Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Augustinus en de eigenschappen der Schrift

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Augustinus en de eigenschappen der Schrift

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Na veel schrijven en strijd over en weer zijn de protestantse theologen tot vier hoofdeigenschappen van de Heilige Schrift gekomen n.1. haar gezag, noodzakelijkheid, duidelijkheid en genoegzaamheid. Rome erkent wel de autoriteit, 't gezag der Schrift maar loochent haar andere eigenschappen. Dat gezag krijgt de Schrift dan nog toegekend van de Kerk. De roomse leer, zoals deze in de dogmatieken enz. te vinden is, luidt, dat de Kerk het opperste gezag heeft. Zonder Kerk is er geen Schrift, maar zonder de Schrift is er wel een Kerk. Al was er geen Bijbel, dan zou de Kerk nog even vrolijk bloeien. Bij Rome is de Schrift geheel afhankelijk van de Kerk. Dit betekent niet, dat de Kerk de Schrift geïnspireerd heeft, maar wel, dat alleen de Kerk kan vaststellen met autoriteit, dat de Schrift van God is ingegeven. Deze grote macht kende Augustinus nog niet aan de Kerk toe. Voor hem staat vast, dat boven de goddelijke autoriteit van de Bijbel, geen enkele autoriteit gevonden wordt. Op grond van deze goddelijke autoriteit moet ieder zich aan het gezag van de Schrift volstrekt onderwerpen. Daarom moet alles wat in de Schrift staat ongetwijfeld geloofd worden. Als het gezag van de goddelijke Schriften onzeker wordt, zal immers het geloof wankelen. En als het geloof wankelt, verkoudt de liefde.

De concilies of de Kerk zijn voor Augustinus niet onfeilbaar. De Schrift is alleen onfeilbaar en staat boven alles wat mensen, zelfs bisschoppen, geschreven hebben. Wanneer Pelagianen zich op mensen als Hilarius en Ambrosius beroepen en op vele andere vaders, antwoordt Augustinus: Zij zijn niet onfeilbaar. Dat zegt hij ook van zijn eigen geschriften. Deze hebben ook alleen gezag, wanneer daarin de zeer evidente getuigenissen van Gods Woord worden aangevoerd.

Het is een feit, dat de bisschop van Hip' po, nadruk legde op de grote betekenis van de Kerk voor het toekennen van

zag aan de Schrift. De Kerk met haar waardigheid, haar macht, haar geestelijkheid enz. heeft altijd op Augustinus een diepe indruk gemaakt. Zij bewoog hem voortdurend tot het geloof, zij steunde en sterkte hem in twijfel en strijd, zij was de vaste hand, die hem altijd weer leidde tot de Schrift. Doch daarmee wil de zoon van Monica niet zeggen, dat de autoriteit der Schrift van de Kerk afhangt, dat zij de laatste en diepste grond is van zijn geloof.

Zo is het ook van de reformatorische Godgeleerden. Zij stellen, dat aan de Schrift gezag toekomt, omdat God er in spreekt. Daarom is zij om haar zelfswil geloofwaardig. De Kerk kan wel getuigen van het Woord, doch dat Woord staat boven haar. Zij kan niemand het geloof aan het Woord Gods in het hart schenken. Dat kan het Woord Gods alleen, door zichzelf en de kracht van de Heilige Geest. In de nieuwere theologie heeft de Schrift geen gezag meer in werkelijke zin, voorzover zij de inspiratie der Schrift heeft prijsgegeven. In vroeger tijd rustte de autoriteit der Heilige Schrift op haar inspiratie en was met deze vanzelf gegeven. Maar toen de ingeving werd prijsgegeven, was het gezag der Schrift niet meer te handhaven. Immers in het algemeen wordt gesteld, dat de Schrift niet meer geeft dan een menselijk getuigenis van de openbaring. Een menselijk getuigenis heeft geen goddelijk gezag. En als het de eeuwige dingen betreft hebben we aan het gezag van een menselijk en feilbaar getuigenis niet genoeg.

Wij belijden het goddelijk gezag van het geschreven Woord. Dat Woord staat boven de Kerk, ja boven alle gezag van mensen in staat en maatschappij, in wetenschap en kunst.-Voor de Schrift moet al het andere wijken. Dit gezag staat boven verstand en wil, boven hart en geweten; zij is met geen andere autoriteit te vergelijken. Het gezag der Schrift is volstrekt, dewijl het goddelijk is. Zij eist het recht op, om door een ieder te allen tijde geloofd en gehoorzaamd te worden. Zij gaat in majesteit alle andere macht zeer ver te boven. Maar zij roept om zichzelf tot erkenning en heerschappij te brengen, niemand te hulp. Zij heeft de sterke arm der overheid niet nodig. Zij behoeft de steun der Kerk niet. Zij roept het zwaard en de inkwisitie niet op. Zij wil niet heersen door dwang of geweld. De Schrift wil vrije en gewillige erkenning. Deze erkenning brengt zij zelf tot stand, op zedelijke wijze, door de werking des Heiligen Geestes. De Schrift waakt voor haar eigen gezag.

