HET DERDE KRUISWOORD
Jezus nu, ziende Zijn moeder en de discipel, dien Hij liefhad, daarbij staande, zeide tot Zijn moeder: Vrouw, zie uw zoon! Daarna zeide Hij tot de discipel: Zie uw moeder! En van die ure aan nam de discipel haar in zijn huis.
Johannes 19 : 26 en 27.
Toen David ontkwam van Achis kwam hij in de spelonk van Adullam. En zijn broeders hoorden het en het ganse huis zijns vaders en kwamen derwaarts tot hem af. En tot hem vergaderde alle man die benauwd was, en alle man die een schuldeiser had, en alle man wiens ziel bitterlijk bedroefd was, en hij werd tot overste over hen; zodat bij hem waren omtrent vierhonderd mannen.
Dan lezen wij van David een zeer liefelijke daad. Wij lezen van hem, dat hij vandaar ging naar Mizpa der Moabieten en hij zeide tot de koning der Moabieten: „Laat toch mijn vader en mijn moeder bij ulieden uitgaan, totdat ik weet, wat God mij doen zal." En hij bracht hen voor het aangezicht van de koning der Moabieten; en zij bleven bij hem al de dagen, die David in de vesting was.
In vele dingen is David een voorafschaduwing geweest van de Heere Jezus, ook in deze tedere kinderzorg. Tot in de poorten des doods is Hij gehoorzaam geweest aan het gebod Gods, ook aan het gebod: Eert uw vader en uw moeder en Hij heeft alzo dit gebod der liefde doen wortelen in de genade. Wij horen van Christus' kinderlijke liefde en zorg op het kruis in onze tekst.
Een moeder onder het kruis
Als de Heere Jezus aan het kruis hangt, dan staan naar het Mattheüs-en Marcusevangelie enige vrouwen van verre. En zij
schouwden het aan. Nabij is de grote en wilde schare. Dat schouwt Jezus aan. Onder die schare tot nabij het kruis heeft zich een tweetal gewaagd. Zozeer zijn zij aan Hem verbonden en door verwantschap en door geestelijke verwantschap, dat zij al de spot en de woestheid getrotseerd hebben om nabij het kruis te komen.
Jezus nu ziende Zijn moeder. Als Zijn ogen dwalen over de menigte onder Zijn voet, dan ontdekt Hij haar onder die schare. Met Zijn ogen houdt Hij de hare geboeid. Als dat voor deze moederogen nodig was. Van haar is geprofeteerd: , , En ook een zwaard zal door uw ziel gaan, als de gedachten van vele harten vermenigvuldigd zullen worden." Die ure is nu gekomen. En welk een zwaard gaat door haar ziel? Een tweesnijdend scherp zwaard. Met deze Zoon heeft zij zoveel wonderlijke dingen ondervonden. De engelenboodschap, die wonderlijke ontvangenis. Daarna die even wonderlijke geboorte met de boodschap der derders, die zij nooit vergeten was, maar die zij bewaard had in haar hart, daarna de aanbidding van de koningen uit het Oosten.
Stil had Maria dit alles bewaard in haar hart en deze dingen lagen daar nog. Toen dat wonderlijke leven van dat Kind. Hoe Hij toenam in wijsheid en in grootte en in genade bij God en bij de mensen. Zonder zonde, dat had Maria drie-en-dertig jaren lang kunnen constateren en haar Godvruchtig gemoed had daar een oog voor gehad, eerst samen met haar man en daarna zonder hem. En nu naar de profetie van Simeon 't zwaard door haar ziel gaat, staat ze hier weer stil zwijgend bij het kruis. Weer bewaart zij al deze dingen in haar hart en daar is als bij de voorzegging geen enkel verweer. Welke moeder zou 't toegelaten hebben als onverlaten zich zo te buiten gingen aan haar kind? Maria staat en schouwt het aan. Geen klacht komt over haar lippen, geen aanklacht tegen de kruisigers, geen verdediging tegen Zijn bespotters, geen klacht tegen God, ook geen woord jegens Jezus. Daar is moederliefde die niet beklaagt, maar dat zwijgen is er niet minder welsprekend om.
Een zwaard gaat door haar ziel, vanwege Zijn zondeloze mensheid. Hij als zondeloze met de misdadigers gerekend, gehangen aan een vloekhout om de bij de wet gevloekte dood te sterven, een dood, die van God vervloekt was, Hij gehangen als Eén die God gelasterd had en dat in de heilige Paasweek. Naar menselijke berekening had zij moeten denken: „Hoe kan God dat gedogen? "
Zij was Hem gevolgd onder de schare als een echte moeder en zij had het alles aangezien. Dat is een zwaard door haar ziel geweest. Maar een zwaard met twee scherpe kanten. Ook deze kant. Deze zou Gods Zoon zijn, zo had de engel gezegd. En Hij was Gods Zoon. Anderen hadden dat getuigd, o.a. Petrus. Zelf had Hij daar met haar over gesproken: „Wist gij niet, dat Ik zijn moest in de dingen Mijns Vaders? " En dan nu sterven in de heilige Paasweek? Als een Paaslam? Moest alzo Goddelijke gerechtigheid aan Hem vervuld worden? En Maria zag het aan. En Maria zweeg stil. overleggende al die dingen in haar hart. „Als een Lam werd Hij ter slachting geleid en als een schaap, dat stemmeloos was voor het aangezicht Zijner scheerders, alzo deed Hij Zijn mond niet open." Zou Maria dan spreken? Maar de smart is er niet te minder om.
