Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE HAAGSE CONFERENTIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE HAAGSE CONFERENTIE

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de gemeenten was de strijd over kerkorde en belijdenis in volle gang. De classis Alkmaar was in tweeën gescheurd, zodat er twee afzonderlijke classicale vergaderingen gehouden werden. In Rotterdam werd de rechtzinnige ds. Geselius door de vroedschap (stedelijke regering) afgezet. Maar dat was olie op het vuur. De predikant ging volijverig voort met in de „Kruiskerk" voor zijn talrijke aanhangers te preken. Omdat hij beslist weigerde dit na te laten, werd hij in februari 1612 buiten de stad geleid en werden alle samenkomsten buiten de officiële kerkdiensten verboden op straffe van zware boeten. Ook dat maakte van de gereformeerden nog geen remonstranten, want de rechtzinnigen trokken naar plaatsen zoals Delfshaven en Schiedam, waar de zuivere leer gepredikt werd. De overheid streefde tevergeefs naar rust, omdat zij deze rust en orde niet zocht in de weg van het recht, maar in de weg van een leervrijheid, die voor de gereformeerden gelijk stond met een bevordering der godeloosheid.

Hevig verontwaardigd waren de laatsten over de resolutie der Staten van 1610, waarin de vijf artikelen als een belijdenis der kerk werden aangemerkt, een wettige, en waarbij later de bepaling nog werd gevoegd, dat de proponentsexamens moesten afgenomen worden in het bijzijn van twee afgevaardigden der Staten van Holland. Zoals we reeds zagen, meenden de Staten iets te moeten doen aan het groeiende onbehagen bij de gereformeerden: een conferentie zou gehouden worden.

Wat hebben de vrijzinnige staatslieden gehoopt? Zij zagen twee mogelijke resultaten van al die samensprekingen. Men moest óf tot de overtuiging komen, dat men niet zo ver van elkander stond en het zelfs in de grond der zaak met elkaar eens was, óf dat beide opvattingen, als in één kerk bestaanbaar, wederkerig geëerbiedigd moesten worden. Oldenbarnevelt en zijn partij hebben van de diepte van het conflict niet zoveel begrepen. Zij vertrouwden teveel op de oppervlakkige redelijkheid van hun beginselen en op de invloed, die zij door hun overwicht konden uitoefenen.

Hoe zouden de partijen ter conferentie zijn samengesteld? Uitenbogaard mocht er zes uitzoeken. Plancius ook. De eerste vroeg niet naar de kerk en stelde uit eigen volmacht een commissie samen. Maar Plancius. de Amsterdamse predikant, met de zijnen, sloeg een andere weg in. Die van hunnentwege zouden verschijnen moesten de kerk en haar leer vertegenwoordigen. Daarom riepen de mannen, die namens de kerk bij de hoge overheid in Zuid-en Noord-Holland gedeputeerd waren, elke classis op een afgevaardigde te sturen naar Amsterdam tegen 23 febr. 1611. In de oproepingsbrieven stelden zij, dat de afgevaardigden predikanten moesten zijn, die zich met de vijf artikelen niet verenigen konden. Bij het team van Uitenbogaard was het natuurlijk juist andersom. Het werd een vergadering van 16 afgevaardigden, die het gereformeerde zestal aanwezen voor de conferentie.

Vrijdagmorgen 11 maart waren de twaalf predikanten in Den Haag aanwezig. Hommius was wel de aanvoerder van het gereformeerde zestal. Wat verwachtte hij van de conferentie? Hij schreef: „Wat dit colloqium zal geven, de tijd zal het leren. Wij wensen het gesprek, al was het alleen maar hierom, dat er door blijke, dat er waarlijk niet om nietigheden een verschil is, hoewel de remonstranten dit aan de politieke heren willen doen geloven, met welk argument zij de goede zaak zeer veel schade doen. Immers zij maken ons als oproerige mensen bij de politieken gehaat, alsof wij mannen zijn, die niets willen toegeven tot vrede en onze broederen, die een weinig van ons verschillen, niet willen verdragen."

