Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HEMAN DE EZRAHIET

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HEMAN DE EZRAHIET

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een lied, een psalm voor de kinderen van Korach. voor de opperzangmeester, op Machalath Leannoth; een onderwijzing van Heman, de Ezrahiet. O HEERE, God mijn heils! bij dag, bij nacht roep ik voor U. Laat mijn gebed voor Uw aanschijn komen; neig Uw oor tot mijn geschrei; Want mijn ziel is der tegenheden zat, en mijn leven raakt tot aan het graf. Psalm 88 : 1 —4.

Een man in diepe nood

Hier ligt voor ons één van de boetpsalmen der kerk. Als ons hart boetvaardig is, zal het van deze psalm niet onkundig kunnen zijn. Toch is deze psalm vrijwel onbekend, behalve bij het Sion Gods, dat de hoogten van de bijbel kent, maar evenzeer de diepten. Zoals de psalm bij velen onbekend is, zo is het ook de man, die hem dichtte. Onder de naam Heman is bekend een beroemde wijze, met wie Salomo in 1 Koningen 4:31 vergeleken wordt. Dan is onder die naam bekend een tempelzanger, afstammeling van Samuël, uit wie een bekend zangersgeslacht is voortgekomen. Sommigen menen, dat wij in Psalm 88 met één en dezelfde te doen hebben. Ik meen, dat wij hier met de laatste te doen hebben, die in 1 Kronieken 2 : 4 en 6 genoemd wordt, wel te onderscheiden van die in 1 Koningen 4 : 31. In 1 Kronieken 25 : 5 wordt hij genoemd als een voornaam zanger, een ziener en een profeet in de woorden Gods. Hij wordt ons hier in de bijbel een plaats gegeven naast Ethan, de dichter van de negen-entachtigste Psalm. Als deze vooronderstelling juist is, dan is hij de vader geweest van een zeer talrijk gezin, namelijk van veertien zonen en drie dochters. Dat was een respectabel gezin en ook hierin zo respectabel, dat al deze veertien zonen de hoorn verhieven in het huis Gods. Jonge mensen, die God dienden. Ook in latere eeuwen als vorsten als Hizkia en Josia het volk zochten weer te brengen tot de Heere en tot Zijn dienst, dan waren er uit het nageslacht van Heman altijd weer kinderen, zonen, die de hoorn verhieven en volijverig, de oude dienst Gods weer oprichtten. Een gezegend geslacht, waaruit de jongeren altijd weer lust hadden om God te dienen op een historische wijze. Daar zat iets in dat geslacht van Samuël, hun voorvader.

Ook onze Heman was een Godvrezend man. Dat kunt ge welhaast weten uit zijn vriendschappen met Ethan en Asaf, maar dat kunt ge nog meer weten uit zijn eigen getuigenis, als hij hier in Psalm 88 de HEERE noemt de God zijns heils. Toch had deze man het niet gemakkelijk. Als van iemand kan gelden, dat vele zijn de tegenspoeden des rechtvaardigen, dan moet dat wel gelden van deze man, van Heman, de Ezrahiet. Sommigen menen, dat hij melaats geworden was, dat hij was aangetast door die hoogst besmettelijke, dodelijke krankheid. Als dat zo geweest is, dan is begrijpelijk, dat hij zich als bij de doden is gaan rekenen. De Schrift spreekt hier echter niet van. Wel zegt de Psalm, dat Heman van zijn jeugd af bedrukt en dood brakende geweest was. Dat maakt de zaak nog veel erger. Laat ons het maar op de geestelijke kant aanhouden, dan behoeven wij niet op onderstellingen af te gaan. Zulks doet ook Calvijn. Kan dat dan, dat iemand, die de HEERE de God zijns heils noemt, in zulke duisternissen, in zulke diepten verkeert? O, dat kan zo goed. De hand Gods kan zo zwaar op iemand rusten in alle geestelijke en lichamelijke, in alle geestelijke en stoffelijke tegenheden. Heman heeft met zoveel tegenheden te kampen, dat hij zegt: , , Mijn ziel is der tegenheden zat, is verzadigd van tegenheden." Hij zegt: „Mijn leven raakt tot aan het graf." Het kan zijn door ziekte, het kan ook zijn door zwakte des lichaams, het kan ook zijn door geestelijke moedeloosheden, dat hij de dood voor ogen ziet. Het kan zijn, dat men van jongs af met vreze des doods te kampen heeft, zodat men zichzelf rekent bij de doden, ja zelfs als een afgezonderde onder de doden. Vrijwel elke dode wordt nog wel gedacht, maar hij voelt zich als één, die zelfs in het graf niet meer gedacht zal worden. In de onderste kuil, in duisternissen, in diepten. Ook zijn vrienden en metgezellen kennen hem niet meer. Zo kan het zijn, als iemand een bepaald kwaad aankleeft, dat het is of vriend en metgezel verre van hem geweken is, of hij hun tot een gruwel gesteld is.

