Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE DEUR DER SCHAPEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE DEUR DER SCHAPEN

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik ben de deur; indien iemand door Mij ingaat, die zal behouden worden; en hij zal ingaan en uitgaan en weide vinden.

Johannes 10:9.

De deur der schapen

Het Johannes-evangelie is een mooi en diepzinnig Evangelie. Johannes 10 is een mooi en diepzinnig hoofdstuk. Wij vinden ook hier de zogenaamde „Ik-spreuken".

Ik ben de goede Herder. Ik ben de ware wijnstok. Ik ben het licht der wereld. Ik ben de weg. Ik ben de waarheid. Ik ben het leven.

Ik ben het brood des levens.

Dat is geenszins een hoogmoedig spreken van Jezus, want in al deze spreuken stelt Hij Zich ten dienste van mensen.

Het Johannes-evangelie lezen en ook het Johannes-evangelie preken stelt bepaalde eisen. Het zijn dus veelal gelijkenissen en hier en daar zijn het kruisende gelijkenissen, waarin de beelden elkander afwisselen. Wie dus aan Jezus' woorden rhetorische eisen stelt, komt in de war, als hij het eerste beeld vasthoudt en niet de sprong meemaakt van het ene beeld op het andere beeld. Zo wordt in Johannes 10 gezegd door Jezus: , , Ik ben de goede Herder" en anderzijds: , , Ik ben de deur." Wij moeten dus wel weten, dat het hier gaat om Christus' goede zorg over de Zijnen enerzijds en om het geloof in Hem, het vertrouwen op Hem alleen, het komen tot het heil door Hem alleen anderzijds. Over dit laatste moeten wij het dus eerst hebben, niet over Christus de Herder, maar over Christus de deur en daarna nog over de Herder.

Daar is een deur tot de schaapskooi — Hij is die deur.

Daar is een deur tot het Koninkrijk Gods — Hij is die deur.

Daar is een deur, die toegang geeft tot de kerk — Hij is die deur.

Deze deur kan een gesloten deur zijn, die de toegang verspert, bij voorbeeld om dieven en moordenaars buiten te sluiten, om zo de kudde van Christus te beveiligen tegen hen en hun boze raadslagen.

Christus is tussen hen beiden. De deur belet de toegang aan hen, die wezenlijk van de kerk niet zijn en niet zijn willen. Christus is de scheiding tussen de twee moordenaars geweest, die met Hem gekruisigd werden. Christus is de scheiding tussen de kerk en de wereld.

De deur is door de zonde dicht gedaan en men kan zich als de mannen van Sodom vermoeien om de deur te vinden. Maar nu komt de genade: Ik ben de deur. Hij is een geopende deur, waardoor de schapen ingaan. In Hem is er een mogelijkheid ontstaan, om in het Koninkrijk Gods in te gaan. In Hem is die mogelijkheid ontstaan in het Oude Testament door de belofte van Zijn komst aan de oudste vaderen van Adam af gedaan, en daarna door de offerdienst voorafgebeeld, welke op de komst en het werk van Christus zagen. In Zijn komst is die mogelijkheid ontstaan voor de Nieuw-Testamentische gemeente, tot aan het einde der eeuwen.

Zo kan Hij zeggen: Ik ben de deur! Hij was het. Hij is het, Hij zal het zijn. U ziet in kerken soms oude uitgangen dicht gemetseld en elders nieuwe ingangen uitgebroken. U ziet in kerken vaak allerlei ingangen. Hier is de ene, door de eeuwen heen gebleven, door de eeuwen heen blijvende deur. Er is er ook maar één. Al gaan velen aan de schaapskooi der kerk voorbij, al gaan velen langs deze deur voorbij — daar is een deur, waardoor men in kan gaan in de schaapskooi der kerk. Het zijn ten slotte ook alleen de schapen, die daardoor ingaan. Men meent andere ingangen te kunnen vinden, die toegang geven tot de kerk en men geeft ook ver de voorkeur aan zulke ingangen boven de deur — Christus! Het ingaan door het geloof in Hem, door Zijn genade, door Zijn verzoening, lijkt hun te eenvoudig, te weinig menswaardig. Genade is te vernederend voor hen. Liever gaan zij in door de deur hunner werkheiligheid. Mozes is hun man, Mozes is hun deur. Christus zegt: , , Ik ben de deur, indien iemand door Mij ingaat, die zal behouden worden!"

En de Schrift leert duidelijk, dat door de werken der wet geen vlees zal behouden worden. Hoe ernstig men dat ook opvat, hoe nauwgezet men zijn leven ook instelt, hoe naarstig men zich ook richt op een onberispelijk leven, op een dergelijke wijze krijgt men geen toegang. Die deur vindt men niet en al zou men ze vinden, die deur blijft gesloten.