De duidelijkheid der Schrift

De gedachte van Augustinus over de duidelijkheid van de Schrift zou men aldus kunnen samenvatten: zij is duidelijk en duister, eenvoudig en diep, klaar en toch vol geheimenissen, soms zo duidelijk, dat men de zin ervan, slapend, vatten kan, dan weer zo diep, dat geen mens haar ten volle vermag te doorgronden. Waarom zijn er duidelijke en duisteren plaatsen in?

De duistere zijn er voor de hoogmoedigen, die denken, dat zij veel verstand hebben. Wat zij makkelijk begrijpen houden ze voor waardeloos, maar nu laat God ze zoeken. De duidelijke plaatsen zijn voor de eenvoudigen, die honger hebben. In de Schriften worden we door de klare plaatsen gevoed en door de duistere geoefend. Wie de laatste niet verstaat, komt hij niet wezenlijk iets te kort? Neen, want voor Augustinus staat vast, dat de Schrift duidelijk is ten opzichte van alles, wat nodig is tot het verkrijgen der zaligheid en het inrichten van een Gode welgevallig leven. In de dingen, die klaar in de Schrift gesteld zijn, wordt alles gevonden, wat op geloof en zeden ziet. Niet zo moeilijk is het in de Heilige Schrift te komen tot de dingen, die voor het heil noodzakelijk zijn. Wanneer iemand daarin echter het geloof verkregen heeft, zonder het welk niet vroom en recht geleefd kan worden, dan blijven voor hen, die vorderingen maken, vele mysteriën over. Ook de laatste zijn niet in een hoogmoedige stijl gegeven. De Heilige Schrift nodigt allen door een eenvoudig woord, om hen niet alleen te voeden door de openbare, maar ook te oefenen door de verborgen waarheid.

Staan er in die duistere plaatsen veel dingen, die in de duidelijke niet te vinden zijn? Neen, wat de Schrift in de klare gedeelten bevat, heeft zij ook in de verborgene. Ongeveer niets wordt uit die duistere plaatsen te voorschijn gebracht, wat niet op zeer duidelijke wijze op andere plaatsen gezegd wordt. Van Augustinus is dan ook de regel: „Men moet zich vasthouden aan wat in de Heilige Schrift zeer duidelijk is, om daaruit wat duister is te verklaren."

Het zijn dus de duidelijke plaatsen, die beslissen. In zijn strijd met de Pelagianen brengt de kerkvader tal van evidente plaatsen telkens naar voren, waaraan zij zich eenvoudig behoorden te onderwerpen. Dan vermaant hij hen steeds opnieuw om hun nek te buigen onder de gezaghebbende plaatsen der Heilige Schriften. Wat is duidelijker, zo roept hij uit, dan zovele en zo gewichtige getuigenissen van goddelijke uitspraken, waardoor het zeer klaar blijkt, dat buiten Christus' gemeenschap geen mens tot het eeuwige leven en heil kan komen.

Was het niet veel beter als er geen ketters waren? Zij zijn erg nuttig, zegt de bisschop. De Kerk wordt door hen in de Schriftstudie verwakkerd. Als de ketters niet verkeerd de Schrift uitlegden, zou de Kerk niet zo nauwkeurig bepaalde stukken onderzoeken.

Rome kent niet de duidelijkheid van de Heilige Schrift. Volgens haar is zij op alle punten duister. Ook in die zaken, welke op geloof en leven betrekking hebben, is zij niet zo helder, dat ze uitlegging missen kan. De Bijbel is maar een dood, duister boek, maar de Kerk brengt er leven in. Niet de dode, onbegrepene, duistere en aan zichzelf overgelaten Schrift, maar de Kerk. de levende, steeds tegenwoordige, altijd door de Geest zich vernieuwende Kerk is de middelares der waarheid en de onfeilbare uitlegster der Heilige Schrift. Rome houdt het er voor, dat de Kerk in het bezit van de Heilige Geest is en dat is dan weer belichaamd in de paus, zodat alle exegese aan de paus onderworpen is.

