Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De kroon van het jaar

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kroon van het jaar

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gij kroont het jaar Uwer goed-heid. Psalm 65 : 12a.

Het jaar van Gods goedheid

Het maakt niet veel uit of men vertaalt: het jaar van Gods goedheid, of: Gij zegent het jaar door Uw goedheid.

Psalm 65 behandelt na een korte geestelijke aanloop Gods werken in de natuur: God is het vertrouwen van de einden der aarde, der ver gelegenen aan de zee. God zet de bergen vast door Zijn macht en omgordt ze daarmee. God stilt het gebruis der zeeën en het rumoer der volken. De zeeën zijn Hem gehoorzaam en Hij betoomt de mensen. Tot aan de einden der aarde vreest men voor de tekenen die God doet. Als God de gordijnen voor de dag opentrekt en als Hij de dag des avonds weer doet uitgaan, dan juicht de dag. God bezoekt het land, Hij maakt het begerig door droogte en Hij bevochtigt het als Hij die overvloeiende rivier van de dauw en van de regen over bergen en dalen doet stromen. Vol water is Gods rivier. God bereidt het land, en Hij maakt het koren gereed.

Dan volgt onze tekst: „Gij kroont het jaar Uwer goedheid." Dan gaat God als de hemelse Landman over de aarde en waar Hij Zijn voetstap zet, daar druipt het van vruchtbaarheid, zelfs de woestijn, de heuvelen, de velden, de dalen, zij zijn gestoffeerd met kudden en bedekt met koren. Het ganse land zingt.

En dat doet God voor mensen, over wie ongerechtigheden de overhand hadden, over mensen, die door ongerechtigheden overmand en overheerst werden. Dat doet God over mensen, tot wie Hij in gerechtigheid vreselijke dingen genoodzaakt was te zeggen.

Dat doet God over mensen, die dus al zulke weldaden, zo'n overstromende zegen, niet waard waren.

Dat doet God over die mensen, omdat Hij zo ongedacht, zo onverwacht hun overtredingen verzoende, zodat ongerechtige mensen — o wonder — op de God der gerechtigheid. Die hen al die zegeningen moet onthouden, Die hen moest verderven in plaats van zegenen, gingen vertrouwen!

Twee dingen nu, zegt onze tekst, doet de Heere. Hij doet de jaren voortgaan en Hij doet ze voortgaan in Zijn gunst, in Zijn goedheid. De tijden zijn in Zijn hand. De jaargetijden zijn in Zijn hand. De jaren, de eeuwen zijn in Zijn hand. Die grote God, Die eeuwige God, Die Zelf geen begin en geen eind kent, heeft de tijd geschapen en met wijsheid gelegd binnen de perken, zodat dag en nacht elkander afwisselen in gestadige regelmaat. De maanden, de jaren, zij volgen elkander op naar de ordinantiën, die God hun Zelf gegeven heeft. Zij volgen de wetten der natuur, omdat zij de wetten van de Schepper volgen. God is alles machtig, om daarin in te grijpen, om het alles anders te doen lopen. God is alles machtig, om daarin in te grijpen en om die loop te beeindigen. Hij doet dit niet.

Eén keer deed Hij dit, bij de zondvloed. Daarna maakte Hij een verbond met de natuur, het zogenaamde natuurverbond. Toen maakte Hij een verbond met de aarde, het Noachietisch verbond. Daarachter werkte het wonder van die verzoening, waarvan vers 4 spreekt. Ongerechtige dingen hadden de overhand over het geslacht van Noach, maar die overtredingen verzoende Hij. „En de HEERE rook die liefelijke reuk, en de HEERE zeide in Zijn hart: Ik zal voortaan de aardbodem niet meer vervloeken om des mensen wil; want het gedichtsel van 's mensen hart is boos van zijn jeugd aan; en Ik zal voortaan niet meer al het levende slaan, gelijk als Ik gedaan heb. Voortaan al de dagen der aarde zullen zaaiing en oogst, en koude en hitte, en zomer en winter, en dag en nacht, niet ophouden."