Anderen menen, dat hun vroomheid, hun rechtschapenheid, hun menselijkheid, noem het gerust hun medemenselijkheid, de toegang verleent tot het Koninkrijk Gods. Zij verlaten zich op hun mens-zijn. Adam — de mens — is hun man. Adam is hun deur. In de menselijkheid van hun uitleving van al wat menselijk is, menen zij het geluk te vinden van het paradijs. Of als zij het niet in deze uitleving zoeken, dan menen zij het te vinden in de wat verhevener menselijkheid van veredelde vormen, van veredeld denken en streven, maar men blijft gevangen in de cirkel van het humanisme. En boven dat menselijke komt men niet uit. God zoekt men niet, God vindt men niet en Christus komt er niet aan te pas. Hun deur blijft tenslotte onvindbaar afgesloten, waar Christus heeft gezegd: Ik ben de deur!

Ingaan door de deur

, , Ik ben de deur", zo zegt Christus. En het klinkt als een vermaning tot die een andere ingang zoeken, het klinkt als een aanbod der rust aan rusteloze zoekers. Het is het aanbod der genade, het zo welgemeende aanbod. Het is of Hij zegt: „Wendt u naar Mij toe en wordt behouden, alle gij einden der aarde, want Ik ben God en niemand meer!" Of ook dat andere: „Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt en Ik zal u rust geven en neemt Mijn juk op u, want Mijn juk is zacht en Mijn last is licht en gij zult rust vinden voor uw zielen!" Het is alsof Hij in dit alles zegt: „Ik ben de deur!"

„Indien iemand door Mij ingaat, die zal behouden worden!" Op het ingaan door deze deur, door deze enige deur, komt het aan. Velen weten niet, dat Christus de deur is en dat Hij de deur is van zo'n heerlijk Koninkrijk, van een Koninkrijk der hemelen. Zij weten noch van de deur,

noch van wat daar achter, daar binnen is te vinden. Zij weten niet van behoudenis, van zaligheid. Hoe zouden zij het weten zonder die hun predikt? Daarom is het, dat Christus dit van Zichzelf zegt, daarom is het, dat wij dit prediken. Opdat men het weet! Opdat men inga!

Daar zijn velen, die het wel weten of schijnen te weten, maar die niet ingaan. Wij weten het allen, het is ons geleerd, het is ons gepredikt, wij hebben het horen lezen uit de bijbel of wij hebben het zelf gelezen in de bijbel: Hij is de deur. Wat weerhoudt ze toch, wat weerhoudt ons toch? Lokt de behoudenis niet. waarvan Jezus spreekt? Lokt de behoudenis niet, die Jezus biedt? Bekommert het ons dan niet, als wij vergaan? Geloven wij dat oude woord van Augustinus dan niet, dat buiten de schaapskooi, dat buiten de kerk geen zaligheid is? Gaat toch in, gaat toch in door de deur. Daar is in de hemel straks een volle mate van zaligheid, maar er is ook in de kerk hier op aarde reeds zoveel zaligheid. Acht u dit gering, dat de kerk u geloof biedt? Acht u dit gering, dat binnen de kerk de hoop geboren wordt en gevoed wordt? En meent u dit dan niets te zijn, dat de liefde tot God en de liefde tot de naaste op de bodem der kerk, binnen het erf der kerk groeit? Die ingaat, die zal behouden worden! Zo iemand ingaat, die zal behouden worden. De Schrift zegt hiermee: „Ieder die ingaat." Het zal niet missen of hij zal behouden zijn. Er zal er niet één ingaan, of hij zal zekerlijk zalig zijn.

Laat u toch door niets weerhouden om in te gaan, laat u niets ophouden om in te gaan. Allerlei overwegingen als: „Dat kan later nog wel eens!" of: „Zou dit nu de enige manier zijn om zalig te worden", of „Mijn zonden zijn te groot dan dat ik de dorpel der kerk zou overgaan", zijn ijdele overwegingen. Zo zijn duizenden buitengebleven. Zo zijn duizenden verloren gegaan.

Gaat in! Gaat in door de enge poort. Gaat in door Christus, de deur. Geloven is ingaan. Gehoorzamen aan de roeping van Christus, dat is ingaan. Blijft niet buiten de deur.

