Wie schreef de vijf boeken van Mozes?
Nou, zegt iemand, dat is ook een vraag? Wie zou ze anders geschreven hebben dan Mozes zelf? Doch dan hoor ik iemand anders opmerken: oe kan Mozes zelf Deuteronomium 34 geschreven hebben? De joden hebben over de laatste vraag ook hun gedachten laten gaan. Hun grote boek, de Talmoed, kent het auteurschap van Deuteronomium 34 : 5•—12 ook wel aan Jozua toe. Maar verder zou Mozes de Pentateuch helemaal hebben geschreven. Dat is eeuwen lang de algemene gedachte geweest in de christelijke kerk.
Wat staat hiervan in de bijbel? We beginnen met Exodus 17 : 14: Toen zeide de Heere tot Mozes: chrijf dit ter gedachtenis in een boek en leg het in de oren van Jozua, dat ik de gedachtenis van Amelek geheel uitdelgen zal van onder de hemel".
Wat moet er opgeschreven worden? Dit d.i. deze strijd met overwinning op Amelek en ook de uitroeiing van de gedachtenis van het vijandige volk. Deze tekst is van belang voor onze kennis van het ontstaan van de bijbelboeken. Hier voor het eerst is er sprake, dat Mozes aantekeningen maakte •—• moest maken — van wat geschiedde op de woestijnreis.
Wat was dat voor een boek? Het is aan de hand van de letter van de tekst niet uit te maken of het over een bestaand boek gaat, dan wel over een nieuw boek, dat in gebruik genomen moest worden.
Van opschrijven is ook sprake in Exodus 24 : 4: Mozes nu beschreef al de woorden des Heeren". Dat boek wordt al spoedig, zie vers 7, aan het volk voorgelezen. Men kan aannemen, dat in dit Verbondsboek de tien geboden opgetekend stonden en verder alles wat aan wetten daarop volgt en wat wij hebben in Exodus 20-23. Ook in Exodus 34 : 27 is van een opschrijven sprake: Verder zeide de Heere tot Mozes: chrijf u deze woorden: ant naar luid dezer woorden heb Ik een verbond met u en met Israël gemaakt".
Na de geschiedenis van het gouden kalf wordt het verbond vernieuwd. Daar ziet dit laatste vers op. Van belang is voor ons ook Numeri 33 : 2: En Mozes schreef hun uittochten, naar hun reizen, naar de mond des Heeren". Dus op Gods bevel zijn de reizen beschreven. Mozes hield een reisjournaal. Dat is niet onbegrijpelijk. Mozes had zijn opleiding ontvangen aan het Egyptische hof. Daar was men ook gewoon van dag tot dag de gedenkwaardige feiten op te tekenen. We krijgen zo al heel wat bijeen, dat door Mozes geschreven is. Daarnaast bestaat nog volop ruimte voor hetgeen door hem geschreven kan zijn. Mogelijk heeft hij voor sommige dingen ook gebruik gemaakt van de geschreven aantekeningen van anderen. We denken aan het bijbels scheppingsverhaal. Dat moet men geen sage noemen of een bewerkte mythe. Deze woorden horen in de heidense sfeer thuis. Het scheppingsverhaal is een verhaal naar de bevatting van de mens van alle eeuwen. Door middel van het scheppingsverhaal worden geweldige feiten op begrijpelijke wijze weergegeven. Heeft Mozes dit van God rechtstreeks gekregen? Was het reeds op schrift gesteld vóór hem. Wie zal het zeggen? Maar dat eenvoudige en toch ongemeen verheven verhaal vertelt ons werkelijke feiten, die geen oog ooit heeft gezien of zien zal, want de oorsprong der dingen is verborgen voor geleerd en ongeleerd. Door het scheppingsverhaal weten we, dat God en God alleen recht heeft op de mens, want Hij schiep Adam. En hij schiep hen, man en vrouw. Ze zijn apart. Adam en Eva. maar ze horen bij elkaar.
