Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE WET IS AFGESCHAFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE WET IS AFGESCHAFT

14 minuten leestijd

Het evangelie is best in tel in onze dagen, dacht ik. tenminste wat men voor het evangelie houdt, want ik meen, dat er veel z.g. evangelieprediking is, waarin zeer wezenlijke stukken van de bijbelse prediking gemist worden. Daar is ten eerste het stuk van de twee wegen. Die twee wegen worden in het Nieuwe en Oude Testament duidelijk geleerd. Maar vaak zeggen strijdlustige kerkgangers: die man is zwartgallig, hij preekt het evangelie niet, want hij preekt twee wegen. Zozeer is het evangelie onbekend in een groot deel van de Hervormde Kerk en misschien ook wel in andere kerken. Onder het evangelie

verstaan veel predikanten en gemeenteleden de boodschap, dat alles voor allen in orde gebracht is! Het is niet meer waar, dat er tweeërlei volk des verbonds is. Alle verbondskinderen worden zalig, op mogelijk een enkele uitzondering na, maar zeker weten we het laatste niet. De apostel Paulus spreekt van kinderen des vleses en kinderen der belofte. Hij schrijft: , , Want die zijn niet allen Israël, die uit Israël zijn". Doch dit wordt steeds verdoezeld. En helemaal komt het er niet uit, dat slechts weinigen zalig worden.

Waarom weinigen? Daar geeft de Schrift ook antwoord op. Jezus sprak: „Want de poort is eng en de weg is nauw, die tot het leven leidt en weinigen zijn er, die dezelve vinden".

Dit houdt ook wel in, dat er weinig predikers zijn die deze weg vinden. Daaruit zou dan weer verklaard worden, dat de smalheid, de moeilijkheid van de weg in hun prediking niet voldoende uitkomt. Dit betekent natuurlijk, dat er valse voorstellingen worden gegeven over de weg der zaligheid.

Zou er nog meer zijn, dat aan de prediking heden ten dage ontbreekt? Mij dunkt, dat de prediking van de wet niet genoeg tot haar recht komt. De Catechismus gaat er van uit, dat de wet Gods gepredikt moet worden. De bekende vraag uit zondag 44 luidt: „Waarom laat ons dan God alzo scherpelijk de tien geboden prediken, zo ze toch niemand in dit leven houden

kan? " Het antwoord luidt: „Eerstelijk. opdat wij ons leven lang onze zondige aard hoe langer hoe meer leren kennen, en des te begeriger zijn, om de vergeving der zonden en de gerechtigheid in Christus te zoeken. Daarna, opdat wij zonder ophouden ons benaarstigen, en God bidden om de genade des Heiligen Geestes, opdat wij hoe langer hoe meer naar het evenbeeld Gods vernieuwd worden, totdat wij tot deze voorgestelde volkomenheid na dit leven geraken."

Dit is de Catechismus. Ik vrees echter, dat ook aan dit belangrijke stuk niet genoeg de hand gehouden wordt. Daarom wil ik graag op dit antwoord van de Catechismus eens nadrukkelijk wijzen. De aanleiding is, dat uit de voorraad brieven een oudere naar voren kwam, waarin de lezeres betoogt, dat zij het helemaal niet met de Catechismus eens is en dus ook niet met een artikel, dat ik enkele jaren geleden aan het onderwerp wijdde. Neen, zegt de brief, ik heb er weliswaar niet op tegen, dat de wet voorgelezen wordt en ook niet, dat de Catechismus behandeld wordt, maar zoals u er ook voor de gelovigen op aandringt om de wet te volgen als regel des levens, daar ben ik het helemaal niet mee eens. De brief wijst dan op een geschrift van Huntington: Een eeuwige taak. Daarin zou door deze schrijver dat gebruik van de wet als regel des levens bestreden worden. Dat vindt onze schrijfster zo fijn, dat haar hart hierover opspringt van vreugde. Gelukkig staat er ook in de brief, dat haar mening een misverstand kan zijn. Mij dunkt, dat het wel zo wezen moet, als zij op een dergelijke mate in strijd komt met de Catechismus.