Dit is, dit is de poort des HEEREN; Daar zal 't rechtvaardig volk door treên, Om hunnen God ootmoedig t' eren, Voor 't smaken Zijner zaligheên. Ik zal Zijn naam en goedheid prijzen; Gij hebt gehoord; Gij zijt mijn geest, Door Uw ontelb're gunstbewijzen, Tot hulp, en heil. en vreugd geweest.

Stal en weide

„En hij zal ingaan en uitgaan, en weide vinden." De schaapskooi van Christus. Zo wordt de kerk genoemd van ouds. Johannes 10 heeft dan toch wel grote indruk gemaakt op het volk Gods door de eeuwen heen. Mensen worden niet graag schapen genoemd. Maar schapen zijn het symbool van de christenen, omdat Jezus Zich Herder genoemd heeft, de goede Herder.

Schapen van Christus te zijn, dat is der christenen erenaam. Wij zijn zo dom als zij, en hebben dus leiding nodig. Wij zijn zo dwaalziek als zij, en hebben dus een herder nodig. Wij zijn zo onbeschermd en zwak als zij, en hebben dus een schaapskooi, een stal nodig. Wij zijn zo onverzorgd als zij, en hebben dus weide nodig. In Johannes 10 horen wij ook Psalm 23, het lied. dat David dichtte. Toen Francis-Cus van Assisi zijn geboorteland nog eens bezocht na jaren zag hij een kudde zwarte schapen met één witte daartussen. „Daar hebt gij de kerk van Christus", zo zei hij, „allemaal zwarte en één witte daartussen." Dat was de erfenis van Franciscus geworden: de kerk. En hij gewaagde niet meer van de erfenis van het oude slot en de landerijen. Zie, dit is de kerk: een kudde van Christus! En nu de erfenis.

Ingaan — uitgaan — weide vinden. Daar is een stal, waar men veilig is, waar men de rust vindt, waar men thuis is. Daar is een stal, waar de schapen, na her en der uiteengezworven te zijn geweest, elkander weer ontmoeten. En die stal is de kerk. Welke kerk? Dat kan ik u niet zeggen met menselijke namen, met landelijke of stedelijke namen, met verenigingsnamen, met typeringsnamen, 'k Kan het u alleen zeggen met de bijbelse, met de geloofsnaam. Het is die kerk, waarvan Christus de deur is. Die naam past restloos op geen enkele kerk dan op de levende, de ware kerk. Daar binnen zijn al de schapen van de Heere Jezus. Wat is men daar veilig in die kerk, veilig tegen de dief, die steelt en slacht en verderft. Daar is men heilig tegen de moordenaar. Daar is men zelfs veilig tegen de huurling, die geen herder, geen echte herder is, wien de schapen niet eigen zijn, die vliedt voor de wolf. In deze rusteloze wereld is nergens rust, maar ze is er wel in de kerk van Christus. In de kerk is een rust en een vrede, die alle verstand te boven gaat.

In die stal nu mogen de schapen ingaan en uitgaan. De Fransen hebben een spreekwoord: .aller et venir', wat letterlijk betekent: gaan en komen, maar figuurlijk betekent het: ergens verkeren, in de zin van alle handelingen des levens hebben. Onder de leiding van Christus komen al de levenshandelingen te liggen. In de kerk komen al de levenshandelingen te liggen. Het hart van het volk Gods klopt niet op de beurs, maar in de kerk. De recreatie van het volk Gods ligt niet op berg en dal, niet aan zee en meer, maar in de rust van de stal, in de rust van de kerk. In de kerk ligt heel het léven der kerk, daar klopt het leven in de morgen, daar klopt het leven in de avond. De Heere zal uw uitgang en uw ingang bewaren, van nu aan tot in der eeuwigheid. Uw ziel zal Hij bewaren!

En nu nog de weide. De Herder zoekt de weide voor de schapen, daar waar hoge waterwellingen zijn en daar waar lage waterwellingen zijn, op berg en dal. En de weide is Gods Woord. Daarin zijn hoogten en diepten, heuvelen en bergen en ook dalen. Maar daar zijn overal weiden. En de Herder weet wel of Zijn kudde hoog of laag geweid moet worden. Goed vasthouden: de Herder zoekt de weide! En het schaap vindt de weide. Zo zegt het onze tekst. De kerk is de stal en het Woord is de weide. De Schrift spreekt zelfs van de weide der woestijn. Hebt maar geen zorg, als uw weg voert door woestijnen, ook daar zal de Herder u leiden en ook daar zullen de schapen weide vinden. En de woestijn en de dorre plaatsen zullen hierover vrolijk zijn... als zij namelijk de Herder zullen zien met grazende schapen.

Zw.

W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 februari 1968

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

DE DEUR DER SCHAPEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 februari 1968

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's