Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De duif in de rots

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De duif in de rots

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nabetrachting H. Avondmaal

Mijn duif. zijnde in de kloven der steenrotsen, in het verborgene ener steile plaats, toon mij uw gedaante, doe mij uw stem horen, want uw stem is zoet en uw gedaante is lieflijk.

Hooglied 2 : 14.

De gemeente — en waar zij verkeert

„Mijn duif, zijnde in de kloven der steenrotsen, in het verborgene ener steile plaats."

Wie tegen de hoge wanden van de kerk op de Ossenmarkt te Zwolle opziet, ontdekt daar op regelmatige afstanden onder de dakrand gaten in de wand, waar des

daags gedurig de vele duiven in-en uitgaan. Tegen het vallen van de avond ziet ge daar de duiven een veilige plaats betrekken, hoog boven het bereik van de mensen en van de dieren. En ongetwijfeld zult ge ze daar bij het aanbreken van de dag hun schuilplaatsen zien verlaten.

Zo is het ook de gewoonte in het land, waarop Gods voetstappen liggen, dat de duiven in de kloven van steile en rechtopgaande rotswanden wonen en nestelen. Deze onbeschermde, weerloze dieren kunnen in geval van dreigend gevaar niet beter doen dan hun toevlucht zoeken in de kloven der steenrotsen en dan diep in de donkere verborgenheid van de steile plaatsen zich verborgen te houden voor elke aanval. Deze eenvoudige, slimme vogels weten, dat langs die steile wanden mens noch dier hen kan naderen en dat in ie kloven niemand zich wagen zal. Hier s dus veiligheid. Hier is dus rust voor die ogels.

Met die duiven wordt Gods gemeente vergeleken door de Heilige Schrift zelf. In onze tekst noemt Christus Zijn gemeente, Zijn volk „Mijn duif". In Psalm 74 noemt de Heere Zijn gemeente Zijn tortelduif. In Psalm 68 bezingt de Schrift de schoonheid van de gemeente, als die van een duif, die door 't zilverwit en door 't goud, dat op haar veed'ren zit, beschenen door de zonnestralen, ver in schoonheid uitgaat boven andere vogels. Dan ook is de Heilige Geest, die in de gedaante van een duif op de Heere Jezus is nedergedaald, ook aan de gemeente gegeven. Zo kreeg Gods gemeente metterdaad door de Geest Gods, die op haar daalde, een duivenaard. De duiven worden door de Schrift geroemd om hun oprechtheid, hun onschuld, hun argeloosheid, hun vreesachtigheid, hun zachtheid, hun reinheid, hun schoonheid, hun trouw. Wat het laatste betreft, hoe hokvast zijn ze. Zet ze neer waar gij wilt, brengt ze waar gij wilt, maar zij zullen zekerlijk naar hun hok terugvliegen. Ook is het bekend, dat een duif zich houdt aan het dier, waar hij zich eenmaal aan gepaard heeft.

Welnu, zo is het ook alles met het volk Gods. Christenen zijn eveneens oprecht als de duiven. Hoe erkennen zij voor God en voor de mensen hun schuld, eerlijk en onomwonden. Zo oprecht zijn ze, dat de Heere zegt: „Het zijn kinderen, die niet liegen zullen." Zij zijn zo onschuldig, als zij gewassen zijn door Christus' bloed, dat zelfs de Heere geen zonde in Jacob ziet en geen overtreding in Israël. De liefde denkt geen kwaad. Zo is een recht christen ook niet kwaaddenkend, argeloos gaat hij door het leven! Waar zij niet argeloos in zijn, dat is voor de Boze en voor het boze, daar zijn zij zeer bevreesd voor.

En dan, wat zijn ze zachtmoedig en wat beminnen zij de reinheid. Zij kunnen in de harde wereld niet leven en zij kunnen in de onreine wereld niet leven. Rein zijn zij door het bloed en de Geest van Christus, waardoor zij ook een schoonheid dragen, zoals de wereld niet kent en niet vertoont. Voorts is ook een recht christen trouw aan zijn God. aan Diens leer, aan Diens kerk. Het is kortom een volk, dat alleszins de duivenaard vertoont. En waar er voor dat volk hier op aarde nergens plaats is, waar zij vervolgden zijn om der gerechtigheid wil. daar vindt dit volk altijd een toevlucht. Het is er zelfs op aangewezen. Christus is de Rotssteen waarin zij schuilt. In allerlei beelden vindt gij dat terug. Nu eens in dat van de ark van Noach. Dan weer in de veren van de klokhen^voor haar kuikens. Dan weer in de rots, waarin Mozes verborgen werd ten dage van het onweer. Dan weer in de rots, waarin Elia verborgen werd voor de aardbeving, voor de storm en voor het vuur. Zo weet de kerk, het volk Gods, in allerlei ontij en tempeest ervan, om te schuilen in de rots, om te toeven in het verborgene van een steile plaats. Daar schuilt ze voor de gramschap Gods, voor het woeden van satan, voor de aanvallen der wereld, voor de pijl, die des daags vliegt, voor het verderf, dat in de middag verwoest. Ze schuilt daar in de ongunst der tijden, in dure tijd en hongersnood, ook in dagen van oorlogen en van geruchten van oorlogen, in dagen van vervolgingen. Elisa was in die schuilplaats, toen de Syriërs Dothan belegerden.

