Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Opgang uit de hoogte

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Opgang uit de hoogte

11 minuten leestijd

Om Zijn volk kennis der zaligheid te geven, in vergeving hunner zonden. Door de innnerlijke bewegingen der barmhartigheid onzes Gods, met welke ons bezocht heeft de Opgang uit de hoogte.

Lukas 1 : 77 , 78

Kennis der zaligheid

„Om Zijn volk kennis der zaligheid te geven, in vergeving hunner zonden." In deze tekst ligt heel het Kerstevangelie, ligt heel de zin van het Kerstevangelie. Het ligt er alles zonneklaar, waarop heel onze overschone en diepe leer gebaseerd is. Volgen wij nu slechts onze tekst op de voet!

Jezus komt tot Zijn volk en Hij komt om Zijn volk zalig te maken. Hij is gekomen tot Bethlehem, dat is gelegen in de stam van Juda. Hij is gekomen tot de stad Davids en tot het geslacht Davids. Zijn geslacht. Zijn stam, Zijn volk! Hij is gekomen tot het volk der Joden, een rest van, een deel van het oude volk Israël, Zijn volk! Terwijl nu Israël van over lange tijden gescheurd en gedeeld was, terwijl het rijk der tien stammen sedert de Assyrische wegvoering nergens meer te vinden was, verstrooid en gedeeld als het was gelijk beenderen aan de mond van het graf, hield toch altijd nog dit overblijfsel, wat gespaard was uit de Babylonische wegvoering, de naam en het volk van Israël op. Hoezeer dit volk gedecimeerd was en hoezeer het verbasterd was door de samensmelting der Samaritanen, het was toch altijd het volk van onze Heere Jezus Christus. Dit was het overblijfsel naar de verkiezing der genade eens in de dagen van Zerubbabel, van Ezra en Nehemia. Dit was het overblijfsel, dat ten tijde van Jezus' geboorte nog bestond. Zijn volk!

In dit volk vinden wij, schoon sterk verhuld en verborgen, toch duidelijk onderscheiden van de grote massa een volk, dat in het bijzonder het volk van Gods barmhartigheid mocht heten. Van dit volk gold het woord van Johannes 1 : 11 en 12 en 13: Hij is gekomen tot het Zijne en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen. Maar zovelen Hem aangenomen hebben, die heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijn naam geloven; welke niet uit den bloede, noch uit de wil des vleses, noch uit de wil des mans, maar uit God geboren zijn."

Dit volk vinden wij rondom Bethlehem in de velden van Efratha, in het gebergte van Juda, in Jeruzalem, in Galilea en zelfs straks in Samaria en zelfs straks ver buiten Israëls grenzen. Jezus komt tot Zijn volk!

Wie zijn zij dan?

Het zijn zij, aan wie Hij de kennis der zaligheid geeft, in de vergeving hunner zonden. Daar ligt de wortel van Christus' werk, dat Hij vindt een volk, dat in schuld en in vloek voor God verloren lag. De eigenlijke kwaal van Gods volk is hun zonde. Daaruit komt alle andere ellende voort. Als hier bij voorbeeld staat, dat Zijn volk verlost moet worden uit de hand zijner vijanden, om Hem te dienen zonder vrees, in heiligheid en gerechtigheid voor Hem, al de dagen zijns levens, dan zijn al deze dingen gevolgen van dat ene kwaad, de zonde. De eigenlijke zaak is, dat de verdoemenis Gods op hen ligt. En tegen dit zwaargeladen woord, „de verdoemenis", gaat lichten de kennis der zaligheid, die Christus gaat geven.

Dit is dan Zijn volk, dat kennis krijgt aan zijn verdoemenis, om dan ook kennis te krijgen aan Zijn genade. De kennis der verdoemenis zal een geschonken kennis zijn, die wij van nature niet met al hebben. Zelfs al hebben wij die woorden menigvuldig in onze mond, dan hebben wij daar toch voor ons persoonlijk geen weet van. Wij beseffen niet, dat wij onder het eeuwig oordeel liggen, maar wij gaan dat beseffen, zodra Christus ons daar kennis van geeft. Wij vragen dan ook van na' ture niet om vergiffenis ónzer zonden. Wij verstaan dan ook niet wat de kennis onzer zaligheid inhoudt.

Nu is het de Heere Jezus, die niet alleen de genade geeft, die niet alleen de schuldvergeving schenkt, maar die daaraan ook kennis schenkt. Dit is geen verstandelijke kennis, geen wetenschappelijke kennis, geen beschouwelijke kennis, maar het is een ondervindelijke kennis, het is een goedkeurende kennis, het is een vertrouwende kennis, een toepassende kennis, waarbij iemand zichzelf aan Hem toevertrouwt, en waarbij iemand het heil op zichzelf leert toepassen. Het is dan ook een zekere kennis, die ver alle wetenschap te boven gaat. Het is een wetenschap des geloofs.

