Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geloofd en bekend

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geloofd en bekend

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

ofd (BEDIENING en bekend HEILIG AVONDMAAL)

En wij hebben geloofd en bekend, dat Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods. Joh. 6 : 69.

En wij hebben geloofd

Onze tekst is gekozen uit het befaamde zesde hoofdstuk van het Johannes-evangelie. Dat is het hoofdstuk van de vermenigvuldiging van de broden, die een kleine jongen bij zich had, het hoofdstuk van Jezus, die bij storm op de zee wandelde en tot het schip kwam en dan het hoofdstuk van Jezus' grote rede over „het brood des levens" in de synagoge te Kapernaüm. Dit wordt aanleiding, dat velen zelfs van Zijn discipelen, niet meer met Hem wandelden. Dat is een wonderlijke zaak. dat Jezus zo spoedig, na een aanvankelijk geweldige toeloop, Zijn gehoor verloor. De kracht van Zijn genade is ook niet gelegen in de veelheid der mensen en in de veelheid van instemming en bijvalsbetuigingen. Het Evangelie wint veld door verlies en winst heen. Het kruis der ergernis is van meet af het teken, waaronder Gods gemeente ontstaat en het kruis blijft het teken, waaronder Gods gemeente voortbestaat. Het Evangelie schijnt voorbestemd te zijn om tegengesproken en niét geloofd te worden. Dat is van den beginne zo geweest. Het is door de eeuwen zo gebleven. Het zal tegen het einde niet minder, maar veel meer zo zijn. Des te wonderlijker is het, als Petrus als tolk van de andere discipelen - — en onder hen is nog één een duivel ook — mag zeggen: „En wij hebben geloofd!" Het Evangelie is nooit tevergeefs. Het doet altijd wat, het doet altijd ergens wat. Laat ons dan niet schrikken, als in onze tijd velen heengaan, velen van Hém heengaan, van Zijn Evangelie heengaan, van het brood des levens heengaan, velen van de kerk heengaan. Apropos, tot wie gaat men dan heen, als men Jezus verlaat? Tot de Sadduceeën, die weinig geloven en van wie alles mag? Tot de Farizeeën, die veel eisen en weinig bieden? Tot Mozes, die alleen maar naar Jezus terugwijst? Laat dit ons woord mogen zijn en laat dit waar bij ons zijn, dwars tegen veler verzaking en verlating in: , , En wij hebben geloofd!"

Het is een opmerkelijk ding, dat juist Jezus' woord: , , Ik ben het brood des levens", dat juist zijn woord: „Tenzij gij Mijn vlees eet, tenzij gij Mijn bloed drinkt, zo hebt gij geen leven in uzelven', ' dat juist Zijn woord „Die Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt, die blijft in Mij en Ik in hem", genoemd wordt een harde rede, die nauwelijks iemand horen kan. Het is een opmerkelijk ding, dat juist het Avondmaal velen van Jezus doet henengaan. Hier in Johannes 6 gaat de schare, nota bene van Zijn discipelen, van Hem henen. En deze discipelen waren Zijn leerlingen en onder de henengaanden was ook Judas! Het sacrament van het Avondmaal is ook in de Reformatie het stuk geweest, waarop de geesten uiteengingen. Tegenovergesteld gaan vandaag de secten zo overladen alles op de Doop, althans op een bepaalde wijze van bediening van de Doop zetten, dat men ze nauwelijks over het Heilig Avondmaal hoort spreken. Men zij toch gewaarschuwd, dat altijd als één bepaald onderdeel van het geloof zo bovenmate aandacht krijgt en de totaliteit van het geloof uit het oog verloren wordt, of bepaalde andere dingen uit het oog verloren worden, het doorgaans uitloopt op een hénengaan. Dat dan toch krachtig leve in onze harten, bij wat ook henengaat, bij wat ook versplintert en verstuift: „Wij hebben geloofd!"

Het geloof, dat Jezus is de Christus, de Zoon des levenden Gods, heeft in Johannes 6 iets te maken met het eten van het vlees en het drinken van het bloed van Christus en dat is dus met het Avondmaal. Als sommige secten leren, dat in de Heilige Doop de gehele zin van het Evangelie ligt, dan hebben zij daarin gelijk. Maar als zij niet even sterk leren, dat in het Heilig Avondmaal de gehele zin van het Evangelie ligt, dan verzwijgen zij op sacramenteel gebied de helft van de waarheid.