Hoe voelde Uitenbogaard het aan? Hij beschouwde zich als de kampvechter voor de ware leer, schrijvende: „Wij strijden voor de waarheid der kerk, niet om enig gezag op te richten, maar om de vrede en de waarachtige vroomheid te bevorderen." De remonstranten vonden zichzelf de echte gereformeerden. Daardoor was het wel erg moeilijk.

Op de conferentie werd eerst gestreden over de volmacht der zestallen. De gereformeerden zeiden: wij zijn afgevaardigden der classes, wij komen uit naam der kerk, maar wie zijn nu de lastgevers van de remonstranten? Daar zaten de heren mee. Trigland merkt op: „Als men de kerkelijke gedeputeerden had erkend (als afgevaardigden van de kerk) zou men ook de remonstranten hebben moeten erkennen als afgevaardigd door hun principalen, waarmede de bommel uitgebroken en haar lique (geheime vereniging) in het openbaar zou zijn gekomen."

Wat is een bommel? Een prop van een vat, een bom. De bommel is losgebroken, wil zeggen: , , de bedrieglijke toeleg, het geheime plan is aan de dag gekomen". De Staten hebben daarom vastgesteld, dat er alleen maar particuliere personen van weerszijden waren. Zij erkenden Hommius en de zijnen niet, voor wat zij waren: afgevaardigden der kerk. De gereformeerden moesten hierin berusten, doch hielden er aan vast: wij zijn toch kerkelijke afgevaardigden.

Hierna kwam de contra-remonstrantie voor de dag. Dat stuk was bedoeld als een weerlegging van de remonstrantie van Uitenbogaard en de zijnen. De Staten waren er niet eens blij mee, doch na aandringen en aanhouden werd aan de kerkdijken toegestaan het stuk te lezen. Dat kon moeilijk anders, want ook aan de remonstranten was vergund hun stuk voor te lezen.

Wat stond er in die contra-remonstrantie? Ziehier in 't kort haar inhoud.

Eerst zeggen zij: Wij bevinden, dat deze remonstrantie, die wij nog maar korte tijd in handen hebben, anders hadden wij er wel eer op gereageerd, drie dingen inhoudt. Ten eerste verontschuldigen de remonstranten zich tegenover de betichting, dat zij de religie willen veranderen. Maar de contra-remonstrantie zegt: Tot deze beschuldiging hebben zij zelf oorzaak gegeven door het drijven van bijzondere meningen, zonder zich nochtans rond te willen verklaren of ze aan het oordeel der kerk te onderwerpen. Zij maken zich ook verdacht doordat zij zo sterk de herziening van catechismus en belijdenis drijven en doordat zij beweren, dat de leden der synode gedurende de vergadering der synode van hun verbintenis aan de formulieren van enigheid zouden ontslagen zijn. Zijn die catechismus en belijdenis dan gelijk aan Gods Woord? Neen, daar zijn ze in waardigheid niet mee te vergelijken. Maar zulke geschriften zijn nodig terwille van de sekten, die Gods Woord misbruiken en ook tot onderhouding van rust en enigheid in de kerk. Het is dan ook zeer bedenkelijk deze in twijfel te trekken. Het gaat er om dat de Kerk formulieren bezit over de rechte zin van het Woord, waaraan alle kerkedienaars met ondertekening zijn verbonden. Mag men dan nooit bezwaren uitspreken? Dat mag altijd. Maar als iemand iets meent gevonden te hebben tegen Gods Woord, dan moet hij niet beginnen met ditsputen, want dat brengt schade aan de kerk en leidt tot onderdrukking der waarheid. Wat hij wel doen moet? Ter bevoegder plaatse zijn bezwaren uitspreken. Dan kan de leer der kerk en hetgeen daartegen ingebracht wordt aan Gods Woord getoetst worden.

