DE GROND VAN HET GEBED
Waarom heeft Christus ons geboden God alzo aan te spreken: Onze Vader? Opdat Hij van stonde aan in het begin van ons gebed in ons de kinderlijke vreze en toevoorzicht tot God verwekke, welke beide de grond van ons gebed zijn, nl. dat God onze Vader door Christus geworden is en dat Hij ons veel minder af zal slaan hetgeen wij Hem met een recht geloof bidden, dan onze vaders ons aardse dingen ontzeggen.
Waarom wordt hier toegevoegd: die in de hemelen zijt? Opdat wij van de hemelse Majesteit Gods niet aards gedenken en van Zijn almachtigheid alle nooddruft des lichaams en der ziel verwachten.
Zondag 46.
Het gebed is het voornaamste stuk der dankbaarheid, dat God van ons vordert. Het gebed is niet aan onze willekeur overgelaten en ook niet aan onze behoefte, God vordert het van ons. Hij eist van ons het gebed en wel het dagelijkse gebed. Van groot belang is niet in de eerste plaats wat wij bidden, maar hoe wij bidden. Tot welke God bidden wij, hoe naderen wij tot Hem en hoe spreken wij Hem aan? Is de God van de Bijbel voor ons de enige God, de God van hemel en aarde, de God, Die een ontoegankelijk licht bewoont, hoe zullen wij dan voor Hem verschijnen? Is deze grote en hoogverheven God de God die wij aanbidden, hoe zullen wij Hem noemen? Dit zijn, kort gezegd, de vragen, die ons zullen bezig houden in zondag 46.
De aanspraak van het gebed
Het gebed, dat de Heere Jezus Zijn discipelen geleerd heeft, richt zich tot God de Vader. De vraag die zich terstond voordoet is deze, of men dan ook niet Christus of de Heilige Geest mag aanroepen. Met de naam van Vader wordt hier verstaan het wezen Gods, niet alleen dat van de Vader, maar ook dat van de Zoon en de Heilige Geest, hoewel tegenover de ketters terstond moet worden gezegd dat de naam Vader in de eerste plaats aan de eerste persoon van de heilige drieëenheid wordt toegekend. Als in de uiterlijke werken en in de dienst Gods de ene persoon van de Goddelijke drievuldigheid genoemd wordt, dan worden de andere personen niet uitgesloten. Zo hecht is de Goddelijke drieëenheid aaneen verbonden, dat de Een niets doet zonder de beide anderen, dat men aan de Een niet denken kan zonder aan de beide Anderen te denken en dat men tot de Eén niet spreken kan zonder tot de beide Anderen te spreken.
De Zoon wordt in de Heilige Schrift ook genoemd de Vader der eeuwigheid of de eeuwige Vader. En voor God kan men niet als aangenomen kind naderen, of men moet aangenomen zijn om Christus' wille, of men moet aangenomen zijn door de Heilige Geest, Die genoemd wordt de Geest der aanneming tot kinderen. Het rechte gebed tot de Vader is dan ook het gebed in de naam des Zoons en het is het gebed door de Geest der genade en der gebeden.
De oude kerk heeft ook Christus aangeroepen, zoals Stephanus. Wordt de opmerking gemaakt, dat Christus als de oudste Broeder niet tevens als Vader der eeuwigheid aangeroepen kan worden: Christus is naar het vlees de oudste Broeder, maar naar Zijn Godheid tevens de Vader der eeuwigheid.
Nu is God de Vader van al het geschapene en dus ook van de mens krachtens scheppingsordinantie. Maar het heeft de mens niet goed gedacht God in erkentenis te houden. Als de verloren zoon is de mens van zijn Vader afgegaan naar een vergelegen land. En nu is hij ver van God, ver van de zaligheid. God heeft Zijn Vaderrechten wel behouden, maar de mens heeft zijn kinderrechten verloren. Zelfs in de gevallen staat van de mens handhaaft God die Vaderrechten. Hij zegt: , Ben Ik dan een Vader, waar is Mijn ere, ben Ik een Heere, waar is Mijn vreze", Mal. 1 : 16. En in Deut. 32:6: ult gij dit den Heere vergelden, gij dwaas en onwijs volk? Is Hij niet uw Vader, die u verkregen, die u gemaakt en bevestigd heeft? En de Heere Jezus zegt in Mattheüs 7 : 9: s er onder u een mens, dewelke zo hem zijn zoon bidt om brood, zal hij hem een steen geven? Indien dan gij, die boos zijt, weet uw kinderen goede gaven te geven, hoeveel te meer zal uw Vader, die in de hemelen is, goede gaven geven dengenen die ze van Hem bidden? "
God houdt dus Zijn Vaderschap aan. Nu is er echter een weg ontsloten in Christus, waardoor een bastaard weer tot zoon kan worden aangenomen. In de verstoting van Christus ligt de aanneming van de bastaarden. Dit geschiedt tevens door de heiligmaking door de Heilige Geest. Wil men met goed recht en met vrede in zijn gemoed God als zijn Vader aanspreken, dan kan dat alleen in een ware kennis, in een vast vertrouwen en in een oprechte gehoorzaamheid. En deze gehoorzaamheid bestaat uit oprechte liefde, kinderlijke vreze, vurige hoop, ootmoedigheid en geduldigheid.