En wij hebben geloofd..., zo zegt Petrus namens de andere apostelen. En wij hebben geloofd, zo zegge onze ziel als het gaat om de Christus, die gezegd heeft: „Tenzij iemand het vlees van de Zoon des mensen eet en Zijn bloed drinkt, zo heeft hij geen leven in zichzelven." Dit geloof in Christus brengt het geestelijk leven, zodat dit geestelijk leven de proef is op het geloof, of dit waar is of niet. Het niet ware geloof gaat zo los van Christus, gaat zo af van Christus. Het ware geloof hangt Hem zo aan, kan niet buiten Hem, leeft nooit los van Hem.

Zo brengt ook het ware Avondmaal vieren, het eten van Zijn vlees, het drinken van Zijn bloed, leven aan de ziel. Het leven, het geestelijk leven, het opleven van het geloof, van de hoop, van de liefde is het bewijs, dat wij recht hebben Avondmaal gevierd. Dan is er wat gevoed, dan is er wat gelaafd, verfrist, versterkt in de mens, namelijk het geloof.

Waar geen geloof is, daar wordt dus door het Avondmaal vieren niets versterkt en daar geschiedt dus, wat het Avondmaalsformulier zegt en wat ook de Schrift zelf zegt, namelijk: „Wie onwaardiglijk eet van dit brood en drinkt van deze wijn, die eet en drinkt zichzelven een oordeel." Men beproeve zich dus, of men het geloof heeft en men betone dus de gehoorzaamheid door van dit brood te eten en van deze wijn te drinken en men zie dan, of dit niet geeft leven, nieuw leven aan de ziel, verlevendiging van het geloof en verlevendiging van de hoop en opscherping in de liefde.

Wij dan hebben geloofd. Calvijn zegt: „De woorden staan in de verleden tijd, maar zij kunnen genomen worden in de tegenwoordige tijd." En wij voegen er aan toe: zij kunnen genomen worden in de toekomende tijd (het zogenaamde perfectum profeticum): wij zullen geloven.

Wij hebben geloofd, wij geloven, wij zullen geloven. Dit is de rechte houding voor de Avondmaalsgang.

En wij hebben bekend

Het griekse werkwoord egnokamen betekent: leren kennen, te weten komen,

inzien, ondervinden. Wij moeten hier dus niet denken aan bekennen in de zin van belijden. Op zichzelf is dit woord van Petrus al een belijdenis en zelfs een heel befaamde belijdenis (vers 68): ..Heere! tot wien zullen wij henengaan? Gij hebt de woorden des eeuwigen levens." En dan ons tekstvers 69: „En wij hebben geloofd en bekend, dat Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods." Dat is een goed ding, als men belijdend tot het Avondmaal mag komen. Heeft ook het Avondmaalsformulier zelf de geloofsbelijdenis niet opgenomen, om die te doen met mond en hart? En heeft het Formulier deze belijdenis ditmaal niet opgenomen in het grote gebed, opdat wij deze belijdenis doen zouden voor God Zelf?

Maar nu dan de eigenlijke betekenis van dit woord: „Wij hebben bekend." Het leren kennen, het te weten komen, het tot inzicht komen, het ondervinden verbinden wij doorgaans aan de dienst van het Evangelie, aan de dienst des Woords. Niemand zal betwisten, dat niet de lering daaraan verbonden moet worden. Maar ligt er niet evenzeer lering in het gebruik der sacramenten? Ligt er niet evenveel lering in het eten van het vlees van de Zoon des mensen en in het drinken van het bloed van de Zoon des mensen? De ervaring, de bevinding des geloofs wordt doorgaans ook sterk betrokken op de dienst des Woords en ook op het privéleven van de mens in de verborgen omgang met God.

Maar ook de Avondmaalsgang geeft een zekere ervaring, een zekere bevinding. Daar wordt een meerdere, een verdiepte kennis verkregen van al het heil, dat in het Evangelie ligt. Het „Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods", wordt daar te meer in verstaan. Het wordt in het Avondmaal, in het eten van Zijn vlees, in het drinken van Zijn bloed verstaan, dat Jezus waarlijk is de Christus, de Zoon des gezegenden Gods. Het wordt daarin gesmaakt, dat de Heere goedertieren is. Het wordt daarin ook gesmaakt waarin Hij goedertieren is en hoe goedertieren Hij wel is. Gaat niet in het sacrament, dat zo bijzonder van de verzoening spreekt in het gebroken brood en het vergoten bloed, heel de bediening der verzoening open voor het geloofsoog? De Doop mag spreken van de reiniging door Christus' bloed en Geest, het Avondmaal spreekt van de offerande der verzoening.

Zo roept het ene sacrament om het andere en kan Gods gemeente zonder één van beide niet zijn.