Het scheppingsverhaal is door de Heere Jezus en Paulus bevestigd. Wat door Jezus en de apostelen als historisch feit wordt aanvaard, moet ook door ons worden aangenomen. Als ik zo in de Schrift allerlei tracht aan te wijzen, dat door Mozes geschreven is en afgedwaald ben naar het prachtige begin van de Bijbel, waar ik ook al vraag, wie heeft dit en wie heeft dat geschreven, zou ik toch wel even op willen merken, dat m.i. de voorstelling alsof de Bijbel als een legkaart is samengesteld, goed fout is. Het is heel goed mogelijk en zelfs waarschijnlijk, dat de schrijver van de vijf boeken van Mozes heel wat materiaal ter beschikking had over heel de tijd vóór hem, van het paradijs af. Dat kan grotendeels mondeling materiaal zijn geweest en ook wel schriftelijk. Maar wie de Pentateuch schreef, heeft dit volkomen zelfstandig onder de leiding van Gods Geest bewerkt. Hij heeft niet al de gegevens achter elkaar opgeschreven maar er 'n zelfstandige bewerking van gegeven en er een boek van gemaakt naar de werkwijze van die tijd. Ik heb verder nog, wat het schrijven van Mozes betreft, te wijzen op Deuteronomium 31 : 9, 24: En Mozes schreef deze wet, en gaf ze aan de priesters, de zonen van Levi, die de ark des verbonds des Heeren droegen, en aan alle oudsten van Israël... En het geschiedde, als Mozes voleind had de woorden dezer wet te schrijven in een boek, totdat zij voltrokken waren".
Zo is dus ook de deuteronomische wet opgeschreven. Ook lezen we in Deuteronomium 31 : 22 van een „lied" dat Mozes opschreef en dat hij „den Israëlieten leerde", namelijk Deuteronomium 32 : 1— 43.
Hiermee is echter niet alles gezegd. Men kan moeilijk aannemen, dat Mozes het laatste gedeelte van Deuteronomium 34 heeft opgesteld. Daar staat, dat de kinderen Israëls Mozes dertig dagen beweenden en dat de kinderen Israëls naar Jozua de zoon van Nun hoorden. Het boek besluit met de verklaring: „En er stond geen profeet meer op in Israël, gelijk Mozes, die de Heere gekend had, van aangezicht tot aangezicht. In al de tekenen en de wonderen, waartoe hem de Heere gezonden heeft, om die in Egypteland te doen aan Farao, en aan al zijn knechten en aan al
zijn land; en in al die sterke hand en in al die grote verschrikking, die Mozes gedaan heeft voor de ogen van gans Israël."
Het is moeilijk aan te nemen, dat de Heilige Geest een tot hoogmoed geneigd mens, zo over zichzelf laat schrijven. De mening van sommige joodse geleerden, dat Mozes deze laatste verzen door profetische voorwetenschap zelf zou hebben geschreven, is met alle redelijke waarschijnlijkheid in strijd. De Pentateuch is bovendien geen profetisch, doch een historisch boek. Het gaat om feiten uit het heden en het verleden. Men vindt dan ook een uitlating in een joods opschrift, dat Jozua deze acht verzen geschreven heeft. Op zicltvzelf echter zou het geen bezwaar zijn om toch het overige deel van de Pentateuch aan Mozes toe te kennen, als daar genoegzame aanwijzingen voor waren.
Doch er zijn nog een paar dingen op te merken. Daar is eerst de plaatsnaam Dan in Genesis 14 : 14. Richteren 18 : 29 zegt van deze stad: En zij noemden de naam dier stad Dan, naar de naam huns vaders Dan, die aan Israël geboren was; hoewel de naam dezer stad te voren Laïs was".
De stad schijnt ook nog wel anders genoemd te zijn, maar dat zal niemand verwonderen, want het komt vaker voor. Daar is een dorp dat Middelharnis heet, doch ook wel Menheerse genoemd wordt. Het zijn echt geen twee verschillende dorpen. Zo lezen we in Jozua 19 : 47: Doch de landpale der kinderen van Dan was hun te klein uitgekomen; daarom togen de kinderen van Dan, op, en krijgden tegen Lesem, en namen haar in, en sloegen haar met de scherpte des zwaards, en erfden haar, en woonden daarin; en zij noemden Lesem Dan, naar de naam van hun vader Dan." Wat staat er nu in Genesis 14 : 14?
Dit: , , als nu Abraham hoorde, dat zijn broeder gevangen was. zo wapende hij zijn onderwezenen, de ingeborenen van zijn 'huis, drie honderd en achttien, en hij jaagde hen na tot Dan toe".