Wat moet er met de verdeeldheid in onze kerken gebeuren? Die moet in het licht van Gods Woord op de wettige kerkelijke vergaderingen onderzocht worden, maar de remonstranten vrezen het oordeel der kerk. Daarom hebben zij — wat wij niet kunnen goedkeuren — de toevlucht tot de overheid genomen. Zij hebben aan haar enige punten overgeleverd, die zij nooit op kerkeraden of classicale vergaderingen hebben medegedeeld, noch naar het Woord Gods hebben laten onderzoeken. Wat willen de remonstranten bereiken? Dat de overheid hun rechtzinnige broederen dwingt, dat zij het gevoelen der remonstranten dulden en ook de aankomende predikanten, die met hen in eenzelfde gevoelen staan, aanvaarden, op hope dat hun remonstrants gevoelen eindelijk de overhand zal krijgen in de gereformeerde kerken dezer landen.

Daar is een tweede stuk in de remonstrantie. waarin de leer ter sprake komt. Welk bezwaar heeft de contra-remonstrantie daartegen? Dit, dat de remonstranten de leer der praedestinatie eenzijdig vooropstellen, hoewel hiervan in de kerken matig en voorzichtig pleegt gesproken te worden. De remonstranten handelen in de weergave van de leer der kerk niet oprecht en te goeder trouw. Zij halen daar dingen uit, die uit onze leer niet volgen, die wij niet toestemmen, nog minder leren. Wat'hun eigen gevoelen betreft, dat geven zij ten dele dubbelzinnig en twijfelachtig weer en ten dele in strijd met Gods Woord en de belijdenis.

Wat leren dan de gereformeerde kerken? Zeven punten geven dit weer:

I. Alzo in Adam het ganse menselijk geslacht is gevallen en daardoor zo verdorven, dat alle mensen in zonden ontvangen en geboren worden en daardoor kinderen des toorns zijn, die dood liggen in hun zonden, zodat zij niet meer vermogen hebben uit zichzelf om zich oprecht tot God te bekeren en in Christus te geloven dan een dood mens vermogen heeft om zich zelf van de doden op te wekken; dat God uit die val en uit die verdoemenis trekt en verlost een zeker getal mensen, die Hij in Zijn eeuwige en onveranderlijke raad uit louter goedertierenheid naar het welbehagen van Zijn wil uitverkoren heeft om hen door Christus zalig te maken; de anderen door Zijn rechtvaardig oordeel voorbijgaande en latende liggen in hun zonden.

II. Dat voor Gods kinderen te houden zijn niet alleen de volwassenen, die in Christus geloven en voorts waardiglijk naar het evangelie wandelen, maar ook kinderen des verbonds, zolang zij metterdaad niet het tegendeel bewijzen, en dat hierom gelovige ouders, als hun kinderen in hun kindsheid komen te sterven, geen oorzaak hebben om te twijfelen aan hunner kinderen zaligheid. (Vergelijk hiermee art. 17 van hfdst. I der Leerregels en hoeveel voorzichtiger dit gesteld is.)

III. Dat God in deze zijn verkiezing niet gezien heeft op geloof of bekering zijner uitverkorenen, noch op gebruik zijner gaven als op oorzaken der verkiezing, maar dat Hij integendeel, in zijn eeuwige en onveranderlijke raad voorgenomen en besloten heeft, degenen die Hij naar zijn welbehagen ter zaligheid verkoren heeft, het geloof en de volstandigheid in de godzaligheid te verlenen en alzo zalig te maken.

IV. Dat Hij tot dien einde hun gegeven heeft Zijn eniggeboren Zoon, die Hij in de kruisdood heeft overgegeven om zijn uitverkorenen zalig te maken, zodat, hoewel Christus' lijden als dat van de eniggeboren en eenswezige Zoon van God genoegzaam is tot betaling van aller mensen zonde, dit nochtans volgens Gods raad en besluit alleen in de ware uitver-

korenen en ware gelovigen zijn kracht heeft tot verzoening en vergeving der zonden.