Hoe kwam onze schrijfster tot deze verwerping van de wet als regel der dankbaarheid? Zij vertelt: , , Toen de Heere mij de ogen opende, werd ik met mijn neus op de wet gedrukt en moest ik zeggen: „Niet aan één, maar aan alle geboden ben ik schuldig". Toen heeft de wet mij vervloekt tot in de afgrond. Jaren, jaren lang kwam ik 's morgens en 's avonds de kerk uit met één en al beschuldiging tegen mij, en dacht ik: al zou ik het mét goud willen betalen, t is nooit meer goed te maken. Het is kwijt, kwijt, voor eeuwig verloren. Dit ging door totdat ik mocht zien, dat dat betalen weliswaar niet kon, maar ook niet nodig was, want dat Christus voor mij betaald had, toen Hij zeide: „Het is volbracht". En nu is al mijn hoop en mijn verwachting op Hem en Zijn gerechtigheid. Ik zeg nu ook wel eens, 'k heb niets meer met de wet te maken, want die heeft mij verdoemd, tot in 't oneindige, maar ik mag zien op het einde en de Voleinder der Wet, onze Heere Jezus Christus, de Gestorvene, maar wat nog meer zegt: de Opgestane, de levende Heere, Die leeft tot in der eeuwigheid, Die alle macht heeft in hemel en op aarde. In Hem te geloven en Hem te volgen is mijn lust en mijn leven, 2 < > gebrekkig als het dan gaat. David zegt jn Psalm 119: „Hoe lief heb ik uw wet". Maar daar bedoelt hij niet mee de wet v an Mozes, de wet van het werkverbond, maar de wet van het genadeverbond, die de Heere God in ons hart gegeven heeft: genade alleen en niets van onszelf".

Hier stop ik even met mijn aanhaling uit de brief. Vroeger hadden zij het wel eens over het goed gebakerd zijn van een pasgeboren kind in het geestelijke. Ik hoop, dat niemand het mij kwalijk neemt als ik meen, dat de baker dit kind niet helemaal goed in het pak gedaan heeft. Nog eens, ik hoop, dat niemand er aanstoot aan neemt, want het gaat om het levende kind en al heeft het dan, door verkeerd bakeren wat kromachtige beentjes, dat raakt toch het leven niet. Ik geloof namelijk niet, dat de gelovige op deze wijze de wet Gods op zij kan schuiven. Het lijkt me ook nergens nodig of nuttig voor. Hoezeer de wet Gods van het allergrootste belang is, kan ons ten eerste Mattheüs 5:17 leren. Jezus zegt daar: Meent niet, dat Ik gekomen ben, om de Wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om die te ontbinden, maar te vervullen." Het kind des Heeren raakt bij zijn overgang in Christus de wet niet kwijt, maar krijgt haar lief. De apostel Paulus zegt, dat het evangelie de wet bevestigt. „Doen wij dan de wet te niet door het geloof? Dat zij verre, maar wij bevestigen de wet" (Romeinen 3 : 31).

Welke wet vervult Jezus? De wet van Mozes. God heeft maar één wet. Dat is de wet, die door Mozes gegeven is. Die wet is heilig, rechtvaardig en goed (Romeinen 7 : 12). Volgens Mattheüs 5:17 is Jezus helemaal niet naar de aarde gekomen om deze wet terzijde te stellen. De Heiland gaat er van uit, dat deze wet gehouden moet worden. Jezus is gekomen om zelf de wet te vervullen d.w.z. om naar de wet te sterven tot betaling der zonden en door alle geboden volmaakt te volbrengen. Zo wordt het ons in de brieven van Paulus geleerd. Men kan ook zeggen, dat de Zaligmaker gekomen is om aan de wet de volle gehoorzaamheid te verzekeren, die door haar geëist wordt en die bij haar past, haar eigenlijke en diepste bedoeling in het licht stellen en tot erkenning brengen. Maar hoe men het ook zegt: e wet blijft de wet dit is de uitdrukking van wat God van ons wil. Het kind des Heeren leert wel dieper verstaan, wat in de wet bedoeld wordt, maar krijgt geen andere wet. Het is ook moeilijk in te denken, wat in de wet veranderd zou moeten worden. Hoe stelt men zich dat voor? Mag men dan wel stelen en wel de Naam ijdel gebruiken? Neen, natuurlijk. Laten we enkele dingen nog eens nader bezien.