Wat bedoelen de reformatiemannen als zij spreken van de duidelijkheid der Schrift? Dan bedoelen zij niet dat er geen duistere plaatsen zijn en dat er geen wetenschappelijke exegese nodig of dat ieder werelds mens alles zonder meer kan begrijpen. De leer der duidelijkheid sluit alleen in, dat die waarheid, welker kennis voor ieder ter zaligheid nodig is, in de * Schrift op vele plaatsen in zo eenvoudige vorm wordt voorgesteld en zo bevattelijk, dat iemand, wie het om de zaligheid zijner ziel te doen is, gemakkelijk door eigen lezen en onderzoek uit de Schrift die waarheid kan leren kennen, zonder hulp en leiding van kerk en priester.

Waarom heeft Rome tot kort voor onze dagen de lezing der Schrift beperkt? Omdat de leiding der roomse kerk bang was geworden voor deze lezing. Die beperking kwam eerst op, toen sedert de 12e eeuw verschillende sekten tegen de Kerk zich op de Schrift gingen beroepen. Ter zelfverdediging heeft Rome toen hoe langer hoe meer de duisterheid der Schrift geleerd en haar lectuur aan toestemming der kerkelijke overheid gebonden. Van de roomse kerk uit gezien was zij terecht bang voor 't bijbellezen. De kerken der hervorming hebben tegenover Rome geen machtiger wapen dan de Schrift. Weliswaar kan bij de uitleg de Heilige Geest niet gemist worden, daarin stemmen Rome en de Reformatie wel overeen. Beide, Rome en de Hervorming stemmen hierin overeen dat de Heilige Geest alleen de ware uitlegger is van het Woord. Maar Rome leert, dat de Geest alleen onfeilbaar leert door de paus; de Hervorming gelooft, dat de Hei-Geest werkt in het hart van ieder waarlijk zoekende en woont in ieder gelovige. Dan zegt Rome: uw kerk is zo verdeeld. Maar is Rome minder verdeeld? Zijn daar ook niet de Grieken en Latijnen, en vele, vele schakeringen? En hebben de roomse landen niet een massa ongelovigen en schijngelovigen niet minder dan de protestantse? Rome zou de waarheid leren. Maar wat moeten we dan denken van het gruwelijk en schrikkelijk bijgeloof, waarin het volk in de Griekse en Roomse kerk zozeer verstrikt zit? Hoe onbijbels is de Mariadienst, de relikwieënverering, beeldendienst, heiligenaanbidding die in vele landen de dienst van de enige, waarachtige God zo goed als verdrongen hebben.

Bij Rome kan de Kerk zich niet vergissen. Zijn we dan goed af? Op grond van de duidelijkheid der Schrift kan de eenvoudigste gelovige met die Schrift in de hand zich desnoods tegen de hele Kerk verzetten, gelijk Luther deed tegen Rome.

De genoegzaamheid der Schrift

Deze wordt door Augustinus klaar en onomwonden beleden. Men mag van hem niets prediken buiten hetgeen in de ge-

schriften van Wet en Evangelie aangenomen is. De herders der gemeente moeten alles versmaden, wat buiten de Schrift gevonden wordt. Kent de bisschop helemaal geen traditie! Jawel, hij verklaart o.a. te geloven, dat de gewoonte om geen herdoop toe te passen, van apostolische traditie stamt, gelijk vele dingen niet gevonden worden in hun brieven noch in concilies van later, en toch, omdat zij door de universele kerk bewaard worden, geacht worden door de apostelen overgeleverd en aanbevolen te zijn. Augustinus acht, dat er veel tradities van de apostelen afkomstig zijn: kinderdoop, Goede Vrijdag, Pasen, Pinksteren enz. Opmerkelijk is echter daarbij, dat deze ongeschreven tradities alleen zien op bepaalde gebruiken en gewoonten. Augustinus acht de Schrift genoegzaam en dus erkent hij geen aanvullingen op dogmatisch of ethisch gebied.

