Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het godvruchtig leven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het godvruchtig leven

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

En gij, tot hetzelve ook alle naarstigheid toebrengende, voegt bij uw geloof deugd en bij de deugd kennis, en bij de kennis matigheid en bij de matigheid lijdzaamheid en bij de lijdzaamheid godzaligheid en bij de godzaligheid broederlijke liefde en bij de broederlijke liefde liefde jegens allen. Want zo deze dingen bij u zijn, en in u overvloedig zijn, zij zullen u niet ledig noch onvruchtbaar laten in de kennis van onze Heere Jezus Christus; want bij welken deze dingen niet zijn, die is blind, van verre niet ziende, hebbende vergeten de reiniging zijner vorige zonden. Daarom broeders! benaarstigt u temeer, om uw roeping en verkiezing vast te maken, want dat doende zult gij nimmermeer struikelen: ant alzo zal u rijkelijk toegevoegd worden de ingang in het eeuwig koninkrijk van onze Heere en Zaligmaker Jezus Christus. 2 Petrus 1 : 5—11.

Arbeid

In onze tekst komt het woord naarstigheid en zich benaarstigen voor. Geloven is een ontvangen, maar het is ook een werkzaam zijn. En wel met alle naarstigheid. Het is niet zo, dat God het geloof geeft, en dat de mens nu heel de rest van de heiligmaking moet opbrengen. Het is zo, dat het geloof zelf, als gave Gods, werkzaam maakt, dat het geloof alle dingen, in onze tekst genoemd, voortbrengt. Ook de gave van de heiligmaking, ook de gave der naarstigheid is uit God. Niettemin ligt hier een roeping.

Voegt bij uw geloof deugd. Hier is bedoeld edelmoedigheid en moedigheid. Een christen moet een voornaam méns zijn, vol van goede aard en edele gezindheid, waarin deugdzaamheid schitteren kan en vol van moed, om de bozen te verdragen en de boosheid tegen te staan. Hij moet moedig zijn om een verbeten en aanhoudende strijd te voeren tegen de wereld, tegen de zonde en tegen de duivel. De practijk van het Evangelie wil beleden, maar ook betracht zijn. De deugd geeft, als die betracht is, vrijmoedigheid in het leven en rust in het sterven. Waar men niet de ongerechtigheid, maar de gerechtigheid gediend heeft in zijn leven, daar zal het sterven gemakkelijk en ruim zijn, mits dat gevloeid is uit het geloof!

Bij de deugd wil gevoegd zijn kennis. Er is een kennis, die het eerste stuk van het geloof uitmaakt, waar het geloof bestaat in kennis en vertrouwen, maar daar is ook een kennis, die gevoegd wil zijn bij het geloof. De gelovige, die de deugd gaat betrachten, krijgt eerst recht kennis van de zonde en kennis van God en kennis van Christus. Zodra zich de poort des geloofs geopend heeft, ontsluit zich de lust tot kennis vergaderen. Dan gaat de bijbel open, die men eerst recht gaat lezen en verstaan. Dan gaat het boek der kerkgeschiedenis open, de kerk gaat open met haar schatten en met haar rijke historie, waarin men zich allengskens thuis gaat voelen. Als men bij het geloof kennis voegt, dan gaat ook het boek van de toekomst open, het boek van de profetie en een christen verstaat zijn tijd en hij is zijn tijd zelfs voor.

Bij de kennis moet gevoegd worden de matigheid.

Een wijs gemoed is een kalm gemoed, dat met een zekere rust zijn dingen bezit en dat met een zekere rust zijn dingen doet. Men moet zijn aardse bezit hebben als niet bezittende, dan heeft men er het minste last van en het meeste gemak. Men moet matig zijn in spijs en drank, opdat het lichaam naast de nodige voeding en lafenis ook de nodige rust krijgt. Men moet matig zijn in de slaap, opdat men de in de rust verkregen krachten ook weer gebruikt in al datgene, wat God ons aan werk te doen geeft. Men moet matig zijn in uitspattingen en ontspanning, 'k Geloof, dat onze tijd daar veel te veel aan besteedt. Dat zal ons opbreken. Men moet zelfs matig zijn in de religie. Onze goede God heeft ons maten gegeven voor alles in de godsdienst. Waar men dit overdrijft, daar wordt men óver geestelijk en overgeestelijkheid ligt dicht bij óngeestelijkheid.

Bij dit alles moet men voegen lijdzaamheid en de lijdzaamheid hebbe een volmaakt werk over u. Men moet geduld hebben met zijn kinderen en daar veel van kunnen dragen, een man moet veel geduld hebben met zijn vrouw en een vrouw met haar man, een leraar met zijn gemeente. Ook een gemeente leert alles niet in een enige dag. En tezamen moeten wij geduld oefenen in het lijden, dan als Gods wegen voor ons zo onoverzichtelijk zijn, dan als Gods wegen door diepe wateren gaan, dan als Gods voetstappen niet gekend worden. Lijdzaamheid moeten wij oefenen als de mensen ons kwalijk behandelen, zelfs als zij ons tyranniseren. Wie weet hoe een tegenstander, een vijand, nog een medestander, een vriend wordt? En wie weet hoe het geloof juist door het belijden niet geoefend wordt tot meerdere heerlijkheid?