En dat is nog het ergste niet!

Van de mensen verschoven, van de mensen vergeten, van de mensen veracht te zijn, als men dan nog maar zijn God heeft. Maar dat is juist het „maar" van Hemans leven. Gods gramschap ligt op hem. Gods grimmigheid drukt hem neder. Die lag niet op hem. maar die ligt op hem. Al Gods baren hebben hem nedergedrukt. Daar is niet één golf over zijn hoofd gegaan, maar al Gods golven zijn over hem heen gegaan. De man voelt het zo, dat Gods aangezicht afgewend is van zijn gebed en ook Zijn oor afgewend is van zijn gebed. Dat is, dacht ik, het smartelijkst van alles, als men geen gebedsopening meer vindt aan de troon van Gods genade. Dat is, dacht ik, het smartelijkst, als men niet meer bidden kan.

Zo stond het met Heman. Hij was een man in diepe nood. Wat ook uitwendig zijn moeilijkheden waren, dit spreekt hij zelf zo uit. Zijn nood was een geestelijke nood.

Een bede tot God

Onze tekst is een „onderwijzing" van Heman. Hij heeft ons iets te zeggen. Hij heeft ons iets te leren. Iemand, die klaagt, iemand die zijn nood klaagt, ook zelfs zijn geestelijke nood en die dat zo breed uitmeet, als Heman dat doet in Psalm 88, die leert een ander nog niet zoveel. Hoewel er in de bijbel ook zo iets staat als „verstand van kermen hebben", moet Heman, de wijze, de ziener, de profeet een zeker geestelijk onderricht hebben te geven. Welnu, dat heeft hij! Kostelijk onderwijs. Onderwijs juist voor het klaaghuis.

Hier is een onderrichting, hoe men bidden moet. hoe men bidden moet juist in de zwaarste noden, bidden als alles en allen u ontvallen, als ook God Zijn baren en

Zijn golven over u uitstort. Bidden, als men in de onderste kuil gelegd is. in duisternissen en diepten, als een afgezonderde onder de doden, die God niet meer gedenkt. Als Gods vervaarnissen over iemand gaan, als iemand twijfelmoedig is.

Dan nog aan God vasthouden: , , HEERE God mijns heils." Als dat geen geloof is, wat is dan wel geloof? Als men niets meer heeft, niéts voor het lichaam, niéts voor de ziel, niéts voor dit leven, niéts voor het leven na dit leven, om dan aan God vast te klemmen, die God, Die de HEERE is, de God des verbonds en des eeds, de God in Christus, dat is nooit een misse greep. Al komt er dan geen enkel lichtpunt, dan is God het licht. „Wie is er onder ulieden, die de HEERE vreest? Als hij in duisternissen wandelt en geen licht heeft, dat hij op de HEERE betrouwe, dat hij steune op zijn God!"

Dat is het gebed van Heman. Meer nog kunnen wij daarvan zeggen. „Bij dag, bij nacht roep ik vóór U." Dat is wat de uitverkorenen doen! En als God Zijn aangezicht verbergt, dan zal ik nog mijn gebed voor U neerleggen. Dag en nacht, dat is niet 's avonds eens en 's morgens eens! Neen, én de dag geheel én de nacht geheel. Hij zegt erbij: „Laat mijn gebed voor Uw aanschijn komen; neig Uw oor tot mijn geschrei." Die man bidt niet met droge ogen. Zijn tranen bewijzen, dat hij met een bewogen hart bidt. Zijn nood is ook zo groot, zo diep, zo totaal. Niets in hem, niets aan hem, of bij hem, is niet in nood. Hij heeft zijn tranen ook niet voor de mensen, want vriend en metgezel zijn verre van hem gedaan. Hij zit maar eenzaam en schreit en bidt in het verborgene, hoewel én de Psalmist én de Heilige Geest dit „gebed in stilte" later voor de kinderen van Korach gelegd hebben in het midden der gemeente, opdat de mensen in even grote nood, in het vruchteloos roepen, vruchteloos bidden om ontferming, toch zouden volhouden en moed grijpen uit Hemans geschiedenis.

Nog meer kunnen wij van Hemans gebed zeggen.