Over dat gebruik van de Vadernaam nu twee opmerkingen, n.1. dat de bastaarden die naam te veel en onrechtmatig gebruiken, en dat de kinderen die naam te weinig en altijd rechtmatig gebruiken. God is het meest vereerd als men Hem noemt bij deze innigste van al Zijn namen, maar Hij is er alleen vereerd mee als ge dit recht, dat is met een Godvruchtige mond uitspreekt.
De gronden van het gebed
De Catechismus noemt kinderlijke vreze en toevoorzicht beide de grond van ons gebed. Van stonde aan wil de Heere die beide in het begin van het gebed al wekken. Kinderlijke vreze, wat is dat? Vreze is hier te verstaan in de bijbelse zin. De vreze des Heeren is het beginsel der wijsheid. Vreze is hier te nemen in de zin van eerbied. Ze is wel te onderscheiden van slaafse vreze. De slaafse vreze is bang voor straf. Zij dient God niet uit liefde tot het gebod Gods, niet uit liefde tot God, maar om de straf en om de verdoemenis te ontgaan. Was er geen straf, was er geen hel, zij zouden Hem zeker niet gehoorzamen. Maar de kinderlijke vreze dient God en gehoorzaamt Hem om Hemzelf. Al was er geen hemel tot loon, al was er geen hel tot straf, dan zou zij Hem nog dienen. De kinderlijke eerbied paart zich dan ook aan het vertrouwen. Het vertrouwen is dit dat ze God vertrouwt op Zijn woord, dat zij God vertrouwt om Zijns zelfs wil. Het vertrouwen kan van God nooit kwaad
denken. Het kan van God nooit harde gedachten hebben. Het vertrouwt niet alleen op God, maar het vertrouwt zichzelf geheel aan Hem toe. met lichaam en ziel, voor tijd en eeuwigheid.
En die beide zijn nu de grond van het gebed. D.w.z. dat dit twee noodzakelijke voorwaarden zijn voor het gebed. Zonder die kinderlijke eerbied is het gebed een brutaliteit. En zonder dat vertrouwen op God is het gebed een weerbarstigheid. Het gebed moet altijd zijn met recht geloof, want die tot God komt moet geloven dat Hij is en dat Hij een Beloner is dergenen die Hem zoeken. Hoe moet dat geloof zijn? Dat Hij ons veel minder afslaat wat wij vragen, dan onze aardse vaders ons aardse dingen ontzeggen. Hier wordt God verre verheven boven aardse liefde. Hier geldt: Wie vader of moeder liefheeft boven Mij, die kan Mijn discipel niet zijn. Deze liefde is ook zo veel hoger dan aardse liefde. Ze is sterker dan de dood. Ze is van Goddelijke oorsprong, uitgestort in het hart door de Heilige Geest.
Nu wil de Heere door die naam op de lippen te leggen deze eerbied en dit vertrouwen direct bij het begin van het gebed wekken. Had de Heere de naam genoemd: „Heilige God", elk zou moeten schrikken van eigen zondigheid. Had Hij de Naam genoemd „Hoogste Majesteit", dan zou een klein en nederig mens schromen om tot Hem te gaan. Maar neen: Vader, dat geeft vertrouwen om te naderen en vrijmoedig te spreken tot Hem, zij het dan op kinderlijke wijze.
Onze Vader. Dit doet de mens bidden in de gemeenschap van allen, die een even dierbaar geloof deelachtig geworden zijn. Ook al bidt dan niet een hele gemeente, maar een mens ergens alleen, zo zal hij toch weten, dat hier en daar zich een gebed paart aan het zijne en zo zal de Heere zeker horen, want Hij heeft beloofd, dat als twee het eens geworden zijn in een zaak om die van de Heere te begeren, die zaak hun zal geworden. Daar is geen geloof zonder liefde tot de naaste. Want indien wij voor God verschijnen en voor geen broeders houden degenen, die Hij voor kinderen houdt, voorwaar zo zal Hij ons ook voor geen kinderen houden.