Naast Maria ziet de Heere de discipel, die Hij liefheeft. Als allen gevlucht waren, was Johannes nog wedergekeerd tot in de zaal van de Hogepriester. En nu was hij alleen onder de schare gevolgd, achter Maria, die een tante van hem was. In trouwe aanhankelijkheid had hij niets voor de Heere Jezus kunnen doen, dan dit ene alleen: 's Heeren moeder volgen en bijstaan. Van het drietal discipelen die de Heere had liefgehad boven de anderen, was wel Johannes de meest beminde. Bescheiden noemt de apostel zijn naam niet. De meestbeminde, geen wonder, want hij had in de Paaszaal op Jezus' hart gelegen. Aan wie kon de Heere Zijn moeder beter toevertrouwen dan aan Johannes, nu Jozef niet meer leefde en nu de broeders des Heeren niet, nog niet, in Hem geloofden? Daar is toch, naar de Schriften, een vriend die meer aankleeft dan een broeder.
Jezus nu, ziende Zijn moeder, en de discipel, dien Hij liefhad, daarbij staande.
Een Zoon op het kruis
Maria zag in Hem het Godslam, dat de zonden der wereld wegdragen moest. Zij leed. Johannes leed. Maar in Hem op het kruis was het al lijden. Maria leed als moeder om Hem, niet om de zonde ook maar enigszins te boeten. Johannes leed als vriend om zijn Leermeester, maar niet om daarin ook maar enigszins te boeten de zonde. Zonde wegdragen, dat deed het Lam Gods alleen. Zie Hem hier dan ook alsBorg. Een enkele maal komt gij deze omgekeerde orde tegen, dat niet een stervende door achterblijvenden getroost wordt, maar dat de achterblijvenden door de stervende zelf getroost worden. Dit geschiedt hier.
Hij heeft de smarten des doods op Zich genomen. Als Hij Zijn moeder en Zijn vriend ziet lijden door dit sterven, dan neemt Hij dit lijden op Zich en wég en Hij troost inplaats daarvan. De zonde baart de dood, van het Paradijs uit, en deze dood aanvaardt Hij voor een schuldig mensengeslacht. Maar de dood gekomen zijnde, baart allerlei ellende en verdriet. Het verdriet van het gemis. Het verdriet van de eenzaamheid. Het verdriet van de levenszorgen. Het verdriet van het gemis aan aanspraak, van liefdevolle verzorging, van de hulp en ondersteuning bij de levensavond. En dit alles neemt Hij van Maria over en van Johannes, als de droeve vruchtgevolgen van de zonde. In de schuldvergiffenis, die Christus verwerft, als Borg, verwerft Hij voor Zijn volk een vredenemen met het sterven van hen, die henengingen, de weg der ganse aarde, verwerft Hij voor Zijn volk die troost in dagen der eenzaamheid, die het leven leefbaar maakt. In de schuldvergiffenis en de bezoldiging der zonde in de dood, verwerft Hij zelfs een goede en trouwe verzorging, zodat het aan het nodige goed niet ontbreekt, zodat het brood der weduwe zeker zal zijn en haar water gewis. En Hij verwerft ook, dat bij de komende ouderdom een mens, die zondaar heet, en zo heetten toch èn Maria èn Johannes, voor zichzelf mogen ontvangen de troost en de hoop des eeuwigen levens, zodat de eenzame pelgrimreis gemoedigd kan voortgezet worden. Maria ziet alzo haar Zoon borgtochtelijk werkzaam op het kruis. En uit die werkzaamheid ontvangt zij als vrucht de woorden van troost, die Hij tot haar spreekt. En Maria zweeg stil, overleggende al die dingen in haar hart.
Als mij geen hulp of uitkomst bleek, Wanneer mijn geest in mij bezweek. En overstelpt was door ellend'. Hebt Gij, o Heer', mijn pad gekend.
Ik riep tot U, ik zeid': o Heer', Gij zijt mijn toevlucht, sterkt' en eer; Gij zijt, zolang ik leef, mijn deel. Mijn God, Wien ik mij aanbeveel.