De bevinding van het Avondmaal geeft evenals die van de Doop een kruisgewijze zegen. Zij geeft een zegen in de verhouding tot de Heere, doet te vaster in Hem geloven, doet te meer van Hem en van Zijn gunst ervaren. Het anker komt in Zijn voldoening te vaster te liggen: „Gij zijt de Christus." En er komt uit de Avondmaalsgang een sterker band aan de medediscipelen en aan de medediscipelinnen. Men wordt zo echt vlees van hun vlees en been van hun gebeente en men wordt zo samen leden van het lichaam van Christus. De lering, de ervaring, de bevinding des Avondmaals doet waarlijk zeggen met Petrus: „En wij hebben geloofd en wij hebben bekend..."

Loof Hem. die u. al wat gij hebt misdreven, Hoeveel het zij, genadig wil vergeven, Uw krankheën kent en liefderijk geneest; Die van 't verderf uw leven wil verschonen, Met goedheid en barmhartigheên u kronen; Die in de nood uw redder is geweest.

Zo hoog Zijn troon moog' boven d' aarde wezen. Zo groot is ook voor allen, die Hem vrezen.

De gunst, waarmee Hij hen wil gadeslaan. Zo ver het west verwijderd is van 't oosten, Zo ver heeft Hij, om onze ziel te troosten, Van ons de schuld en zonden weggedaan.

Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods

Zie hier dan wat er geloofd en wat er bekend wordt, juister gezegd Wie er geloofd en bekend wordt. Laat ons toch bij alle geloofsdrang, geloofswarmte, geloofsbevinding nooit vergeten dat onderwerpelijkheid niet bestaan kan zonder voorwerpelijkheid. Daar kan geen geloof en geen geloofswerkzaamheid zijn zonder het Voorwerp des geloofs. Men legt er in onze kringen zoveel nadruk op: „Wij moeten er maar kennis aan krijgen." Of ook: „Het moet maar persoonlijk gekend worden." Dat zegt men terecht. Maar vergeten wij het toch niet, dat het tot de aard van het geloof behoort, dat dat geloof zich richt op zijn Voorwerp, op Christus. Het moet u toch wel opvallen, dat de befaamde belijdenis van Petrus: „Gij zijt de Christus", nu juist staat aan het slot van Johannes 6, het hoofdstuk over het Brood des levens. Het wil dus dit zeggen, dat heel het door het sacrament versterkte geloof, dat heel het Avondmaalsgeloof uitloopt op een belijdenis van Christus, op de glorie van Christus.

Zegt ook niet het Avondmaalsformulier zelf, dat Christus in de inzetting ons geloof en betrouwen op Zijn volkomen offerande als op de énige grond en fundament onzer zaligheid wijst?

Welnu dan, uit een rechte Avondmaalsviering komt de schoonste Christusbelijdenis voort. Hiér is zij: „Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods." Of zoals een andere lezing luidt: „de Zoon des gezegenden Gods." Hier hebt ge de leer van de eeuwige generatie. Hier hebt ge de twee naturen-leer: Zoon des Mensen, Gods Zoon. Hier wordt de levende God. de Vader, geprezen, gezegend over het zenden van Zijn Zoon. Hier wordt de levende God geprezen, gezegend over het uitnemende offer van Zijn Zoon. Of is dit niet een bevinding des geloofs, bij uitstek aan het Avondmaal verkregen, dat men God de Vader gaat prijzen over het offer van Christus? Eindigt het formulier niet in het: Loof den HEERE, mijne ziel. En zet het formulier niet zijn citaat uit Psalm 103 voort tot het vers: „Gelijk zich een vader ontfermt over de kinderen? " En eindigt het formulier niet met dat: „Die ook Zijn eigen zoon niet gespaard heeft"?

De rechte en geestelijke Avondmaalsviering, het eten van Jezus' vlees en het drinken van Jezus' bloed eindigt in de belijdenis van Christus en in de lof Gods, in de glorie des Heeren. En dat wordt hier in ons hart zo geboren, dat leeft daar door het geloof, dat wordt daar geleerd, ervaren door het geloof.

Het is daarom, dat het onvolprezen klassieke Avondmaalsformulier eindigt met de woorden: „Daarom zal mijn mond en hart des Heeren lof verkondigen, van nu aan tot in der eeuwigheid."

Het is daarom, dat het dankgebed van dat zelfde onvolprezen formulier begint met de woorden: „O, almachtige, barmhartige God en Vader, wij danken U van ganser harte, dat Gij uit Uw grondeloze barmhartigheid ons Uw eniggeboren Zoon... tot een spijze en drank des eeuwigen levens geschonken hebt."

Daar hebt ge de gezegende God en Vader des Zoons!

Daar hebt ge Johannes 6!

W. L. T.

Zw.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 januari 1969

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Geloofd en bekend

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 januari 1969

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's