Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hoe en met hoedanig een lichaam

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hoe en met hoedanig een lichaam

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar, zal iemand zeggen: Hoe zullen de doden opgewekt worden? en met hoedanig een lichaam zullen zij komen? — Gij dwaas, hetgeen gij zaait wordt niet levend, tenzij dat het gestorven zij; en hetgeen gij zaait, daarvan zaait gij het lichaam niet, dat worden zal, maar een bloot graan, naar het voorvalt, van tarwe, of van enig der andere granen. Maar God geeft het een lichaam gelijk Hij wil, en een iegelijk zaad zijn eigen lichaam... En daar zijn hemelse lichamen en daar zijn aardse lichamen; maar een andere is de heerlijkheid der hemelse, en een andere der aardse.

Een andere is de heerlijkheid der zon, en een andere is de heerlijkheid der maan en een andere is de heerlijkheid der sterren; want de ene ster verschilt in heerlijkheid van de andere ster. Alzo zal ook de opstanding der doden zijn. Het lichaam wordt gezaaid in verderfelijkheid, het wordt opgewekt in onverderfelijkheid; het wordt gezaaid in oneer, het wordt opgewekt in heerlijkheid; het wordt gezaaid in zwakheid, het wordt opgewekt in kracht. Een natuurlijk lichaam wordt er gezaaid; een geestelijk lichaam wordt er opgewekt.

1 Cor. 15:35—38 en 40—44b.

Alleen het gestorvene wordt levend

Paulus heeft tot nu toe in 1 Cor. 15 het feit van Jezus' opstanding vastgezet in de getuigenissen van velen, hij heeft het vastgezet in het geloof van nog meerderen. Daarna heeft hij de orde van het opstaan behandeld, namelijk eerst de Eersteling Christus, daarna die van Christus zijn. Daarna heeft hij behandeld Christus' glorie in het eschaton.

Wij slaan nu over de quaestie van het gedoopt worden voor de doden en Paulus' strijd tegen de beesten te Efeze, omdat de zondagen voor de hemelvaartsdag alweer ten einde zijn en willen nu dan nog handelen over de aard van de opstanding der doden in het einde.

Nu voert Paulus één van de tegensprekers van de opstanding sprekende in: ..Hoe zullen de doden opgewekt worden en met hoedanig een lichaam zullen zij komen? zo zal iemand zeggen." Het Rationalisme vraagt telkens: , , Hoe is dat mogelijk? " en het bedenkt niet, dat wij in Gods wereld en in Gods doen altijd voor wonderen staan. En het bedenkt niet, dat w ij in de wereld, die wij nu zien, tussen diezelfde wonderen staan. Als de apostel antwoordt met het woord: , , Gij dwaas!", dan bedoelt hij niet toornig uit te varen, maar dan bedoelt hij de hoovaardij van het Rationalisme, dat puntige en wel geformuleerde vragen weet te stellen, te logenstraffen door die vragen met een eenvoudig antwoord te weerleggen. De waarheid Gods is altijd eenvoudig, omdat God een eenvoudig Wezen is en al Zijn werken en woorden het kenmerk van de eenvoud dragen. Zo is ook het groote feit van de opstanding der doden eenvoudig. Zo is ook het geloof in de opstanding eenvoudig. Niemand hoeft zich dat te schamen. Ieder kan zich het een ere rekenen, als hij dat gelooft: de opstanding der doden is zo eenvoudig als groot, zij is zo groot als eenvoudig. Gij doet zelf iets na, wat de grote Schepper ook doet. Gij zaait een zaad, om het even wat het is: tarwe, gerst, komijn, maar nooit zal iets levend worden, nooit zal een nieuw leven ontkiemen, of het zaad dat gestrooid is zal rotten, zal sterven voordat het ontkiemt en men zal nadien van die korrel niets meer terugvinden. Hij is gestorven, weggestorven.

Neemt dan niet die ene korrel, hetzij dan van tarwe, hetzij van gerst, hetzij van komijn, maar neemt u nu al dat zaad, dat ge gaat uitstrooien over dat ganse wijde, hectaren grote korenveld. Daar sterft niet één korrel graan, maar zij sterven alle. Eén onnoemelijk groot kerkhof is het. Het ligt daar alles onder die zwarte aarde als het gestorven zaaizaad. Dat proces van het sterven is eigenlijk een wonder op zich. Maar een even groot wonder, zo niet een groter, is wat daarna plaats vindt! Het is dat ontkiemen, het is dat tot nieuw leven komen van zovele korrelen. Zij alle sterven, maar ook zij alle ontkiemen. Daar ontkiemt niet een nieuwe korrel, daar ontkiemt een nieuw leven, daar ontkiemt een nieuwe plant. Zo wordt dat hele kerkhof herschapen in betrekkelijk korte tijd tot een akker, tot een akker des levens.

