Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hoge wegen, hoge gedachten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hoge wegen, hoge gedachten

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want Mijne gedachten zijn niet ulieder gedachten, en uwe wegen zijn niet Mijne wegen, spreekt de HEERE. Want gelijk de hemelen hoger zijn dan de aarde, alzo zijn Mijne wegen hoger dan uwe wegen en Mijne gedachten dan ulieder gedachten. Want gelijk de regen en de sneeuw van de hemel nederdaalt, en derwaarts niet wederkeert, maar doorvochtigt de aarde, en maakt, dat zij voortbrenge en uitspruite, en zaad geve den zaaier en brood den eter: lzo zal Mijn woord, dat uit Mijn mond uitgaat, ook zijn; het zal niet ledig tot Mij wederkeren, maar het zal doen hetgeen Mij behaagt, en het zal voorspoedig zijn in hetgeen, waartoe Ik het zende. Jesaja 55:8—11.

Hoge gedachten

„Want Mijne gedachten zijn niet ulieder gedachten en uwe wegen zijn niet Mijne wegen, spreekt de HEERE. Want gelijk de hemelen hoger zijn dan de aarde, alzo zijn Mijne wegen hoger dan uwe wegen, en Mijne gedachten dan ulieder gedachten."

Doorgaans wordt dit woord verstaan als geschreven voor mensen in kommer en druk, dan als hun weg moeilijk en onbegaanbaar is en dan als onherstelbare verliezen geleden werden. Niemand zal er aan twijfelen, dat er in zulke dagen onuitputtelijke troost zal vloeien uit dit machtige Godswoord. Maar dit woord slaat op de goddeloze, die zijn weg moet verlaten en op de ongerechtige man, die zijn gedachten moet verlaten, om zich tot de HEERE te bekeren, zoals wij dat lezen in vers 7. Dan ook slaat het op de ontfermingen Gods en op de menigvuldige vergevingen Gods. En dan komt met het redegevende „want" onze tekst. Tenslotte slaat dus dit woord op het Messiaanse heil. De bekering is een bekering tot Hem en de menigvuldige vergeving is de vergeving van Hem. In Hem, in Christus zijn Zijn gedachten niet als onze gedachten en Zijn wegen niet als onze wegen.

En nu zijn wij aan het punt, waar wij zijn moeten. Het gaat in onze tekst, evenals in heel dit hoofdstuk, over de Heere Christus. Dat kan een mens niet eens nadenken, laat staan bèdenken. Wie kan ooit inkomen in het bestaan van de drieenige God, wie in het bestaan van de eeuwige Zoon Gods, wie in de vleeswording van Gods Zoon? Dat kunnen wij in de verste verte niet nadenken, veel minder bèdenken. Dat is het geheim van Gods bestaan en dat is het geheim van het bestaan van de Messias. Dit is wat God uitgedacht heeft. Ook heel het verlossingswerk, dat de Middelaar op de aarde zou komen doen. Zijn aannemen van ons vlees en bloed, Zijn offerande tot verzoening van zondaren, Zijn leer, die Hij op de aarde zou gaan brengen, als Hij al de Raad Gods ons bekend zou maken, vooral ook Zijn heerlijk heengaan en Zijn werkzaamheid op de troon tot aan Zijn werkzaamheid op de jongste dag, het zijn altemaal de gedachten Gods over de Middelaar. Wij kunnen beter zeggen, dat het een heel samenstel van gedachten is. Zoals de raad Gods over het leven van één enkel mens een wijd vertakt complex van gedachten is, zo is de raad Gods over deze éne Mens Christus Jezus in zeer bijzondere zin een groot en uitgebreid werk van Gods gedachten. Onnaspeurlijk zijn deze gedachten, Goddelijk schoon en diep. De bijbel noemt dat de vredesgedachten Gods.

Daar zijn ook de wegen, die God met een zondaar houdt, die Hij met elke zondaar houdt, die Hij zalig maakt. Die wegen zijn ook met elk mens bijzonder. Al ligt er een algemeen patroon in de bekering van een zondaar, waarin elk mens zondaar wordt voor God en waarin die mens zijn zaligheid en behoud in Christus Jezus gaat zoeken en vinden, dan zijn er toch allerlei wegen en gangen, die daartoe leiden, die daarin liggen en die daarna door een zondaar gegaan worden, die voor hem alleen en apart zijn en die door een ander zo niet gegaan worden. God gaat Goddelijk Zijn gangen in de bekering van een zondaar en God gaat even Goddelijk met elk mens zijn weg.