En zij hebben het in die kloven der steenrotsen en in het verborgene ener steile plaats zo goed. Weet ge wel, waarom zij het daar zo goed hebben? Omdat de Heere aan hen gedenkt in al hun lijden. Hij ziet ze in hun schuilplaats en in hun schuilhoeken in de steile plaats en Hij spreekt ze daar toe. „Mijn duive!" zo zegt Hij tot hen. Wat is dat troostend, dat, als ieder zich tegen Gods kerk keert, Hij zelf hen aanneemt en dat Hij Zelf hen als Zijn eigendom bestempelt. En dat Hij in de verborgenste schuilhoeken hen weet te vinden en dat Hij daar, juist daar, aan hen gedenkt.

Christus' nodiging en Zijn vriendelijkheid

Hij spreekt haar niet alleen aan, Hij noemt die duif niet alleen Zijn duif, maar Hij spreekt haar ook goede woorden toe. Reeds het noemen van haar naam en dat mijnende is al zo groot. Als een moeder of een vader een kind aanspreekt als „mijn kind", dan behoeven daar al niet veel goede en vertroostende woorden aan toegevoegd te worden. Dan voelt een kind zich al zo gerustgesteld en zo veilig. Zo voelt de kerk Gods zich ook zo gelukkig, als de Heere tot haar of tot één van haar leden zegt: „Mijn duif".

Maar wat zegt Hij meer tot hen? „Toon mij uw gedaante, doe mij uw stem horen." Ge schuilt dan weg voor de wereld en haar aanvallen, ge schuilt dan weg voor de satan en voor zijn listige omleidingen — let op dat woord: óm-leidingen — altijd met een boog er om heen — nooit recht op het doel af — ge verbergt u tegen stormwind en tegen onweder, maar zie hier ben Ik. Kom maar voor de dag. Kom maar uit uw schuilplaats. Voor Mij behoeft ge niet te vrezen. Ik zal u geen kwaad doen, want gij zijt Mijne. Ik verkoor u ten eeuwigen leven. Ik wies u in het bloed Mijns Zoons, Ik doopte u met Mijn Geest. Ik zal in der eeuwigheid niet tegen u toornen. „In een klein ogenblik mocht Ik mij dan voor u verbergen, maar met eeuwige goedertierenheid zal Ik u aannemen.' Ik zal in eeuwigheid de Uwe zijn en gij de Mijne. „Toon Mij uw gedaante!" Laat mij uw gebrek zien. uw zwakke gedaante, uw onvermogen tot de strijd, uw weerloosheid en al wat er aan u aan te merken zou zijn, en Ik zal Mij uwer ontfermen. Toon Mij uw gedaante, het wit van uw reinheid, het goud uwer genade en Ik moet u alleen maar roemen om uw schoonheid, ver boven die van andere vogelen. Zo spreekt de Heere de kerk aan, als Hij haar in Christus ziet.

En doe Mij uw stem horen. De stem van de duif is van zo weinig betekenis, het is maar het piepen van een jonge duif en het kirren van de volwassen duif. Het wordt niet eens een lied! Het is ook met al niet krachtig. Van sommige vogels hoort ge de stem op zeer grote afstand, maar van de duif niet. Zo is het ook met de kerk. Zij boogt daargaans niet op haar geleerdheid, niet op haar wereldwijsheid, niet op haar kunstzinnigheid. Ze verstaat alleen de kunst om haar zonden te belijden, haar zonden te betreuren en te bewenen. Zij heeft alleen een stem om Hem aan te roepen, om Hem haar noden te klagen en om Zijn naam en deugden te roemen. Daarin gaat zij wederom allen en alles verre te boven.