Een gemeenschap door het kruis
Als al de zonden en de gevolgen der zonden op het kruis aankomen, dan wordt dit alles op het kruis stukgebroken en dan ontspringt de fontein van de vertroostingen op het kruis. Al de haat tegen God en tegen de naaste barst los op Golgotha, maar temidden van dat alles ontspringt de fontein der liefde. Hoor dat in elk woord, dat de Heere spreekt. „Vrouw, zie uw zoon! Zie uw moeder." Men heeft er wat kouds en wat hards in gehoord, als de Heere Jezus Zijn moeder aanspreekt als vrouw. Dat is niet waar. Men meent, dat Hij haar zo en niet moeder noemde om haar te beveiligen tegen de woestheid van de soldaten en de schare. Het kan zijn. Maar zie ook dit. Deze aanspraak is een tedere en ook edele. Het vrouw-zijn is niet iets minderwaardigs, juist iets edels en goeds, mits de vrouw ook wil zijn wat zij naar scheppingsordinantie is. De stille en nederige geest van een vrouw is kostelijk voor God. In de stille plaats van moeder en kind heeft voorheen Maria's eer en kracht gelegen. Nu wijst de Heere haar die plaats in het huis van Johannes. Dat zal haar troost en haar eer zijn. De wegen die deze moderne wereld gaat, de wegen die deze modern geworden kerk gaat, zijn dan ook onschriftuurlijke en diep zondige wegen. Zij gaan in tegen het kruistestament, tegen de laatste wilsbeschikking van een stervende Zaligmaker.
Maria moet ook van nu aan weten, dat de aardse verhoudingen ophouden. Vrouw, zie uw zoon. Zie uw moeder. En Johannes zal, als de natuurlijke zoon van Salome, bijzonder aangewezen zijn om voor Maria zorg te dragen. Daar was reeds een geestelijke band tussen deze beiden, een band die sterker bindt, dan die van de bloedverwantschap. Deze bloedverwantschap was er ook: Johannes was een neef van Maria. Maar de geeste-
lijke band was sterker. En nu nog des te meer, door het kruis. Jezus' eigen broeders geloofden nog niet in Hem. Waar de geestelijke sfeer was en meditatie van figuren als Maria zo onmisbaar was, daar heeft de Heere het goed gedacht, haar toe te vertrouwen niet aan Zijn broeders, maar aan Johannes. Jezus had niets te vermaken, Zijn laatste bezit was door de soldaten verdobbeld. Het enige wat Hij bij testament vermaakte is de zorg voor Zijn moeder.
En van die ure aan nam haar de discipel in zijn huis. Nicophorus zegt, dat Maria nog elf jaar in Johannes' huis geweest is, waarna zij gestorven is. En wij lezen van Maria niets meer, geen heiligverklaring, geen hemelvaart, geen kroning tot hemelkoningin. Niets van dat al. Zij had aan het testament van haar Zaligmaker genoeg. In die trouwe zorg was zij voor tijd en eeuwigheid wel geborgen.
Wat een kostelijke lessen liggen hierin voor ons en onze kinderen. Vooreerst al het: Eert uw vader en uw moeder. En dat kan door de Gekruisigde. Ik kan mij met de bijbel in de hand maar kwalijk vinden in de moderne en socialistische samenleving, waar de ouders zichzelf het gezag over hun kinderen ontnemen en waar de kinderen alle ontzag voor hun ouders reeds op vijftien-, zestienjarige leeftijd van zich werpen. Ik kan mij maar kwalijk vinden in de moderne tijdgeest, waar de kinderen alle zorg voor de ouders afschuiven op de staat. Dat is een liefdeloosheid, die met genade niet bestaanbaar is.
Denkt ook eens aan de geestelijke aard, die Jezus hier onder de families en onder hen „die God vrezen" schept. Hoe kan het dan toch zijn dat mensen, die menen eenzelfde dierbaar geloof deelachtig te zijn, zo langs elkander heen leven. Daar is zo weinig gemeenschapsleven meer, zo weinig echt gezelschapsleven. De wetenschap, het ontwikkelingspeil, die vormen de gemeenschapskringen, maar alzo behoort het toch in de kerk van Christus niet te zijn. Geeft ons weder dat oude kerkelijke gemeentelijk leven, waar rijken en armen elkander ontmoeten in God. Wij belijden de gemeenschap der heiligen en waar is die te zien?
Het dragen van elkanders lasten wordt door de moderne staatszorg zo weinig gevonden. Terwijl er toch moest zijn een weldoen aan alle mensen, maar meest aan de huisgenoten des geloofs. De redelijke godsdienst is nog altijd, weduwen en wezen bezoeken en christelijke handreiking doen.
Men wil nog wel een eenheid als onder de broeders, maar de broederschap moet dan de eerste zijn. De dienst van satan brengt verscheurdheid en verdeeldheid. Maar de dienst van de Kruiskoning brengt band en gemeenschap. O, zoekt dan die broederschap, daar waar zij alleen te vinden is. Niet in allerlei secten en groepen, maar door waarachtige bekering door de hand, die alleen bindt, namelijk door de Borghanden van Christus. Die helen alleen wat door de zonde verbroken werd. Ér is in Christus' borgtocht meer kracht om te helen, dan er in de zonde kracht is om te breken. Tot Hem dan met uw verbroken huwelijks-en gezinsleven. Hij heelt niet alleen de schuld, maar ook de zonde. En Hij brengt bijeen, wat bij elkander hoort, eerst aan God en ook aan de naaste. Het is de apostel der liefde geweest, die onder het kruis gestaan heeft en die ook als zijn testament ons heeft nagelaten: Kinderkens, hebt elkander hartelijk lief.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 maart 1967
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 maart 1967
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's