangename taak, geenszins een lugubere taak voor de engel om in het graf te gaan. Dit graf is bij uitstek de poort des levens, vanuit de dood, en de poort des hemels vanuit dit leven.

De engel had de gedaante van een jongeling. De niet gevallen engelen hebben een nooit verouderende jeugd bewaard. Altijd fris, altijd moedig, altijd onvermoeid, altijd volijverig bereid om elke opdracht te vervullen. Hij was gekleed met een lang, wit kleed. Het witte kleed vertoonde de reinheid van de hemel en tevens de witte glorie van Koning Jezus, Welke hij diende. Er staat in de Schrift, dat de engelenklederen wit waren als het licht, wit en blinkend als de bliksem. Daarin is ook de glans van de hemel en tevens de glans van het leven van Koning Jezus. Bij het opgaan van de zon brak het Koninkrijk der genade door op de Paasmorgen. Net als bij de schepping, toen God sprak en het licht ontstond, op de eerste scheppingsdag, breekt op deze eersteling der dagen het licht des levens door. En als een teken daarvan zit de engel in een wit kleed.

't Was ook een lang kleed. Dat leest u ook van de gezaligden, dat zij gekleed waren in lange klederen. Alles in de hemel en ook alles in het rijk der genade draagt aan zich de deftigheid en de voornaamheid van het leven, van het volle leven, dat de Levensvorst gewonnen heeft. Hier is niet het omgord zijn van deze hemelbode tot enige arbeid, maar hier is het lange witte kleed van de gedane arbeid van de Heere der heerlijkheid.

De engel zit! Het terrein des doods wordt altijd gezien als het terrein der rust, de rustplaats der doden. Hier rusten de vermoeiden van kracht. Dat is '"oor degenen, die in Jezus ontslapen zijn, dan ook zo. Maar van nature is het graf op geen manier een plaats der rust. Daar woelt, daar werkt alles tot de ontbinding. Nu echter de Heere Jezus de dood verslonden heeft tot overwinning, nu treedt er zelfs in het altijd vragende, nooit verzadigde graf, het ook altijd verterende graf, een rust in en de engel zit in het graf. Hij zit ter rechterzijde. Doorgaans heeft zo'n in de rotsen uitgehouwen graf een soort voorhof en dan daar achter de eigenlijke grafkamer. Dit graf maakt de indruk, direct na de opening de grafkamer te hebben. De engel zit ter rechterzijde, waaruit men de gedachte heeft afgeleid, dat de Heere Jezus aan de linkerzijde op een bank gelegen moet hebben. En hij wijst straks op de plaats, waar de Heere gelegen heeft. En hij spreekt straks, als de gezant van de opstanding des Heeren.

Wat een glorie voor de Opgestane, deze enkele engelenverschijning, in al zijn rust, in al zijn voornaamheid, in zijn houding, met zijn woorden. Een voorwaar goed en betrouwbaar, een alleszins aannemelijk getuige voor de waarachtigheid van Jezus' opstanding. Dit heil is door de bediening der engelen openbaar gemaakt, zoals God alle heilsfeiten door de dienst der engelen heeft bekend gemaakt.

Wij vinden hier een bericht van Jezus

De vrouwen Maria Magdalena, Maria en Salóme zijn bij hun inkomen in de grafkamer verbaasd daar een jongeling te zien. Aan de wacht van soldaten kunnen zij niet gedacht hebben. Die is op de sabbath daar gezet, dus daarvan kunnen zij niet geweten hebben. Hadden zij dat toen geweten, zij zouden mogelijk niet hebben durven komen. Van de verzegeling van het graf en van een mogelijke verbreking van dat zegel hebben zij ook niet geweten. Ook die verzegeling was op de sabbath geschied. Het enige bezwaar was voor hen de steen. „Wie zal ons de steen afwentelen? " Als zij dan tegen de tegen de rotsen opliggende hof opkomen, dan heffen zij in de letterlijke zin hun ogen op en zien de steen afgewenteld — want die steen was zeer groot. Zo groot, dat zij hem van verre en in de schemer afgewenteld zien. En nu zij dan vrije toegang hebben tot het graf, staan zij verbaasd daar een jongeling te zien, hem zo gekleed te zien. Weldra zullen zij in hem een engel herkennen, maar voorshands staan zij verbaasd. De engel zegt: „Zijt niet verbaasd." Verwondert u niet. Maar hun verwondering, hun verbazing zal nog groter worden om wat de engel zeggen gaat. „Gij zoekt Jezus de Nazarener, die gekruisigd was; Hij is opgestaan; Hij is