En dan zegt de Heere: Doe Mij uw stem maar horen. Ik hoor dat zachte, stille geluid wel, al is er vrijwel niemand, die op u acht geeft. Ik hoor uw stem wel, al zit ge nog zo ver in de spleten der steenrotsen verborgen en in nog zo diep verborgen plaatsen. Doe Mij uw stem horen. Ik zal acht geven op uw klachten. Ik zal acht geven op uw belijdenissen. Ik zal acht geven op uw stille lied:

Neig, o HEER', Uw gunstig' oren. Om mij in mijn angst te horen; 'k Ben ellendig, diep in nood.

Gans van heul en hulp ontbloot. Hoed mijn ziel; Gij zijt almachtig. En ik ben Uw gunst deelachtig.

O mijn God, die mij aanschouwt, Red Uw knecht, die U vertrouwt.

HEER', door goedheid aangedreven. Zijt Gij mild in 't schuldvergeven; Wie U aanroept in de nood, Vindt Uw gunst oneindig groot.

HEER', neem mijn gebed ter oren. Wil naar mijne smeking horen; Merk, naar Uw goedgunstigheên, Op de stem van mijn gebeên!

De waardij, die zij voor Hem heeft

„Uw stem is zoet en Uw gedaante is liefelijk."

Dat de Heere daar nu behagen in vindt, om de stem van Zijn duif te horen en dat Hij daar schoonheid en liefelijkheid

in vindt! Dat is eigenlijk onbegrijpelijk. De stem van andere vogels, dat Hij daar schoonheid in vindt en liefelijkheid, het is te verstaan: de merel, de nachtegaal, de leeuwerik, maar de duif... Neen, dat is onbegrijpelijk. Toch wel, want de Heere hoort in de stem van de kerk het zuchten van de Heilige Geest. Zij heeft dat bidden en dat treuren niet van zichzelf. Zij heeft dat van de Heilige Geest, Die toch met onuitsprekelijke zuchtingen naar God vóór de heiligen en in de heiligen bidt. Zij heeft ook dat roemen in God niet van zichzelf, het is dat geloof, dat haar van Christus gegeven is. Heeft niet Hij met hartelijk smeken en bidden tranen en gebeden geofferd aan God? Heeft Hij niet dankzeggingen gedaan voor Zijn gemeente aan Zijn Vader? Om maar één voorbeeld te noemen: „Vader, Ik dank U, dat Gij dit voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt, maar dat Gij dit aan de kinderkens hebt geopenbaard.'' En als Jezus de Vader lofgezongen heeft, zo heeft Hij dit borgtochtelijk gedaan. Dat wil zeggen voor Zijn kerk. Welnu, die stem van Jezus in bidding en dankzegging en lofzegging hoort God gedurig in de stem van Zijn gemeente. En daarom is het, dat Hij zegt tot die gemeente: , , Doe Mij uw stem maar horen, want uw stem is zoet." Het is Hem zo aangenaam, als Hij dat angstig kirren Zijner duive hoort. Dan wordt Hij met innerlijke ontferming bewogen over haar. Dan rommelt Zijn ingewand. En als Hij dat blijde koeren hoort in geloof en in dankzegging, dan verheugt zich de Heere over Zijn duive en dan is haar stem Hem zoet.

, , En uw gedaante is liefelijk." Reeds hebben wij u daarover iets gezegd, als wij u aanhaalden de woorden uit Psalm 68. Genoeg daar dan nu over!

Keert u eens in tot uzelf. Heeft de Heere u ooit zo persoonlijk, zo mijnend aangesproken? Veel mensen spreken over mijnen door het geloof. Dat bestaat ook, maar het bestaat niet zonder dat mijnen Gods. Zeide de Heere dat ooit tot u? En zag Hij u ooit schuilend, toevluchtnemend in de Rots, Christus? Verkeert gij daarin, is u dat nodig, vanwege des vijands*verschrikking? Is dat uw leven, een vluchtend leven, een schuilend leven? Weet u van die verborgen plaatsen, verborgen bij uw God? Weet u de kloven te zitten in de steenrots? Veel mensen en ook velen, die zich christenen noemen, gedragen zich meer als havikken tegen Gods knechten en tegen Gods volk dan als duiven. Diè gedaante is Gode niet liefelijk, en uw luide gekras met de brute woorden, die gij durft spreken tegen God en tegen Zijn volk, die stem is Hem niet zoet. Een duif moet gij zijn en een duivenaard moet gij hebben. Het is nu eenmaal van tweeën één: gij zijt van de wereld, óf gij zijt van de kerk. De wereld vervolgt de kerk, de kerk vervolgt de wereld niet. En God is de Rotssteen voor de kerk, niet voor de wereld. Aan welke kant staat gij?

Zw.

W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 november 1968

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De duif in de rots

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 november 1968

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's