Elk jaar is dus over een wereld verloren in schuld, een jaar van Zijn goedheid, een jaar van Zijn gunst. En nu stoffeert de Heere dit hele jaar. Hij geeft niet alleen een zaaitijd, maar ook zaad tot de zaaiing en dat in al de veelsoortigheid van Zijn schepping, en dat in al de veelsoortigheid naar de rijkdom van Zijn genade. En dan bezoekt God het land. Hij maakt het dorstig en Hij lest die dorst. Hij doet Zijn regen nederdalen van de hemel, Hij doet de Godsrivier, de dauw, overvloeien. God zet Zijn voetstappen op het land, Hij zet ze hier, Hij zet ze daar, Hij zet ze zelfs in woestijnland. Hij zet ze tot aan de einden der aarde. En daar worden gezien velden bekleed met kudden, gestoffeerd met vee, daar worden gezien dalen bedekt met koren, let wel bedekt met de planten uit die kleine korrels graan. Daar zingen de velden, daar verheugen zich de heuvels. De wereld uit Noachs dagen zag zo de schepping niet, omdat zij de Schepper en Onderhouder niet zag. En die wereld ging onder, al etende, al drinkende, al vrolijk zijnde. Noach zag dit wel. Het geloof ziet dit wel. Hij gaf God van wat hij had, eer de aarde nog iets opnieuw geboden had.

Het jaar van Gods goedheid, dat is het jaar van genade. En dat is een overvloedig jaar.

Het jaar door God gekroond

„Gij kroont het jaar Uwer goedheid." Gij kroont het jaar door Uw weldadigheid.

Ik zei reeds, dat God het zaad tot de zaaiing geeft. Oók geeft God het zaad tot de oogst. Wat ligt daar veel tussen. Veel arbeid van de mens, om de aarde te bearbeiden, opdat zij bezaaid zal kunnen worden, het reinigen van stenen, het ploegen, het eggen, het zaaien. En dan straks het maaien, het bundelen, het inhalen van de oogst, het dorsen, het wannen. Maar intussen hebben andere voetstappen die aarde gedrukt, groter voetstappen dan die van de mens, Gods voetstappen. Die zijn daarover gegaan als Hij de aarde begerig maakte. Andermaal zijn Zijn voetstappen daarover gegaan, als Hij die opgeploegde voren, als Hij dat geëgde land, als Hij dat gestrooide zaad bezocht met regen. In dat opschietend koren, in dat eerste groen, dat gezien wordt op de velden, kunt u zien de kroon, die God op het jaar zet. Het is de kroon van Zijn scheppend, van Zijn levenwekkend vermogen. Dat leven, dat niemand uit de dood kon wekken, dat vertoonde dat God de Schepper, de Leven-

wekker, er nog is. Het is de kroon van het jaar, dat Gods goedheid prijst.

Naar de mate dat de dagen, de weken, de maanden verstrijken, groeit daar gestadig iets. Daar gebeurt niets. De zaaier staat op en hij gaat naar bed en hij slaapt en het groeit, zijn koren groeit — en hij weet zelf niet hoe. Daar gebeurt niets. Maar dit gebeurt wel, dat God daar Zijn voetstappen zet, die grote en goede voetstappen. Op de welige landerijen, over gecultiveerd land, ook op de weiden der woestijn, zelfs aan de einden der aarde, zelfs op de toppen der bergen zet Hij Zijn voetstappen en daar overal druipt het van vettigheid. En de kroon, die God gezet heeft, wordt meer en meer zichtbaar. De dagen komen, waarin de landman weer wakker wordt over zijn land, de dagen van zijn meest ingespannen arbeid, haast zonder verpozen. En een landman in Sunem heeft nauwelijks tijd voor zijn zieke kind, voor zijn enig kind, voor zijn gestorven kind. En God loont des landmans vlijt. Als het koren bij busselen gebonden wordt en bij schoven te velde staat, dan is er weer een kroon gezet door God op de arbeid van de landman, dan is er een kroon gezet door God op het jaar van Zijn goedheid, van Zijn genade, van Zijn gunst. God bekroonde meest Zijn eigen arbeid, Zijn eigen gaven. Hij gedacht aan Zijn verbond, dat Hij eens met Noach maakte. En Hij vervulde te dien dage Genesis 8 : 22.

De wereld als uit Noachs dagen ziet het niet. Zij wil alleen maar eten en drinken en vrolijk zijn. Werken wordt daar niet bij genoemd. Het geslacht van Noach ziet het wel. Het geslacht van Noach werkt wel degelijk, zoals hij werkte en het erkent alléén Gods werk.

Uw goedheid kroont de jaargetijden: Waar Gij Uw voetstap zet, Daar doet Gij 't al ten zegen dijen; Daar druipt het al van vet. Het woeste veld vangt zelfs die droppen, Zijn weide blijft niet droog; De heuvels steken blijde toppen Met lachend groen omhoog.

De velden zijn bedekt met kudden, De dalen zijn bekleed Met halmen, die van zwaarte schudden En lonen 's landmans zweet. Zij juichen, elk op zijne wijze; Uw eer klimt uit het stof; Zij zingen. Uwen naam ten prijze, Uw goedheid en Uw lof.