Heman bidt: „Ik strek mijn handen uit tot U." Daar zijn van die eerbiedige gebedshoudingen. Wij houden in het algemeen niet van die voorgeschreven godsdienstige vormen, waaronder ook de correct uitgedachte gebedsvormen. Het kerkelijk leven van onze tijd gaat daar geheel in op. Het komt de religie niet ten goede, als alles zo formalistisch wordt. Maar niettemin, de bijbel kent ook zijn gebedshoudingen. Daar is het nederig knielen. Daar is het voorhoofd op de aarde drukken. Daar is het staan voor God. Daar is ook het: de ogen houdt mijn stil gemoed opwaarts, om op God te letten. Hier is het: , , de handen uitstrekken naar God!" Dat is een enthousiaste beweging. Zo te staan of geknield te liggen met omhoog gestrekte handen, dat houdt men niet lang vol. Zo doet iemand in volstrekte hulpeloosheid. Zo doet iemand, die zijn ellende niet meer onder woorden kan brengen. Zo doet ook iemand, die zich overgeeft aan Hem, Die het al gebiedt. Zo doet Heman! Dat is Heman!

Nog één ding kunnen wij van Hemans gebed leren: „Zult Gij wonder doen aan de doden? Of zullen de overledenen opstaan: zullen wij U loven? Sela. Zal Uw goedertierenheid in het graf verteld worden. Uw getrouwheid in het verderf? Zullen Uw wonderen bekend worden in de duisternis, en Uw gerechtigheid in het land der vergetelheid? " Heman ziet zichzelf al door de poorten des doods en des verderfs ingaan. Hij denkt hoe korte tijd hij nog maar heeft — en nog is zijn gebed niet verhoord. Hij denkt wat hem daarna wacht: duisternis en vergetelheid. En nu in al zijn nood houdt hij dat God voor. Heere, dan kan er niet meer verhoord worden. Dan is er geen ontfermen en geen verhoren meer mogelijk. Maar dan is daar ook Uw lof niet meer mogelijk. Daar wordt Uw gerechtigheid. Uw genade niet meer verkondigd.

Het gebed, dat in ware nood geboren wordt, komt tot de uiterste, tot de laatste noodzaak. Daarachter, daaronder is niets meer te bidden, want meer is er voor een mens niet:

Verloren gaan of genade ontvangen. Dat zijn de twee kanten van de grens van het menselijk bestaan. Daarom gaat het in het gebed van Psalm 88. Zult Gij wonder doen aan de doden?

'k Denk aan U, o God, in 't klagen, Uit de landstreek der Jordaan; Van mijn leed doe 'k Hermon wagen; 'k Roep van 't klein gebergt' U aan.

'k Zucht, daar kolk en afgrond loeit, Daar 't gedruis der waat'ren groeit, Daar Uw golven, daar Uw baren Mijn benauwde ziel vervaren.

Maar de HEER' zal uitkomst geven, Hij, die 's daags Zijn gunst gebiedt; 'k Zal in dit vertrouwen leven, En dat melden in mijn lied.

'k Zal Zijn lof, zelfs in de nacht, Zingen, daar ik Hem verwacht, En mijn hart, wat mij moog' treffen. Tot de God mijns levens heffen.

Een troost voor beproefden

Hoewel Hemans ziel der tegenheden zat is en zijn leven tot aan het graf raakt, ziet hij er toch nog wat in, om tot God te bidden en tot God te blijven bidden. Dit is ondanks alles geen moedeloze man, geen hopeloze man. Hoewel deze psalm, in tegenstelling met alle andere boetpsalmen, niét in het licht eindigt, vinden wij allerlei troost in dit lied juist voor beproefden, juist voor moedelozen. Telt u maar met mij op: le. ondanks alles: God is mijn heil. 2e. Heman bidt, hij bidt herhaaldelijk, hij bidt al dringender. 3e. Wat een geloof oefent deze man op Gods barmhartigheid, op Gods almacht, op Gods vergevende gerechtigheid.

Maar ik. HEERE. roep tot U. Dit ene woord, na de opsomming van al zijn hopeloosheden, spreekt zijn volle geloof uit. Hier is het „maar", het „nochtans" des geloofs. Hier is de man die psalmen zingt in de nacht. En daarom, hoewel de verhoring nog nooit gekomen is, van zijn jeugd aan, hoewel de verhoring er nog niet naar uitziet te zullen komen, Heman geeft zijn psalm aan de kerke Gods, aan de gemeente Gods. Hier is een psalm voor de kinderen van Korach, dat ze dat zingen onder het volk. Hier is een psalm, die in duisternis eindigt en die toch staat in het licht van het „God is mijn heil". Laat de kerk het weten: „Hoe donker ooit Gods weg moog' wezen, Hij ziet in gunst op die Hem vrezen!" Zingt voor de kerk het lied van de onverhoorde gebeden. Als God niet antwoordt, daarom is Hij er wel. Als God geen genade bewijst, daarom hééft Hij wel genade.