Zo wordt door het Christendom de lijkverbranding van het heidendom afgeschaft en zo worden de lichamen gelegd, gezaaid in de hoven der kerk, als in een akker en die hoven worden door het Christendom genoemd de akkers der doden. Zo verliest de bewaar-en vergaarplaats der doden haar verschrikking en zij wordt de plaats der verrijzenis. Dat dan niemand mene dat degenen, die door de wilde dieren opgegeten zijn, of die door vuur verteerd zijn, niet verrijzen zullen. Ook zij zullen opstaan, evenals alle begravenen, hetzij dan tot zaligheid, hetzij tot rampzaligheid.

Een graan geeft een plant

, , En hetgeen gij zaait, daarvan zaait gij het lichaam niet, dat worden zal, maar een bloot graan, naar het voorvalt, van tarwe, of van enig der andere granen. Maar God geeft het een lichaam, gelijk Hij wil, en een iegelijk zaad zijn eigen lichaam."

Dat is merkwaardig, dat de plant, die groeit op geen enkele wijze gelijkt op het zaad, dat gezaaid wordt. Men kan dan zeggen, dat de plant in kiem aanwezig is in elk zaad, maar die plant moet toch nog wórden, en daar is van de bloei tot het vruchtzetten toch een heel proces nodig, voordat de plant, uitgegroeid en wel, daar is. Het opgroeien is nog niet het volgroeid zijn en het bloeien is toch nog niet het zaad zetten. Alles heeft in het groeiproces ook zijn orde en alles heeft ook hier zijn bestemde tijd. Nu heeft elke plant zijn eigen aanzien, anders is het zaad, anders is de plant, anders is de bloesem, anders is de aar, anders is de vrucht bij elk der granen. En de zaaier van het zaad weet alleen, bij goede ervaring, wat de plant is van het een en van het ander.

Wie zal dat van te voren weten, wie zal dat van te voren zeggen, hoe zo'n plant er uit zal zien. Het is God de Alkunstenaar, Die aan elk graan zijn eigen plant en zijn eigen zaad geschapen heeft, gelijk Hij dat gewild heeft. Maar de Heere geeft ook aan elk eigen graan, ook aan elke plant een lichaam gelijk Hij wil. Afgezien nu nog van dat, wat spaarzamelijk gewassen is of wat welig gegroeid is, afgezien nu nog van een dertig-voudige,

zestig-voudige of honderdvoudige vrucht, (wat inderdaad de geijkte getallen in de aren schijnen te zijn, zoals een jonge landbouwer mij eens meedeelde), heeft elke plant zijn eigen grootte, vorm en structuur. In de schepping is nooit éénvormigheid, zelfs niet bij de bladeren van een boom, zelfs niet bij de halmen op een korenveld. Hier toont God Zich te zijn de God, Die alléén wonderen doet. Hij geeft het een lichaam, gelijk Hij wil.

Zo nu zal de Heere dit ook doen in de opstanding. Het lichaam zal na de dood opstaan, maar eindeloos heerlijker, eindeloos schoner dan het was. Daar zal God ook de rijkdom van Zijn scheppende Geest betonen. Het lichaam een zaad, dat in de aarde viel en verging, maar het opstandingslichaam een plant, schoon en hoog opgaand. En Gods wil zal zich met elk lichaam apart bezig houden, die zal aan elk naar zijn soort, naar zijn ras, naar zijn aard, maar ook en vooral naar Gods genade een aanzijn en een aanzien verkrijgen, dat de lof van de Schepper nog groter maakt, en dat het aanzien van Christus, naar Wiens beeld zij verrijzen, heerlijk zal uitstralen.

Maar (blij vooruitzicht, dat mij streelt), Ik zal, ontwaakt. Uw lof ontvouwen, U in gerechtigheid aanschouwen, Verzadigd met Uw godd'lijk beeld.

Hemelse en aardse lichamen

, , En daar zijn hemelse lichamen en daar zijn aardse lichamen; maar een andere is de heerlijkheid der hemelse, en een andere der aardse. Een andere is de heerlijkheid der zon en een andere is de heerlijkheid der maan, en een andere is de heerlijkheid der sterren, want de ene ster verschilt in heerlijkheid van de andere ster. Alzo zal ook de opstanding der doden zijn."