Voeg dan daarbij godzaligheid en gij ziet, dat hier maar niet een aantal christeneigenschappen worden opgesomd, maar dat er wel degelijk structuur in zit. Het aat op de Godzaligheid aan. Al deze dingen moeten ons leren meer van God te weten en meer van God vervuld te zijn. In al deze dingen krijgen wij een bevindelijke kennis van de liefhebbende vriendelijkheid van de hemelse Vader, die onze zonden met de roede bezocht en onze overtredingen met plagen, maar Zijn goedertierenheid van ons niet wegneemt en in Zijn getrouwheid niet faalt. Ziedaar groeit de godzaligheid in kinderlijke eerbied en liefde, als de lijdzaamheid met de kennis en de deugd beoefend worden.

Op de godzaligheid volgen de liefde tot de broeders en dan ook de liefde jegens allen. Die liefde jegens de medechristenen wil beoefend zijn. Naarmate wij zelf lijdzaamheid beoefenen, krijgen wij ook oog voor anderen, die om des geloofs wille lijden. Wij krijgen door de kennis oog er voor wat ware christenen zijn en wat niet. Wij krijgen ze als broeders lief en dan ook in de hoop op hun bekering slaan wij ons oog op hen, die buiten zijn, en wij willen die arme wereld onze liefde betonen.

Troost

Zo deze dingen bij u zijn... Bij welke deze dingen niet zijn...

Dat is de tegenstelling, die ons tweede punt vult en beheerst. Het gaat hier dus over de wezenlijke en bijbelse kenmerken, die christenen moeten dragen. Er is wel eens een kenmerkenprediking ontstaan, die buiten-bijbels was en daarom ook

schadelijk voor het geestelijk leven. Hier worden kenmerken genoemd, die niet aan een bepaalde theologie, aan een bepaalde tijd, aan een bepaald land eigen waren, dit zijn algemeen geldende kenmerken, die onbedriegelijk zijn.

Naar de mate, dat deze dingen in uw leven gevonden worden, naar die mate zult gij het merkteken der christenen dragen. Als deze dingen bij u zijn en hoe overvloediger ze bij u zijn, te meer zult gij gekend zijn als die met de Heere geweest zijt. Dit laat u niet ledig. Daar zijn van die christenen zonder enige inhoud. Zij hebben er niets van dan de naam alleen! Daar is zo geen werk bij hen, daar is zo geen werk in hen. Het is met hun deugd, met hun kennis doorgaans droevig gesteld. Alles wat zij hebben, zetten zij in de etalage en in hun pakhuis zit niets. Zij hebben geen voorraadschuren. Zij stellen u nooit eens voor verrassingen, dat u denkt: , , Hé, dat had ik van die man niet gedacht, die man valt altijd weer mee." Niet ledig.

En ook niet onvruchtbaar. Daar geniet de kerk de vruchten van, daar genieten de medeleden de vruchten van, daar geniet God de vruchten van. Voor één korrel genade, zestig korrels vrucht. En merkwaardig, die vruchtbaarheid openbaart zich in meerdere kennis van onze Heere Jezus Christus. Hoe meer vrucht, hoe meer kennis van Hem. U behoefde waarlijk bij een tekst als deze niet beducht te zijn voor remonstrantse smetten. Het is alles zo zuiver als glas. Gods Woord liegt niet. Gods Woord faalt niet.

Nu de andere kant. „Degene, dit dit niet heeft, die is blind, van verre niet ziende, hebbende vergeten de reiniging van zijn vorige zonden." Blind is hij voor zijn zonden, blind is hij voor de deugd. Vlak voor zijn voeten ziet hij niet het verschil tussen het smalle pad en de brede weg. Hij is ook van verre niet ziende, terug naar al het kwaad, dat hij in zijn lange leven gedaan heeft en het gebrek aan deugd, dat in zijn lange leven nooit gedaan is. Hij is van verre niet ziende vooruit, naar die dag van rechtvaardige vergelding, waarin ieder mens loon naar werken zal ontvangen; hij ziet niet van verre, dat in die dag onderscheid gezien zal worden tussen dien, die God dient, en dien, die God niet dient.

En hij heeft vergeten de reiniging van zijn vorige zonden. Dat is iets, als iemand zijn handen reinigt, zijn klederen reinigt, zijn huis reinigt en alles wat hem maar voorkomt in zijn zaak, zijn kantoor, zijn tuin en niet zijn geweten. Wat zijn wij op al die dingen precies, en dan toch zo zorgeloos, zo vuil door de besmetting onzer zonden. Het staat er zo tekenend: en hij heeft vergéten de reiniging van zijn vorige zonden. Hoe is dat met u? Heeft u soms iets vergeten? Heeft u soms dit allernoodzakelijkste vergeten? Vorige zonden, al zijn zij nog zo lang begaan, zijn vlekken op uw handen, op uw ziel, op uw geweten. Daar is één reiniging voor, namelijk Jezus' bloed.