Geen vader sloeg met groter mededogen Op teder kroost ooit zijn ontfermend' ogen Dan Isrels Heer' op ieder die Hem vreest; Hij weet, wat van Zijn maaksel zij te wachten, Hoe zwak van moed, hoe klein wij zijn van [krachten, En dat wij stof van jongsaf zijn geweest.
De uitgebreidheid van het gebed
Die in de hemelen zijt. God is toch alomtegenwoordig? De aarde is toch de voetbank Zijner voeten? De hemel der hemelen kan Hem toch niet omvatten? Dat is alles waar, maar in de hemel openbaart God Zich ten volle en ongesluierd. Als Hij gezegd wordt te zijn in het Vaderhuis met zijn vele woningen, dan betoont Hij daar al Zijn vaderlijke liefde, al Zijn hartelijkheid en goedheid. Daar openbaart God Zich zonder middelen.
De hemel is niet alleen de plaats van de majesteit Zijner eer, maar ook van de majesteit Zijner rijkdom. Wij moeten uit ons hart verbannen alle aardse, kleine en zondige gedachten over God. Uit ons hart moet gebannen alle ongeloof alsof God niet gewillig zou zijn om ons het nodige goed te geven, alsof voor deze genadige God onze zondigheid te groot was, alsof wij te kleine en onbetekenende mensen zouden zijn. Uit ons hart moet gebannen ook dit ongeloof, dat zich voor God kromt als een bieze, alsof God als een oosters despoot er behagen in had om de Zijnen te laten kronkelen en kruipen, voordat Hij wat geeft. Maar uit het hart moet ook gebannen al het ongeloof van de hoogmoed. Geen ding past voor die Majesteit zo slecht als een hoge borst alsof Hij wel heel dankbaar mocht zijn als wij ons verwaardigden om tot Hem te komen. Hij is God en wij zijn mensen. Hij is in de hemel en wij zijn op de aarde.
Niet aards gedenken! Maar vooral ook van Zijn almachtigheid alle goeds verwachten. Hij is zo rijk. Zijns is het goud, Zijns is het zilver en het vee op duizend bergen. De ganse aarde is des Heeren, mitsgaders hare volheid. En Hem staan alle middelen te baat om de schatten der aarde tot u te brengen. De raven van Elia zijn Zijn wagens voor uw brood. De rotsen zijn de springaders voor het beloofde gewisse water. De schepen van Tarsis zijn de voertuigen voor het goud dat Hij te Ofir heeft. Hij, Die de leliën bekleedt met een schoonheid boven die van Salomo, zal ook de Zijnen, zelfs de kleingelovigen, weten te bekleden als alle die. Hij, Die de mussen voedt en de jonge raven als ze tot Hem roepen, Hij zal al de Zijnen met alle nooddruft des lichaams voorzien. Let wel, met nooddruft. Meer moogt ge van Hem niet verwachten. Hoewel het Hem mogelijk is meer te geven, doet Hij dat als een wijs Vader niet. Israël moest veertig jaren leren met een dagelijkse portie manna tevreden te zijn. En als de aarde niet genoeg meer zou hebben, dan heeft de hemel nog genoeg.
Wij mogen van Hem ook alle nooddruft der ziel verwachten, maar ook hier weer niet meer dan de nooddruft. De ontdekking aan zonde, naar dat wij nodig hebben. De vergeving van zonde van dag tot dag. Een beschamende zegen, een bemoedigende zegen. Een zegen voor het leven, een zegen voor het sterven. Een zegen voor de sabbath, een zegen voor alle dag. „Want Eenzelfde is Heere van allen, rijk zijnde over allen." Aan een kind in de genade geeft Hij kinderlijke maat, aan een man in de genade geeft Hij manlijke maat. En zonder Zijn trouwe zorg is er onder hen allen niet één.
Kent gij een gebedsleven? Gelukkig het kind, dat jong van zijn moeder de knieën leert buigen. Gelukkig het gezin, dat een biddend gezin is aan tafel, de school waar men het niet zonder bidden durft te doen, de kerk waar een biddend volk woont. Maar vooral gelukkig het volk, dat het ware bidden leerde door de Heilige Geest. Die moet het u leren. Dat gebeurt in een Bethel, dat gebeurt in een Pniël. Daar komt men te staan voor de majesteit Gods. Dan leert men worstelen om de aanneming tot kinderen. Dan leert men worstelen om de Vadernaam. Het kind, het ware kind krijgt alles wat het nodig heeft. Daarentegen ongelukkig de mens, die niet weet te bidden. Hij zal niets ontvangen, want God wil gebeden zijn. En hij zal eens niet weten te danken, want het danken volgt alleen op bidden.
Zw.
W. L. T.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 november 1966
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 november 1966
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's