Heman geeft zijn psalm voor de Opperzangmeester op Machalath Leannoth. Laat dit gezongen worden als een lied, als een verootmoediging, als een zachte klacht. Waarlijk zo mag het volk wel eens onderricht worden tot zijn verootmoediging, met niets dan de dood en het verderf voor ogen. Een mens schrikt niet zo gauw en een mens wil niet opgeschrikt zijn. 't Zal namelijk zo goed uitpakken. Als God Heman naast Ethan, naast Mozes zet in de bijbel, dan zal Hij hem ook in de hemel zeker niet uitsluiten. Daar is plaats voor bedroefden. Als God het voorgeslacht (Samuël) en het nageslacht (de kinderen van Heman) zo rijk begenadigd heeft, dan zie ik er in een antwoord Gods op Hemans klachten.

Laat mij de bedroefden en beproefden vertroosten met deze gedachten:

le. Hoe het ook met u staat, hoe het ook met u gaat, hoe donker ook Gods weg moge wezen, hoe ver gij ook van de genade afstaat, klem u aan dit éne alleen vast: „0 HEERE God mijns heils." Zelfs al hebt gij tot nu toe geen heil van Hem ontvangen, dan nog moet gij het van Hem ontvangen. Zegt dat zo tot Hem. Noemt Hem zo! Hij is de God van heil. En of Hij dat wel voor u zal zijn, dat zal hangen aan wat gij van Hem gelooft, wat gij van Hem verwacht. Hij is waard, dat gij van Hem wat goeds verwacht, dat gij van Hem alle goeds verwacht.

2e. Laat Heman, de bidder, u leren te bidden. Laat Heman u leren volhoudend, aandringend en tot het einde toe te bidden. Als alle grond onder uw voeten wegzinkt en als alle hoop u gans ontvalt: roept Hem dan aan. Bidt niet achteloos. Hebt daar goed uw gedachten bij. Weet wel wat gij bidt. Brengt eens wat meer inhoud in uw bidden en wat meer systeem, zoals Heman dat gedaan heeft. Hij was een priester — dus een bidder van professie. Die zijn er niet veel. Hij was een wijze — een profeet. Hij bracht het Woord Gods, de waarheid Gods, de deugden Gods in zijn gebeden voor de Heere.

Dat is de wijsheid dergenen, die Hem vrezen.

Dat is de wijsheid der profeten. Dat is de wijsheid der Godgewijde priesters.

Bidt des morgens bij het ontwaken en

laat des avonds niet af. Bidt ook in stille nachten. En zelfs al zou u niet kunnen zeggen: , , 0 HEERE, God van mijn heil", ziet dan eens. of het heil Gods niet nabij hen is. die Hem vrezen, die op Zijn goedertierenheid hopen. Is Hij dan niet een Hoorder der gebeden?

3e. Zoekt op alles, wat u mist, gelóvig te pleiten, gelóvig te bidden. Heman had niets en hij bad om alles, wat hij niet had. Hij geloofde, dat die dingen er waren, hij geloofde, dat die dingen bij God waren. Hij bidt om Gods barmhartigheid (vers 3), om Gods almacht (vers 10), om Gods vergevende gerechtigheid (vers 13). Dat zijn drie belangrijke deugden, om daarmee door God geholpen te worden. Genoeg om op te leven, genoeg om bij te sterven, genoeg om er eeuwig zalig bij te zijn.

Deze dingen waren in Hemans gebed, deze dingen waren bij Hemans God. Ze waren ook in Hemans hart. Wat iemand waarlijk bidt en nog wel onder tranen, dat is ook in zijn hart. Wat iemand gelooft, dat is ook in zijn hart. Is in iemand Gods heil, dan is dat heil ook voor diens ziel en voor diens lichaam.

Zw.

W. L. T.

Een woord van Dr. M. Luther: Er is geen grotere schade voor de christenheid. dan de verwaarlozing der kinderen. Daarom, indien men de christenheid weder helpen zal, zo moet men waarlijk met de kinderen aanvangen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 juli 1967

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

HEMAN DE EZRAHIET

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 juli 1967

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's