We kunnen heel goed verstaan, dat de wet des Heeren de schrijfster vervloekte. Gelukkig als iemand zo'n geloof van de wet krijgt. Door de wet leert elk uitverkorene geloven, dat hij onrein is en geen goed kan doen. Hij krijgt een walg van zichzelf en ziet zich onder de vloek en de toorn Gods. Die vloek der wet kan hij of zij niet wegnemen. Zal ook een moorman zijn huid veranderen of een luipaard zijn vlekken? Met is uitstekend, dat de wet ons vervloekt tot in de afgrond. Boston zegt dan ook: „Ik zou verloren gegaan zijn, als ik niet verloren gegaan was." Ik bedoel niet te zeggen, dat de wettische bekering of dit wettisch geloof de voorwaarde is voor onze welkomst bij Christus. Het is een kwestie van de Zaligmaker nodig hebben. Niemand kan iets bij Hem vinden behalve een schuldig verloren zondares. Daarom kan men terecht stellen, dat zulke mensen, die niet door de wet tot in de afgrond vervloekt zijn, geen deel aan Christus hebben, al menen zij van wel. Ik ga een woord van Kohlbrügge aanhalen. Misschien helpt het. Er zijn predikers en gemeenteleden, die van de nadere reformatie niet zoveel moeten hebben. Smijtegelt of Schortinghuis of Lodenstein, neen, dat zijn hun mannen niet. Maar Kohlbrügge, dat is hun man. Toch blijkt vaak uit hun prediking niet, dat zij Kohlbrügge werkelijk aandachtig lezen. Zij spreken immers weinig van de twee wegen en nog minder van de noodzakelijkheid om door de wet tot in de afgrond vervloekt te zijn. Zij spreken meer van de verlossing en van de dankbaarheid. Maar Kohlbrügge zegt, dat de meeste kerkgangers zo maar zorgeloos daar heen leven. Hoe komt dat? , , Dat komt daaruit voort, dat er geen ware kennis der wet is, evenmin van eigen ellende en ook niet van de weg der verlossing".

Wanneer dit er niet is, gaat het ook niet goed met de dankbaarheid. „Ik leg u de vraag voor", zegt Kohlbrügge, die meent, dat het een uitgemaakte zaak is, dat gij ook voor uzelf deel hebt aan het heil des Heeren, ofschoon gij nooit door de Heilige Geest verootmoedigd en verbroken zijt geworden, of werkelijk de liefde tot God en de naaste in uw harten aanwezig is of niet? "

De vloek der wet moeten we dus leren kennen. Maar moeten we het benauwende daarvan aan de wet wijten? De schrijfster zal het wel niet bedoelen, maar ik krijg een beetje de indruk, dat zij de wet de schuld geeft van haar ellende. Maar zo is het niet. De kleinste zonde en de grootste het is allemaal eigen schuld. De wet moet niet veranderen, doch wij moeten veranderen. Het is voorts ook heerlijk, als we een geloof van het evangelie mogen krijgen. Dikwijls wordt ons eerst de weg der verlossing ontsloten, zodat we Jezuszoekers worden van welke de wanhoop is weggenomen, zonder dat we nog zekerheid hebben van onze persoonlijke verlossing. Maar het is inderdaad goed als de grond van onze hoop en verwachting in Christus komt te liggen. Alleen kan ik de uitdrukking niet plaatsen: ik heb niets meer met de wet te maken." Dan heeft dus de Catechismus ongelijk. En de Heere Jezus ook, die de wet niet wilde wegdoen, maar tot volle geldigheid brengen. Dan heeft ook de Heilige Geest het mis gehad, toen Hij door Paulus schreef: Wij bevestigen de wet". Ja maar, Christus is toch het einde der wet? " Dat staat in Romeinen 10 : 4: Want het einde der wet is Christus, tot rechtvaardigheid een iegelijk, die gelooft."

Wat betekent hier het woord eindel Sommigen zeggen: doel (einde). Anderen zeggen: einde. Met Christus houdt de wet

op. Maar de laatsten doen dat met een beperkende bepaling. De wet, die ophoudt is de wet als middel tot verkrijging van de gerechtigheid. Dat lijkt ons volkomen juist. Met de komst van Christus houden de offeranden op en alle bepalingen van de ceremoniële wet. Ook houdt elke gedachte op, dat iemand door onderhouding der geboden zalig zou kunnen worden. Ook in de uitverkorene houdt deze gedachte met de komst van Christus in het hart op.