Dat is toch even een gedachte voor een mens, dat God aan hem denkt en dat God heel zijn bekering en al zijn wegen en gangen daarvoor en daarna heeft uitgedacht. En dat God de wegen van een zondaar doet samenlopen met de wegen van Christus. Want de wegen van een zondaar lopen niet uit op Christus, maar Hij wordt hun Weg. En nu zijn die wegen Gods hoger dan de aarde. Hoger zoals wolken hoog zijn en wat zijn de wolken hoog boven de aarde: de regenwolken, de zomerwolken, de schapewolken, de windveren. Gods wegen en gedachten zijn hoger boven de aarde, zoals de zon en de maan en de sterren hoog zijn boven de aarde — en die zijn hoog, zeer hoog. Hoger zijn Gods gedachten en wegen, zoals de hemel der hemelen hoger is dan de aarde en u leest in de bijbel, dat de Heere Jezus verheven is in de hemelen, ver boven zon, maan en sterren. Welnu, zo hoog zijn Gods gedachten in Christus over een zondaar!

Is het niet om daar stil van te worden? O, laat toch varen alle ketterse gedachten over God, over Christus, over de bekering. Laat toch varen alle aardse, menselijke gedachten over Christus en over Zijn werk. Zet toch van u alle aardsgezindheid, alle wereldgezindheid, alle zondelust. Verheft uw harten tot Christus, die van de hoge hemel gedaald is. Van hoge hemel komt Hij neer!

Hoge zegeningen

„Want gelijk de regen en de sneeuw van de hemel nederdaalt, en derwaarts niet wederkeert, maar doorvochtigt de aarde, en maakt, dat zij voortbrenge en uitspruite, en zaad geve den zaaier en brood den eter."

De Heere vergelijkt Zijn woord, de belofte, van de komst van de Messias, met de regen en de sneeuw, met hun hoge afkomst en met het nut wat zij op aarde doen. De Hebreeuwse tekst kan aldus vertaald worden: „De regen en de sneeuw daalt van de hemel neder en keert derwaarts niet weder dan nadat zij voortbrenge en uitspruite en zaad geve den zaaier en brood den eter, alzo zal Mijn woord ook zijn, het zal niet ledig tot Mij wederkeren."

Wij keren dus terug naar de hemelen en naar de laagste, niet naar de hemel der hemelen, niet naar de sterrenhemel, maar naar de wolkenhemel. Gods gedachten waren hemelhoog, tot in het hoogste der hemelen, maar ook in de laagste sferen

liggen lessen genoeg voor ons. Neem nu de regen, neem de sneeuw. Zij dalen van boven als evenzovele wonderen. Zij dalen af van den hoge, zoals ook het Woord Gods afdaalt van den hoge. Zij komen van God, rein de regen, smetteloos rein de sneeuw, rein en zuiver het Woord Gods. Wie zal het toch wagen de regen en de sneeuw onrein te noemen, wie zal het wagen het Woord Gods onrein te heten!? Zo zegenrijk als de regen voor de aarde is, zo zegenrijk als de sneeuw voor de aarde is, zo zegenrijk is het Woord Gods, als het op aarde komt. Het is alles van de hemel nedergedaald, en het heeft een taak, een opdracht van onze God. Geen regen daalt achteloos neder, geen sneeuw dwarrelt nutteloos of achteloos op de aarde neder. Evenzo kwam het Woord Gods niet nutteloos neder op aarde, zodat al de woorden Gods als evenzovele druppelen waters zijn, als evenzovele vlokken sneeuw. Nu heeft de regen en de sneeuw een taak krachtens het natuurverbond, maar het Woord Gods heeft een veel hoger taak krachtens het genadeverbond. Dit Woord houdt verband met de komst van Christus, met de Persoon van Christus, met het werk van Christus.

De hemel geeft, de hemel bestuurt, de hemel gebruikt èn de regen èn de sneeuw èn het Woord. Wij zien in het één en het ander de herkomst van boven, de hand Gods. De Schrift laat ons in de uitwendige, in de zichtbare dingen de zégen zien. Zij keren niet weer naar boven of zij moeten eerst schatten van zegen gebracht hebben. De aarde wordt dóórvochtigd door de regen, maar evenzeer door de sneeuw. Let u er maar eens op, wat een water de sneeuw geeft en hoe gelijkmatig gespreid de sneeuw ligt en hoe gelijkmatig gespreid de sneeuw het aardrijk bevochtigt. Zij brengt voort. Het Hebreeuwse woord zegt: „Zij kindert". Het is eigenlijk één groot voortbrengingsproces. De aarde is het rijk der geboorten. Daarna spruit het uit. Op het voortbrengingsproces volgt het groeiproces. Het water en de sneeuw deden ontspruiten en zij deden ook uitspruiten. Dan geeft de aarde zaad aan de zaaier en brood aan de eter. Wij mogen niet voorbijgaan aan de gedachte, dat het zaad om te zaaien ziet op de toekomst en ook op de arbeid. De aarde brengt zaad voort eerst opdat aan de toekomst gedacht worde. Wij werken niet in de eerste plaats voor ons brood, ook niet voor de oogst, maar in de eerste plaats voor de toekomst. De oogst is vooreerst voor de nieuwe zaaiing, zij is dan voor de winst, zij is dan voor de eter. God leert zorgen, vooruitzien, dan in levensonderhoud voorzien, dan voor spijze zorgen.