Gods jaar — ons jaar

„Gij kroont het jaar Uwer goedheid." Gij kroont het jaar door Uw weldadigheid.

Een kroning geschiedt altijd ten overstaan van iemand, ten overstaan van een volk. Dat drukt Psalm 65 duidelijk uit. Laat mij bij wijze van toepassing nog enkele gedachten voor u mogen ontwikkelen. Daar is vooreerst het eerste jaar van Gods gunst bij het sluiten van het Noachietisch verbond gezet door de Schrift in het teken van de vergankelijkheid dezer aarde, van de vergankelijkheid van het leven. Noach heeft geweten: Deze wereld gaat voorbij en zij gaat ten onder. Noach heeft daarbij geweten: Wat is het leven broos.

Wat zijn wij daarbij bepaald, dat het leven broos is. Een Urker kotter verging met een bemanning, die nijver werkte voor zijn dagelijks brood. Een Katwijker kotter verging eveneens met een bemanning, die eveneens eerbaar werkte voor de broodwinning. Een jongeman uit onze gemeente werd in de opgang van zijn leven weggerukt op de Sabbatdag. Het is niet vanzelfsprekend, dat wij het leven hebben en dat wij werken kunnen! Het is alleen de goedheid Gods, die ons het leven geeft, die ons het leven laat, die ons laat arbeiden. Dat is genade!

Het geloof alleen leert daarbij leven. Hoe past ons tijdens ons werk te bedenken de broosheid van ons leven. Hoe past ons, bij al wat wij gewinnen of gewonnen, te bedenken: , , De wereld gaat voorbij met al haar begeerlijkheid, maar die de wille Gods doet, die blijft in der eeuwigheid." De belofte uit Noachs verbond is niet voor eeuwig, hij is slechts gegeven voor al de dagen der aarde, voor de levenstijd der aarde, let wel voor de , , dagen" der aarde. De tijd is voorts kort, broeders. Hangt gij allen aan deze aarde, aan wat zij oplevert, dan hangt gij aan iets, wat vergaat. Zij, die een evangelie verlangen van brood, van vrede, van ontwikkeling, mogen gewaarschuwd zijn. Zij hebben een tijdelijk evangelie, niet het eeuwig evangelie.

Het tweede wat ik wil opmerken is dit: Psalm 65 heeft als achtergrond de stroom van de overhand hebbende ongerechtigheden uit vers 4. Daar zijn behalve onze zonden op het kerkelijke en persoonlijke vlak ook onze beroepszonden. Daarover handelt Psalm 65 zekerlijk ook. Dit zijn ongerechtige dingen, als een pachter op Gods land zich aanstelt als eigenaar, als de lofzang in stilheid tot God wordt nagelaten, als men nalaat Gode zijn geloften te betalen. Dat zijn ongerechtige dingen, die ons niet zo wel eens overkomen, maar die de overhand over ons hebben! Dan wordt van de gunst van het leven, van de kortstondigheid van het leven niets verstaan. Dan wordt van de goedheid Gods op het land niets gezien en van Zijn voetstappen niets gezien. Arme zinnelijke mens, dat is een zeer grote zonde, de Eigenaar van het land niet te zien en Zijn arbeid niet te zien. Arme zinnelijke mens, gij ziet niet eens de kroon der jaargetijden. Gij moet dan wel diep in het stof duiken, om ten slotte te horen: „Stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren!"

Op de achtergrond van Psalm 65 staat het geloof: De verzoening van de overtredingen, het verzadigd worden met het goede van Gods huis en het vertrouwen op Hem, Die het Vertrouwen aller einden der aarde is en der ver gelegenen aan de zee. Dit is het ene nodige. Dit leert u de tijd uws levens kostelijk achten. Dit leert u God kennen als de Schepper, Jezus als de Verzoener en door Hem al Gods goedheid ook over uw land, ook over uw gewas, over uw vee, over uw leven, zo van jaar bij jaar, over uw arbeid. Door dit geloof ziet gij in elk jaargetijde de kroon schitteren, die God daarop zet. In dit geloof ziet gij zelfs de woestijn bloeien. In dit geloof hoort gij het juichen van velden en dalen, ook het zingen.

Zw.

W. L. T.

Een woord van Dr. M. Luther: Die goederen hebben, en niet mededelen aan degenen, die het van node hebben, behoren ook in dat register, waarin de dieven staan.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 november 1967

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De kroon van het jaar

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 november 1967

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's