Verstaat dit toch. vergeters van Gods wet. Opdat Ik niet verscheur' en niemand redd'. Wie 't dankbaar hart mij biedt ter offerand'. Die geeft Mij eer, en elk. die met verstand Zijn wegen richt, mag op Mijn gunst vertrouwen; Ik zal Gods heil hem eeuwig doen aanschouwen.

Hoop

„Daarom, broeders! benaarstigt u temeer, om uw roeping en verkiezing vast te maken; want dat doende zult gij nimmermeer struikelen; want alzo zal u rijkelijk toegevoegd worden de ingang in het eeuwig Koninkrijk van onze Heere en Zaligmaker Jezus Christus."

Daarom broeders! Omdat het gaat om wél vergeten en niet vergeten, om vrucht in het leven of ledigheid in het leven... daarom benaarstigt u te meer. Men mag dan naarstig zijn in de oefening van christelijke deugden, te meer moet men zich benaarstigen in de beoefening van eigen roeping en verkiezing. — De uitverkiezing, de schrik van velen, de troost van de kerk Gods. Dat is toch maar de eerste daad Gods, het laatste geloofsstuk voor een christen. Bij God begint alle heil, die Hij aan zondaars schenkt, met Gods genadige uitverkiezing. Het is voor een christen doorgaans het stuk, waar hij uiteindelijk op terugvalt.

Als alles hem schuldig stelt, als zijn heiligmaking in allen dele te kort geschoten is, als zijn geloof zwak en van zo weinig gewicht is, dan schiet er over het offer des Zoons, die voor al die schuld betaalde en ook de vrije verkiezing des Vaders, die verkoos zonder enige hoedanigheid in de mens. Welnu, die verkiezing moet men in de gang van zijn leven zoeken vast te maken, vast niet bij God, maar vast voor zijn eigen ziel. Edoch, men zal dit doen door eerst zijn roeping vast te maken. En let nu op onze tekst, die waarlijk één geheel vormt. Ziet hier uw roeping, om bij geloof deugd te paren, bij deugd kennis, bij kennis matigheid, bij matigheid lijdzaamheid, bij lijdzaamheid godzaligheid, bij godzaligheid broederlijke liefde en bij broederlijke liefde liefde jegens allen. Waar men die roeping verstaat en vast maakt, zodat gij die dingen niet losjes laat slingeren in uw leven, vasthouden, vastmaken, daar komt uw eigen verkiezing vast te liggen en gij weet: ik ben van God bemind, niet om voorgezien geloof, niet om mijn deugden, ik ben van God bemind, opdat ik dit alles doen zou, door het geloof.

Dat doende zult gij nimmermeer struikelen. Waar de roeping gezien wordt en waar zij gezien wordt in de verkiezing, in de genade, daar struikelt men zelfs niet. Als men dat in het oog vat en daaraan vasthoudt, dan zal men zelfs nimmermeer, nooit struikelen. En wij struikelen allen en dagelijks in velen... omdat wij óf de roeping niet vastmaken, óf de verkiezing niet vastmaken, of beide niet. Benaarstigt u dan!

„Want alzo zal u rijkelijk toegevoegd worden de ingang in het eeuwig Koninkrijk van onze Heere en Zaligmaker Jezus Christus." Naar de mate van het geloof, naar de mate van het vastmaken van roeping en verkiezing, gaat men in in het eeuwig Koninkrijk. Dat gebeurt niet straks in de eeuwigheid, maar dat gebeurt nu, in dit leven. Rijkelijk toegevoegd! Daar gaat het koninkrijk hier zo open. Men ziet de Zaligmaker, de Heere. Rijkelijk toegevoegd! Naar de mate van de heiligmaking, door het geloof, openen zich de schatten, krijgt men een rijker leven.

Ten slotte.

Hoe komt dat, dat gij zo buiten deze dingen staat, hoe komt het, dat de prediking u geen nut doet? Is het niet, omdat gij het geloof èn alle christelijke deugden nalaat? Is het niet, omdat gij vergeet de reiniging uwer vorige zonden? Begint u eens met de roeping te verstaan en ziet dan eens of niet de verkiezing zich opent. En verstaat dit, dat de eerste roeping, waarmee God u roept, is de roeping tot geloof.

En zijt gij dan van God gekend en van God bemind, laat toch de schat van apostolische vermaningen niet zo ongebruikt liggen. Ik dacht, dat onze bandeloze tijd overvloedig behoefte heeft, dat de kerk het volk Gods weer eens wat meer op haar roeping wees!

Benaarstigt u dan. Ja, benaarstigt u!

Zw.

W. L. T.

Een woord van Luther:

„Vromen moeten in de hoogste zwakheid, en in het ogenblik, als zij zullen onderdrukt worden, een goed vertrouwen hebben.

Goddelozen daarentegen moeten midden in triumphen en overwinningen vrezen."

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 oktober 1967

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Het godvruchtig leven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 oktober 1967

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's