Maar ik geloof, dat men ook kan zeggen, dat Christus het doeleinde der wet is. Hij was immers in de wetten van Israël beloofd en afgeschaduwd. Calvijn wil leren: want de vervulling of voltooiing der wet is Christus. „Iemand die door de werken der wet gerechtvaardigd zoekt te worden is een verkeerde uitlegger der wet, omdat de wet ons tot dit einde gegeven is, dat zij ons als aan de hand zou leiden tot een andere gerechtigheid. Ja, al wat de wet leert, al wat zij beveelt, al wat zij belooft, dat heeft altijd Christus tot doel; daarom moeten alle delen der wet op Hem gericht worden. Dit kan echter niet geschieden, tenzij wij van alle gerechtigheid beroofd, ontsteld door de kennis der zonde, van Hem alleen de gerechtigheid begeren, die uit genade geschonken wordt".

Hierover zijn we het dus eens, dat de wet voor de gelovige wegvalt, als middel tot verkrijging der zaligheid. De gelovigen hebben ook niets meer met haar vloek en straf te maken. Doch wel met haar openbaring van Gods heilige wil.

Doch daarmee is de wet als zodanig niet weggedaan.

Misschien kan men wel zeggen, dat Christus de Voleinder der wet is, maar dat zou des te meer bewijzen, dat de wet blijft. Want als iets tot zijn volle ontplooiing en heerlijkheid wordt gebracht, is het nog mooier en krachtiger dan te voren. Ik ken echter uit Gods Woord alleen maar de uitdrukking, dat Christus is: e Voleinder des geloofs (Hebr. 12 : 2). Dit betekent dat Jezus op een bijzondere wijze het geloof heeft beoefend. De Heiland was immers waarachtig mens, in alles de broederen gelijk. Hij is ook in het geloven voorgegaan en heeft dat tot zijn hoogtepunt gebracht. De vaderen hebben een groot geloof betoond, doch de Heere Jezus nog meer. In deze zin is Hij ook de Voleinder der wet, dat Hij de wet volkomen heeft gehouden. Maar daardoor is het niet minder onze opdracht te geloven en de wet te houden. Koning David is daar reeds een voorbeeld van. Hij zegt in Psalm 119 : 97: , Hoe lief heb ik uw wet; de ganse dag is zij mijn overpeinzing".

Ik zou niet weten welke andere wet David kan bedoelen dan de wet van Mozes. In de hele Bijbel is van geen andere wet Gods inhoudelijk sprake. De hoofdsom van de wet van Mozes is, dat wij God en de naaste liefhebben. En als de wet in de harten van Gods volk geschreven wordt, is dat de wet van Mozes. We lezen in Jeremia 31 : 33: Maar dit is het verbond, dat Ik na die dagen met het huis van Israël maken zal, spreekt de Heere: Ik zal mijn wet in hun binnenste geven, en zal die in hun hart schrijven; en Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn."

Onze briefschrijfster bedoelt natuurlijk niet, dat zij naar het vlees wil leven. Integendeel. Maar het is toch goed, dat wij zien, hoe heilig en rechtvaardig en goed de wet van Mozes is. En als er dan staat in Rom. 6:14, dat wij niet onder de wet zijn, maar onder de genade, betekent dit niet, dat de wet krachteloos is? Jawel, zij is krachteloos om zalig te maken, maar dat ligt niet aan de wet, maar aan onze val. Die wet is goed. die wet is ook machtig Christus alleen kon de uitverkorenen van onder de wet verlossen. Onder de wet zijn betekent in Romeinen 6 : 14 niet slechts: nder de bevelen der wet zijn. Het betekent: nder de veroordeling der wet zijn. Waarom zouden we Gods heilige wet verwerpen? Laat ons liever bidden:

Och of wij Uw geboón volbrachten! Gena, o hoogste Majesteit! Gun door 't geloof in Christus krachten Om die te doen uit dankbaarheid.

D.

L. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 juni 1966

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

DE WET IS AFGESCHAFT

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 juni 1966

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's