Christus geeft die kennis. Ze wordt niet verkregen door onderzoek, door naarstigheid, door vlijt. Ze wordt wel verkregen onder de middelen der genade, maar niet door de bedienaars dier middelen. Een

mens, een prediker kan de genade voorstellen. hij kan verzekeren, dat God ze geeft die ze bij de Heere zoekt met een boetvaardig hart, maar zo'n mens kan ze niet geven, zo'n prediker kan ze niet meedelen. Dat doet Christus alleen! Daar wordt de kennis der zaligheid gegeven in de vergeving hunner zonden. Zie, dat is een persoonlijke zaak: de vergeving hunner zonden. Dat zal elk voor zichzelf moeten weten, wat zijn zonden zijn. De genadige ontdekking van Christus leert een mens zijn zonden zien, zijn zonden inzien. En de genadige vergeving van Christus vergeeft de zonde, zo, dat de zondaar die zonden van zich af ziet wentelen. Welnu dat is nu Zijn volk, dat kennis aan de genade krijgt, dat zo kennis aan Christus krijgt. Zijn volk!

Innerlijke bewegingen der barmhartigheid

„Dóór de innerlijke bewegingen der barmhartigheid onzes Gods." Of, zoals het ook vertaald kan worden en zoals Calvijn het ook vertaalt: „Door de ingewanden der barmhartigheid onzes Gods." Laten wij het toch niet vergeten, dat alle genade van Christus een zondaar toekomt van de Vader, van de innerlijke bewegingen der barmhartigheid des Vaders. En laten wij het toch niet vergeten, dat Christus Zelf aan Zijn volk, aan Zijn kerk, aan Bethlehem geschonken wordt door God de Vader, door de innerlijke bewegingen der barmhartigheid van onze God.

Laat ons die uitdrukking eens rustig bezien. Zij is het geheim van het Kerstfeest, zij is de vulling van het Kerstfeest. Als u de innerlijke beweging van Gods barmhartigheid wilt zien: zij is in Christus! Hij is het uitgedrukte beeld van Gods Zelfstandigheid, Hij is het afschijnsel Zijner heerlijkheid. Indien gij het geloven kunt: Hij is het welbehagen Gods. Straks zegt Hij bij Zijn omwandeling op de aarde: „Die Mij gezien heeft, die heeft de Vader gezien." Hij toont ons in Zichzelf de Vader en dat is ons genoeg.

Maar nu dan die uitdrukking: „de innerlijke bewegingen van Gods barmhartigheid." Wat wil zij zeggen, vanwaar komt zij? Wij lezen haar in de bijbel, wij lezen haar in de heilige Kerstgeschiedenis. Nooit zou een mensenkind op de gedachte gekomen zijn, om zo diep, zo innig over God te spreken. God doet dit Zelf, Hij spreekt dit zo van Zichzelf.

De Schrift spreekt van de ingewanden Gods, die rommelen van barmhartigheid. De Schrift spreekt van nieren die verlangen. Wij spreken van het hart, dat klopt van warme liefde. Nu, zo is God tot in het diepst van Zijn wezen bewogen geweest over Zijn volk. Het meervoud „bewegingen" wil dunkt mij zeggen, dat God niet alleen eens, van eeuwigheid, bewogen is geweest over Zijn volk, maar dat Hij het bij voorbeeld ook was in de dagen. dat Hij Zijn Zoon schonk aan deze aarde. En ik meen, dat Hij dat keer op keer is over Zijn volk. Onze God is niet een starre, onbewegelijke God, maar Hij is de bewogen God, vol van barmhartigheid. Zo barmhartig, dat Hij aan een volk, in doem en schuld verloren. Zijn Enige, Die Hij liefheeft, schonk. Hij heeft medelijden met een volk, dat zich door moedwil in de zonde stortte en dat door de zonden aan allerhande ellendigheid onderworpen was. Hij heeft medelijden met overtreders en ook met de mateloze straffen, die zij zichzelf waardig gemaakt hadden. En behalve de Vader heeft ook de Zoon, die eenswezens is met de Vader, vol van genade en waarheid, zo'n grondeloos mededogen, dat Hij kroon en troon verlaat, om tot dit reddeloze geslacht af te dalen, om zelfs voor hem naar de hel te gaan. Hij heeft daartoe zelf in de Vrederaad Zich aangeboden aan de Vader.

„Gij", zal hij zeggen, „zijt mijn Vader en mijn God, De rotssteen van mijn heil. 'k Zal hem ook stellen [tot Een eerstgeboren Zoon, door al zijn broeders [t' eren: Als koning zal hij zelf de koningen regeren; Mijn goedertierenheid zijn rijkskroon eeuwig stijven En mijn gemaakt verbond met hem bestendig [blijven.