Met de hemelse lichamen worden niet bedoeld de lichamen in de hemel, maar aan de hemel. Het gaat hier over de sterrenhemel. Die wereld van zon, maan en sterren is een geheel andere wereld dan de wereld dezer aarde. De heerlijkheid van de sterrenwereld is ook een heel andere dan de heerlijkheid der aarde. Dit is een wereld van kleur en van geur, dat is een wereld van licht, hetzij een direct" licht, hetzij een indirect licht. Maar nu, wat een enorme en ontelbare massa's sterren. , , A1 die duizenden te zamen roept de Heer' bij hunne namen en niet één ontglipt Zijn oog." Hij roept ze en zij komen.

Hij beveelt ze en zij gaan. Zij wentelen en zij gaan in hun banen, of zij staan, al naar dat de Schepper het voor hen bestelde. En zij verschillen, de zon van de maan en de maan van de sterren en zij verschillen in grootte en heerlijkheid. Het licht van de een is meer of minder dan het licht van de ander, en het licht van de één is anders dan het licht van de ander, anders is dat van de maan, anders is dat van de zon.

Bekwame Schriftuitleggers zeggen, dat dit niet ziet op de verscheidenheid onder de opgestanen, maar op het verschil tussen deze sterfelijke lichamen der mensen en die straks onsterfelijke lichamen in de opstanding. Dat zal waar zijn, maar ik zie niet, dat vers 41 niet zou zien op de verscheidenheid onder de opgestanen. Die zullen metterdaad heerlijk zijn als de hemellichamen en ook verscheiden als de hemellichamen. Zij zullen allen vol van licht zijn, maar zij zullen zeer verscheiden zijn. allen volmaakt, maar allen van verscheiden grootte en heerlijkheid. Daniël 12:3 zegt: , De leraars nu zullen blinken, als de glans des uitspansels, en die er velen rechtvaardigen, gelijk de sterren, altoos en eeuwiglijk." Mattheüs 13 : 43 zegt: , Dan zullen de rechtvaardigen blinken, gelijk de zon, in het koninkrijk des Vaders. Die oren heeft om te horen, die hore!" „De goddelozen daarentegen, gelijk het onkruid vergaderd en met vuur verbrand wordt, alzo zal het ook zijn in de voleinding dezer wereld." Dit ^egt Mattheüs in één adem daarbij!

Gezaaid in oneer, opgewekt in heerlijkheid

„Het lichaam wordt gezaaid in verderfelijkheid, het wordt opgewekt in onverderfelijkheid; het wordt gezaaid in oneer, het wordt opgewekt in heerlijkheid; het wordt gezaaid in zwakheid, het wordt opgewekt in kracht. Een natuurlijk lichaam wordt er gezaaid; een geestelijk lichaam wordt er opgewekt."

De begrafenis van de mens is eigenlijk een zeer oneervolle zaak. Men noemt dat doorgaans het bewijzen van de laatste eer. Maar het is onze eer bepaald niet. Wat is dat een vernedering voor de mens, als hij de strijd om het leven heeft moeten •verliezen. Wat is dat een vernedering, als hij gelegd wordt in het stof des doods en als daar zijn kostelijk lichaam, dat zo schoon was gebouwd, geheel onttakeld wordt, geheel tot ontbinding overgaat. Al zijn heerlijkheid vergaat in het graf. Dat is niet alleen oneer, maar dat is ook geheel verderfelijkheid. Het graf is de plaats van het bederf, van het verderf. Daar zit het woord derven in, het woord missen. Dan moet de mens alles missen, wat hij had, alles afstaan. Zijn roem, zijn eer, 't ligt al ter neergeslagen. Schoonheid van haren, sierlijkheid van gelaat, fierheid en welgevormdheid van gestalte, het wordt alles tot de grond toe afgebroken. Eén stuk verderfelijkheid, volkomen zwakheid, afzwakking.

Maar nu de opstanding: onverderfelijkheid, heerlijkheid, kracht. Eeuwig leven, schoon en volmaakt leven, krachtig leven, zonder gebrek: verre, klare ogen, volmaakt gehoor, krachtig en wilskrachtig opstaan en gaan.

Een natuurlijk lichaam wordt gezaaid. Natuurlijk, dat aan de aarde verbonden was en dat kleefde aan het stof. Natuurlijk, dat aan de zonde onderworpen was. Natuurlijk, dat geheel naar de menselijke, tijdelijke, zondige natuur leefde. En een geestelijk lichaam staat op. Dat wil niet zeggen een geest zonder lichaam. Het wil zeggen: een lichaam, dat bestand is en geschikt is om in de wereld der engelen te leven, vaardig, snel, bekwaam, het wil zeggen, dat het bestand is en geschikt is om met God en voor God te leven, dat geschikt is om met God en voor God te leven, dat geschikt is om met de Bruidegom Christus eeuwig te leven.

Zw.

W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 juni 1968

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Hoe en met hoedanig een lichaam

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 juni 1968

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's