Alzo zal Mijn Woord óók zijn. Let in al deze aardse, stoffelijke zorg Gods, hoe Hij ook geestelijk, in Christus, dè hemelse gave, geeft al wat wij nodig hebben voor de toekomst, voor het leven en voor de spijze. Christus is de hope der heerlijkheid Zijner kerk, Christus is het leven van Zijn volk, en Christus is ook het Brood des levens. Hij is in het Woord in de oude dag nedergedaald uit de hemel, Hij is naar het Woord in de nieuwe dag nedergedaald uit den hoge.

Hij zegenrijker dan water. Hij witter dan sneeuw. Hij voedzamer dan brood.

Zingt beurtelings, en dankt den HEERE, Zingt psalmen onzen God ter ere! Dien God, die, voor het oog der volken, De heem'len dekt met dikke wolken: Die d' aarde kroont met gunst en zegen, En haar besproeit met vruchtb're regen; Die 't gras, door mild' en frisse droppen, Doet groeien op de heuveltoppen.

Hij zendt op aarde Zijn bevelen; Zijn woord loopt snel door 's werelds delen. Hij geeft de sneeuw om 't land te dekken. En tot een zachte wol te strekken; Wier wond're vlokken voor elks ogen, Gods macht en wijsheid klaar betogen: Of strooit weer, ten bekwamen stonde. De rijm, als stuivend' as in 't ronde.

Het weerkerend Woord

„Alzo zal Mijn Woord, dat uit Mijnen mond uitgaat, ook zijn; het zal niet ledig tot Mij wederkeren, maar het zal doen hetgeen Mij behaagt, en het zal voorspoedig zijn in hetgeen, waartoe Ik het zende."

Men is natuurlijk geneigd, om dat Woord, dat uit Gods mond uitgaat, in het algemeen op te vatten. Men ziet het dan als elk woord, dat God spreekt: een scheppend woord; een voorzienigheidswoord; een waarschuwend woord; een vertroostend woord! Vanzelf geldt dit van al zulke Godswoorden. Maar het gaat in heel dit hoofdstuk over de Messias, over de Christus. Hier is gemeend het woord over Zijn komst, het woord over Zijn heil. God heeft dit woord der profetie uit Zijn mond doen uitgaan: Christus en Zijn heil zijn de inhoud en de vulling van dit woord. Het Oude Verbond heeft klaarlijk geweten wie Christus zou zijn en wat Hij zou doen. Het vorige vers zegt het: zich ontfermen en menigvuldiglijk vergeven. Dat is Christus' werk. Dat is Christus' Persoon.

En nu dit woord van de komende Christus, dit woord van Advent, dit woord zou niet ledig wederkeren, maar het zou doen Gods behagen en het zou voorspoedig zijn. En let nu op: dit Adventswoord is niet tot Christus gesproken, maar over Christus tot anderen. Heel het Oude Verbond door, na Jesaja's dagen, heeft het geklonken, opdat een volk van goddelozen zijn weg zou verlaten om zich te bekeren tot de Heere, Die menigvuldiglijk vergeeft. Dat heeft dit Woord gedaan in het Oude Verbond, tot aan de komst van Christus, en ook daarna, de eeuwen door. Dit Woord is niet ledig wedergekeerd. Daar zijn goddelozen bewogen hun weg te verlaten. Daar zijn ongerechtigen bewogen hun gedachten te verlaten. Zij hebben zich bekeerd tot de HEERE. En Hij heeft Zich ontfermd en Hij vergaf menigvuldiglijk.

Dat is de winst, dat is de vrucht van het weerkerende Woord. Als het nu doet, wat Hem behaagt, wat behaagt Hem dan meer dan de bekering van zondaren? Doet dat maar. Bekeert u maar. Verlaat uw weg. Verlaat uw zonden. Verlaat zelfs de gedachten daaraan. De zondige gedachte is de wortel van het kwaad. Wie dus de zondige gedachte verlaat, die verlaat de zonde wel in haar wortel.

Als het Woord doet, wat Hem behaagt, wat behaagt Hem dan meer dan dat een zondaar tot Christus komt? Komt tot Hem, zoekt Hem, terwijl Hij te vinden is, roept Hem aan, terwijl Hij nabij is.

Dat is de winst, dat is de vrucht van het weerkerende Woord. Daartoe zendt de Heere het. Daarin alleen is het voorspoedig: in het verlaten van de zonde — in het komen tot Christus — in het bekomen van de menigvuldige vergeving.

W. L. T.

Zw.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 januari 1969

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Hoge wegen, hoge gedachten

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 januari 1969

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's