'k Heb eens gezworen bij Mijn eigen heiligheid: „Zo Ik aan David lieg, zo hem Mijn woord [misleid!" Zijn zaad zal eeuwig zijn; zijn troon zal heerlijk [pralen, Zo duurzaam als de zon, zo glansrijk als haar [streden; Bevestigd als da maan; en aan des hemels bogen Staat Mijn getuige trouw te schitt'ren in elks ogen.

De Opgang uit de hoogte

„met welke ons bezocht heeft de Opgang uit de hoogte."

Ik zeide dat ook Christus uit de innerlijke bewegingen der barmhartigheid op aarde gekomen was. Onze tekst zegt dat ook. Met welke innerlijke bewegingen der barmhartigheid ons bezocht heeft Christus Jezus. Voorzien van welke — toegerust met welke. De Vader heeft al de barmhartigheid van Zijn vaderlijke hart meegegeven aan Zijn Zoon, als die op de aarde kwam. Wij kunnen ook dit zeggen. De Zoon is even barmhartig als de Vader, Hij is vol van genade en vol van waarheid.

Zondaars, laat u toch door niets weerhouden om tot Hem te gaan. Hij is vol van mededogen met uw ellendige toestand. Rust op u de eeuwige vervloeking Gods, wacht u het eeuwig oordeel, moet gij ook tijdelijk reeds allerhande straffen en plagen dragen in dit leven, beschuldigen u uw geweten en ook de wet Gods, zijt gij een machteloos gebonden slaaf der zonden, hindert u uw gezelschap van goddelozen, haakt u naar de omgang der vromen en schroomt ge tot hen te gaan? Gevoelt gij u alzo ellendig en eenzaam en zo diep, ongelukkig, gaat tot Hem, gaat tot Hem. Hij kan behoorlijk medelijden hebben met al uw noden. En Hij heeft medelijden tot in het innerlijkst van Zijn wezen, Hij is barmhartig, eindloos goed.

Hij laat het zelfs niet aan u over dat gij tot Hem zult komen. Hij komt tot u. Met welke barmhartigheid ons bezocht heeft. Hij heeft Bethlehem bezocht. Hij heeft Juda bezocht. Hij heeft Israël bezocht. Hij heeft deze aarde bezocht en Hij bezoekt en Hij zal bezoeken hulpeloze schepselen. Hij zal bezoeken Zijn volk, waar dan ook, wanneer dan ook.

De Heere Christus wordt hier genoemd met de weidse naam de Opgang uit de hoogte. Wij zouden verwachten, dat er stond de Nedergang van den hoge, maar neen, er staat en moet staan: de Opgang uit de hoogte. Hier hebt u in één uitdrukking de beide staten van de Middelaar; de staat van Zijn verhoging: Hij gaat op. en de staat van Zijn vernedering: Hij komt van den hoge. Hier is denkelijk gedacht aan de Zonne der gerechtigheid, aan de Zon des heils. Het Griekse woord anatolè betekent zoveel als het land dat naar de opgang der zon ziet, de hemelstreek, die tegenover het westen gelegen is. En nu denkt u terug aan de psalm, die gij daareven gezongen hebt: „Hij zal zijn duurzaam als de Zon, Hij zal zijn glansrijk als haar stralen." Aanschouwt dan de schoonheid van deze Zoon Gods. Hij is de schoonste van de mensenkinderen, zoals Hij verscheen in Bethlehem. Hij is schoon zelfs in Zijn eerste verschijning, schoon als de zon die aan de kim verschijnt. Hij is schoon vanwege Zijn gerechtigheid, vanwege Zijn barmhartigheid. Hij is zo schoon vanwege die verbinding van Zijn beide naturen. Maar Hij is vooral zo schoon, omdat Hij verlicht een in duisternis verkerende wereld, omdat Hij verlicht een iegelijk mens, komend in de wereld. Hij is zo schoon, zoals Hij verlicht Zijn volk, dat in duisternis wandelt en in schaduw des doods.

Maakt u dan op en wordt verlicht, o volk in smart. Gaat naar die plaats, waar nooit een schoner glans verscheen dan nu, door Gods barmhartigheên, Die met ons lot bewogen, Om ons van zond' en ongeval t' ontslaan, Een star in Jacob op deed gaan. De zon des heils deed aan de kimmen staan.

Zw.

W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 25 december 1968

Gereformeerd Weekblad | 27 Pagina's

De Opgang uit de hoogte

Bekijk de hele uitgave van woensdag 25 december 1968

Gereformeerd Weekblad | 27 Pagina's