hier niet; ziet de plaats, waar zij Hem gelegd hadden."

Wij zijn gewend de bijbel te lezen en ook deze Paasgeschiedenis te lezen, 't Is voor ons zo vanzelfsprekend, zo gewoon. Het ontbreekt ons zo aan verwondering. Maar intussen, wat een kennis heeft zo'n engel. Wat een kennis van Christus. Hij noemt zijn Meester: Jezus de Nazarener, met Zijn aardse naam, waarbij Hij bij het volk en bij de vrouwen bekend was. Wat een kennis heeft zo'n engel. Hij zegt van Hem: „Die gekruisigd was". Een engel heeft Jezus versterkt, toen Hij worstelde in Gethsemané. Zoals de engelen getuigen zijn geweest bij Christus' geboorte, zo hebben zij er ook wetenschap van gehad, dat Hij gekruisigd werd. En nu zijn de engelen wel begerig geweest om te blikken in de verborgenheid der verzoening en dat is hun niet vergund. Maar als gezanten hebben zij alle heil mogen bekend maken. Hier zegt de bode Gods: , , Die gekruisigd was." Maar hij mag ook zeggen: , , Hij is opgestaan, Hij is hier niet. Ziet de plaats, waar zij Hem gelegd hadden." Zoals een engel Zijn komst eens aankondigde aan Maria, zoals een engel Zijn geboorte bekend maakte aan de herders, zo mag hier een engel de opstanding als eerste bekend maken. Met zulke kalme en overtuigde woorden zegt hij het: „opgestaan". De hemel heeft nooit aan één ding aangaande de Zaligmaker getwijfeld. Met grote rust, zonder enige opgewondenheid zegt hij het. En al zal een wereld van ongeloof: de priesters, de soldaten, de duivelen dit feit, dit woord, in twijfel trekken en loochenen, dat verstoort de kalme en zekere toon van de engel niet. Hij geeft het bewijs er bij. „Dat is de plaats, waar zij Hem gelegd hadden. Kijkt u maar. Daar. Hij is hier niet. Hij is opgestaan."

Daarenboven vertelt de engel, waar zij Hem ontmoeten zullen. Hij levert met klimmende zekerheid de bewijzen. Hij toont ook te weten, waar Christus zelf voorzegd had hen weer te zullen ontmoeten. Dit woord, deze toezegging van Galilea leest u in Mattheüs 26 : 32. Dit is dan voor de vrouwen een zekere verkondiging aangaande Jezus' opstanding. Hij leeft! Hij leeft gewis! Hij leeft, Die dood was.

Hij heeft, o God, van U begeerd Het onvergank'lijk leven; Gij hebt het hem gegeven: Zo zijn de dagen hem vermeêrd; Zo leeft de Vorst altoos; Zo leeft hij eindeloos!

Hoe groot en schitt'rend is zijn eer, Door 't heil aan hem bewezen! Hoe is zijn roem gerezen, O alvermogend' Opperheer, Wat glans, wat majesteit Hebt Gij die Vorst bereid!

Gewis, Gij zult, all' eeuwen door, Hem met Uw gunst verzeilen. En tot een zegen stellen; Ja. Gij geleidt hem op het spoor Der vreugde, bij het licht Van 't God'lijk aangezicht.