Het is moeilijk aan te nemen, dat het niet over een en hetzelfde Dan gaat. Maar dan kan deze verwijzing naar Dan niet vroeger geschreven zijn dan na de verovering van Lesem of Laïs. Daar is niets geen bezwaar tegen, maar dan is dit woord in elk geval niet van de hand van Mozes. Een latere schrijver heeft het daar — misschien in een oud verhaal — geplaatst.
Zo hebben we ook nog Genesis 36 : 31. Daar wordt een lijst van koningen uit Edom ingeleid met deze woorden: , En dit zijn koningen, die geregeerd hebben in het land Edom, eer een koning regeerde over de kinderen Israëls".
Zo iets kan slechts geschreven zijn op een tijdstip toen Israël inderdaad reeds onder koningen stond. De meest voor de hand liggende verklaring is, dat een auteur uit later dagen dan Mozes de laatste hand aan de vijf boeken heeft gelegd of alles tot een welsluitend geheel verenigd.
We richten nu onze aandacht op Exodus 16 : 35: En de kinderen Israëls aten Man veertig jaren, totdat zij in een bewoond land kwamen; zij aten Man totdat zij kwamen aan de pale van het land Kanaan". Dit moet in elk geval een latere toevoeging zijn. Israël had het land Kanaan reeds bereikt toen dit geschreven werd. Kennelijk doelt Exodus 16 : 35 op Jozua 5:12: En zij aten van het overjarig koren des lands, des anderen daags van het Pascha, ongezuurde broden en verzengde (geroosterde) aren, even op diezelfde dag. En het Manna hield op des anderen daags, nadat zij van des lands overjarig koren gegeten hadden; en de kinderen Israëls hadden geen Manna meer, maar zij aten in hetzelve jaar van de inkomst des lands Kanaan".
Numeri 21 : 14, 15 luidt: Daarom wordt gezegd in het boek van de oorlogen des Heeren: egen Waheb, in een wervelwind en tegen de beken Arnon. en de afloop der beken, die zich naar de gelegenheid van de Ar wendt, en leent aan de landpale van Moab.) Hier haalt dus de schrijver een boek aan. In dat boek worden de oorlogen des Heeren beschreven. De voor de hand liggende gedachte is, dat hiermee gedoeld wordt op de oorlogen ter verovering van Kanaan. Verklaarders noemen het dan ook „een oude verzameling van verhalen en gedichten, die betrekking hadden op Israëls strijd om het bezit van Kanaan". Waarschijnlijk is het een lied, dat de inname van Waheb enz. bezingt. Vermoedelijk is dus de aanhaling gedaan na de dood van Mozes, toen Israël in Kanaan woonde en het boek voltooid was.
Zo moet ook de lijst uit Numeri 32 : 34 —42 dateren van na de verovering des lands. Het zijn zomaar van die kleine dingen, die misschien verklaard kunnen worden als toevoegingen, maar die er toch op wijzen, dat na Mozes iemand een laatste hand aan de vijf boeken heeft gelegd of deze uit de beschikbare gegevens heeft samengesteld, geschapen, van Gods Geest gekregen. Zo'n klein puntje vinden we ook in Deuteronomium 2 : 12: Ook woonden de Horieten te voren in Seïr; maar de kinderen van Ezau verdreven hen uit de bezitting en verdelgden hen van hun aangezicht, en hebben in hunlieder plaats gewoond; gelijk als Israël gedaan heeft aan het land zijner erfenis, hetwelk de Heere hun gegeven heeft".
De man, die dit schreef, leefde blijkbaar in een tijd, dat de verovering van Kanaan
reeds had plaatsgevonden.
Tenslotte wijs ik nog op de term: aan de andere zijde van de Jordaan". De term komt voor b.v. in Deuteronomium 1:1. Weliswaar heeft de Statenvertaling hier verklaard: an deze zijde, maar deskundigen zeggen dat dit onjuist is. Het is moeilijk aan te nemen, dat Mozes sprak van het Overjordaanse als hij het gebied ten westen van de Jordaan bedoelde. Ook hier en op andere plaatsen, waar deze term gebruikt wordt, moeten we wel denken aan een schrijver, die in het Westen woont.