De roomse kerk daarentegen meent, dat de Schrift onvolkomen is en door de traditie moet worden aangevuld. Vanwaar deze traditie? Jezus zou mondeling en door Zijn Geest aan Zijn discipelen nog vele dingen geleerd hebben, die niet door hen zijn beschreven, maar van mond tot mond zijn voortgeplant. Volgens Rome leeft de Kerk nog altijd vanuit deze mondelinge, lévende traditie. De Schrift alleen is onvoldoende. Men kan het ook zo zeggen: de Schrift is nuttig, maar de traditie is noodzakelijk. De Hervorming heeft deze noodzakelijkheid van de traditie verworpen. Zij leerde de volmaaktheid en genoegzaamheid der Heilige Schriftuur. Zeer terecht. Waar men met de ongenoegzaamheid van Gods Woord uitkomt, heeft de ontwikkeling in de roomse kerk wel bewezen. Dan komt men bij de dictatuur van de paus uit. Eerst maakten de apostelen uit, wat traditie was, daarna de oudheid, vervolgens de algemeenheid, of alle bisschoppen en tenslotte de paus. De concilies met de bisschoppen kwamen niet in aanmerking, want deze zijn (bijna) altijd verdeeld. Met ongenoegzaamheid der Schrift, komt men uit bij de onfeilbare paus. Van de paus is er geen hoger beroep, zelfs niet op God. Door de paus spreekt God zelf tot de mensheid.

Kan men vandaag nog stellen, dat de traditie van de apostelen stamt? Men kan het in geen geval bewijzen. Van geen enkel dogma, dat de roomse kerk buiten en zonder de Schrift belijdt, is de apostolische herkomst te bewijzen. De traditfeleer bij Rome doet slechts dienst om de afwijkingen van de Schrift en van de apostelen te rechtvaardigen. De traditie is het middel, waardoor Rome het bijgeloof en het heidendom in de Kerk invoerde en verdedigde en blijft verdedigen.

Wat bedoelen we met de volmaaktheid of genoegzaamheid der Schrft? Niet dat alles wat Christus en de apostelen gesproken of geschreven hebben in de Schrift is opgenomen, maar wel, dat het Woord Gods vroeger al, toen het beperkter" was en evenzéer nu, in elke tijd, beschreven of onbeschreven, voldoende was en is. Daar hoeft niets bij. De kerkvaders, we zagen het aan Augustinus, hebben altijd de volkomen genoegzaamheid der Heilige Schrift uitgesproken. Maar Rome is dan ook, vergeleken bij de oude Kerk een andere godsdienst.

Is er dan geen traditie? Zij is onmisbaar. De goede geref. traditie van Schrift-uitlegging, belijdenisgeschriften, noodzakelijkheid van bevinding, de wijze van beleving van het christendom, de kerkdiensten, de zondagsviering en nog tal van dingen, houde men hogelijk in ere. Maar de zaak is dat dé traditie onopzettelijk en opzettelijk telkens weer aan de Schrift gereinigd en bijgeslepen moet worden. De traditie is de weg, waarlang de Heilige Geesct de waarheid der Schrift doet overgaan in het bewustzijn en leven der gemeente.

De noodzakelijkheid der Schrift

Daar zijn lang niet alle kerken en groepen van overtuigd. Augustinus stelde in de eerste fase van zijn denken, dat de Schrift voor de domme massa altijd wel nodig zou zijn, maar dat zij voor de geestelijke elite, slechts in het begin noodzakelijk was. De vromen, vooral de monniken, konden wel met een zo grote mate van geloof, hoop en liefde worden toegerust, dat zij voorzichzelf de Schrift verder konden missen en zonder haar in de eenzaamheid konden leven. Maar in zijn tweede fase heeft de bisschop de noodzakelijkheid van de Schrift voor alle gelovigen op de pelgrimsweg krachtig beleden. Gods Woord wordt vooral als het handschrift van Gods beloften gewaardeerd, waarin God opzettelijk, met het oog op het verglijden der geslachten, zijn toezeggingen heeft neergelegd, opdat alle stervelingen ze zouden lezen en de weg van zijn beloften houden. Velen hebben in de middeleeuwen een weg tot God gezocht buiten de Schrift om. God moest door de Geest zonder Woord tot hen spreken. Later hebben vooral de wederdopers het inwendige

woord ten koste van het uitwendige verheven. Als de Geest ons onderwijst, kunnen wij de Schrift wel missen, zij is een tijdelijk hulpmiddel, maar voor de geestelijke mens niet nodig. Zo kwamen het anabaptisme, het mysticisme, het rationalisme, Lessing, Schleiermacher enz. allen met Rome overeen: de Bijbel is niet noodzakelijk. Voor ons is het anders. Wij belijden, dat er geen kennis van Christus is, dan uit de Schrift, geen gemeenschap met Hem dan door gemeenschap aan het woord der apostelen. Wij erkennen ook niet, dat er zulke heilige en bekeerde mensen zijn, dat zij de prediking en de aanklevende bediening der sacramenten wel kunnen missen. De allerheiligsten zijn nog maar hongerige bedelaars, die met het Woord der Schrift gevoed moeten worden.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 maart 1968

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Augustinus en de eigenschappen der Schrift

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 maart 1968

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's