Wij vinden hier een bericht van de discipelen

„Doch gaat heen, zegt Zijn discipelen, en Petrus, dat Hij u voorgaat naar Galilea; aldaar zult gij Hem zien, gelijk Hij ulieden gezegd heeft."

Inderdaad lezen wij in Matth. 26 : 32: Maar nadat Ik zal opgestaan zijn, zal Ik u voorgaan naar Galilea." Dat staat nu uitgerekend in het stuk der Schriftuur, waar Petrus gewaarschuwd werd. U zult zekerlijk denken, dat de vrouwen de Heere eerder gezien hebben, namelijk al in de hof van Jozef. En u zult ook dit denken, dat de Heere, met de tussentijd van een week, verscheen op de eerste dag der week, als zij te zamen waren. Dat was dus niet in Galilea. Dat was dus al vóór de ontmoeting in Galilea. Was dan de engel op dit punt niet op de hoogte? Voorzeker, want hij haalde Mattheüs 26 : 32 aan. En u kunt ook moeilijk denken, dat de Heere Christus het niet goed gezegd heeft. Zo is de geschiedenis mét Galilea voor ons wat duister! De zaak is, naar mijn mening, deze. Wel hebben er ontmoetingen plaats gehad in de hof van Jozef van Arimathea. De lieflijke ontmoeting met Maria Magdalena. Wel hebben ontmoetingen plaats gehad in de discipelkring, zónder Thomas en een week later in de discipelkring mét Thomas. Dan ook met de twee wandelaars naar Emmaüs. Maar de boodschap moet gegeven worden aan de discipelkring, bepaald, met vermelding van Petrus, bepaald. Dat is dan in de eerste plaats om Petrus, die zeker menen zou, dat hij zijn apostolische plaats verbeurd had door zijn grote zonde, er van te overtuigen, dat de Heere hem uit Zijn hand niet verloren had. Die Petrus, die drie dingen gezegd had: k ken Hem niet; Ik ben niet van Hem; Ik heb met die zaak niets meer te maken; en dat bewust, niet maar in een onbewaakt ogenblik, maar met tussenpoos van een uur. Maar in Galilea zou Petrus hersteld worden in zijn apostelschap. Daar heeft de Heere de gemeente als van ouds het meest vergaderd, als Hij bij voorbeeld aan 500 broederen verschenen is op eenmaal. Daar zijn als van ouds in des Heeren optreden de meeste wonderen geschied, ook in de veertig dagen. Ambtelijk is het optreden des Heeren in de veertig dagen het meest daar geweest. Denkt slechts aan de verschijning aan de zee van Tiberias, die ons in Johannes 21 beschreven wordt. Denk vooral aan het herstel van Petrus in zijn ambt.

Zo is dan het gehele engelenwoord een grote prediking in het graf van Jezus' opstanding en van de hoofdlijn van Zijn optreden in de veertig dagen, totdat Hij opgenomen werd, daar zij het zagen, wederom in Judea.

Merkwaardig, dat, naar Marcus bericht, de vrouwen niemand iets zeiden en dat zij na dit woord van de engel met beving en ontzetting bevangen waren. Dat is één!

Merkwaardig, dat de discipelen, als Maria Magdalena de Heere Zelf ontmoet had, haar boodschap niet geloofden. Dat is twee!

Merkwaardig, dat Marcus mededeelt van het getuigenis van twee, die over de weg gingen en dat ze ook die niet geloofden. Dat is drie!

Zo verkondigt Marcus in drie slagen hoeveel moeite de discipelen gehad hebben, om dit te geloven. En als dan toch ten slotte dit geloof het bij hen onwrikbaar vast gewonnen heeft, zodat zij het over de hele wereld daarna gepredikt hebben, dan moet dit voor ons wel een groot en vast bewijs zijn, dat de Heere waarlijk is opgestaan. Wat deze engel zeide, is zekerlijk waar geweest. Zijn woord overwint verbazing. Zijn woord doordringt beving en ontzetting.

Zijn woord weerlegt het ongeloof.

Zw.

W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 april 1966

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

engel in het graf

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 april 1966

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's