Daar is nog een enkele tekst, waarvan we zeggen moeten, dat Mozes, deze wel niet geschreven zal hebben. Het betreft uitlatingen van deze grote leider, die hij uiterst moeilijk omtrent zichzelf kan gedaan hebben. In Exodus 6 : 25 lezen we: Dit zijn Aaron en Mozes. tot wie de Heere gezegd heeft: eidt de Israëlieten uit het land Egypte". Het ligt voor de hand. dat een ander dan Mozes de aandacht van zijn lezers vestigt op de bekende figuren, Mozes en Aaron. Die gedachte wordt versterkt door het volgende vers. Trouwens deze hele geslachtslijst van Exodus 6 : 13 —16 is mogelijk ingelast en niet van Mozes. In Exodus 11:3 lezen we: En de Heere gaf het volk genade in de ogen der Egyptenaren; ook was de man Mozes zeer groot in Egypteland voor de ogen van Farao's knechten, en voor de ogen des volks".
Het is te denken, dat niet Mozes zelf dit heeft geschreven, maar een ander persoon. Dat geldt helemaal van Numeri 12 : 3, dat nog veel sterker klinkt: Doch de man Mozes was zeer zachtmoedig, meer dan alle mensen, die op de aardbodem waren". De verzekering, dat Mozes de zachtmoedigste van alle mensen zou zijn kan moeilijk uit zijn pen zijn gevloeid.
Dit "zegt het Oude Testament. In het Nieuwe Testament krijgt de Pentateuch menigmaal de naam Mozes. Toch hoeft dat niet te betekenen, dat Mozes zelf de vorm gegeven heeft, de uiteindelijke vorm aan de vijf boeken, die naar hem zijn genoemd. Prof. G. Ch. Aalders gaf a!s zijn mening: „Wanneer wij het gevondene overzien, kunnen wij vaststellen, dat het Nieuwe Testament zich niet slechts aansluit bij het joodse spraakgebruik om de naam „Mozes" te bezigen ter aanduiding van de Pentateuch, maar dat het tenminste ook uitgebreid Mozaïsch materiaal in de Pentateuch erkent, en wel bepaaldelijk de wetgeving en de contemporaine (tijds) historie van Mozes' dagen. Dat echter dit getuigenis niet met noodwendigheid insluit, dat de gehele Pentateuch van het eerste tot het laatste woord daadwerkelijk van Mozes is, en er zeker ruimte blijft voor de mogelijkheid, dat grotere of kleinere stukken van andere herkomst aan het Mozaïsch materiaal zijn toegevoegd, dat Mozes zelf een en ander heeft ontleend aan oudere schriftelijke overleveringen, of dat het gehele materiaal een zekere aanvulling en omwerking heeft ondergaan door een latere hand."
De vraag is nu wat het aannemelijkst is? Er schijnen twee oplossingen te zijn voor de vraag, wie de vijf boeken uiteindelijk heeft geschreven. De eerste oplossing noemt Mozes als auteur. Dan moeten we echter aannemen, dat een latere hand dit geschrift van Mozes heeft aangevuld en gewijzigd. De tweede oplossing is, dat een man die na Mozes leefde, gebruik makende van gegevens uit de tijd vóór Mozes en na Mozes en vooral van het Mozaïsch materiaal, de Pentateuch heeft geschreven. Prof. Aalders acht het aannemelijk „dat wij ons de wording van de Pentateuch aldus hebben voor te stellen, dat een na Mozes levende auteur met gebruikmaking van het door Mozes nagelaten geschreven materiaal het grootste geschiedwerk heeft geschapen, dat wij thans in de eerste vijf boeken van 't Oude Testament bezitten".
Wij weten van de Schrift, dat zij van God is ingegeven, maar wij weten ook, dat dit de werkzaamheid van de menselijke schrijver niet uitsluit. Daarvan hebben we een voorbeeld in de eerste vier verzen van het Evangelie van Lucas.
Wie schreef nu de Pentateuch? Ik weet het niet, maar hij is van God ingegeven en is nuttig tot lering, tot wederlegging. tot verbetering, tot onderwijzing, die in rechtvaardigheid is" (2 Tim. 3 : 16). L. V.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 januari 1967
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 januari 1967
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's