V. Dat voorts tot dit einde God de Heere zijn heilig evangelie laat prediken en dat de Heilige Geest uitwendig door die prediking en inwendig door een bijzondere genade zo krachtig werkt in de harten der uitverkorenen Gods, dat Hij hun verstand verlicht, hun wil verandert en vernieuwt, wegnemende het stenen hart en gevende een vlezen hart, in zulker voege, dat zij daardoor niet alleen macht ontvangen om zich te kunnen bekeren en te kunnen geloven, waar ook metterdaad en gewilliglijk zich bekeren en geloven. (God werkt niet alleen het kunnen geloven, doch ook het geloven zelf.)

VI. Dat degenen die alzo verlicht, wedergeboren en vernieuwd geworden zijn, door diezelfde kracht des Heiligen Geestes, waardoor ze aanvankelijk bekeerd zijn zonder enig toedoen hunnerzijds, ook gestadiglijk alzo worden onderhouden en bewaard, dat alhoewel hen de zwakheden des vleses aanhangen, zolang zij in dit leven zijn, en zij somtijds in zware zonden vallen, nochtans de Geest der heiligmaking in hen de overhand behoudt, zodat zij het, hun eens geschonken ware geloof en de aanneming tot kinderen Gods nimmermeer geheel en al, noch ook ten einde toe kunnen verliezen.

VII. Dat evenwel de ware gelovigen uit deze leer geen oorzaak nemen van zorgeloos de boze lusten van hun vlees te volgen, dewijl „het onmogelijk is, dat degenen die Christus door een waar geloof zijn ingeplant, niet zouden voortbrengen vruchten der dankbaarheid". Juist het tegendeel geschiedt. Hoe meer zij zich verzekerd houden en verstaan, dat God in hen werkt beide het willen en het vol-brengen naar Zijn welbehagen, des te meer werken ze in vreze en beven hun zaligheid uit, dewijl zij weten dat dit het enige middel is, waardoor het God belieft hen staande te houden en ter zaligheid te brengen, waartoe Hij ook in Zijn Woord allerlei vermaningen en bedreigingen gebruikt. Want dat doet Hij niet om hen te doen wanhopen of te doen twijfelen aan hun zaligheid, maar om een kinderlijke vrees in hen te verwekken en Hij doet dit uit aanmerking van de zwakheid huns vleses, waardoor zij noodzakelijk zouden moeten vergaan, tenware dat de Heere hen door Zijn onverdiende genade staande hield, want ook dat zij waken en bidden en ten strijde bereid zijn, dat hebben zij niet van zichzelf, maar alleen van de H. Geest, die hen door een bijzondere genade hiertoe bereidt en alzo krachtiglijk staande houdt.

Dat was het tweede stuk van de contraremonstrantie. De leer der praedestinatie wordt in infralapsarische zin, nauw aansluitend aan de Schrift, voorgesteld. Welke harde uitdrukkingen zijn hier nu in? Dit was immers het verwijt der remonstranten, dat sommigen zo hard van God spraken. Wat zal nu gaan blijken? Dit zal gaan blijken, dat de remonstranten niet de harde uitdrukkingen alleen, doch de hele belijdenis van de vrije genade verwerpen. Zij erkennen, belijden en prediken niet. dat onze zaligheid alleen aan Gods genade te danken is, maar prediken de mens en zijn kracht, die met hulp van God veel vermag. De remonstranten leerden een helpende genade, maar wilden de schijn bewaren van de souvereine genade te belijden. Daar zijn ook in onze dagen veel remonstranten, die gereformeerd willen heten.

De contra-remonstrantie heeft nog een derde stuk, maar dat bewaren we voor de

volgende keer.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 februari 1969

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

DE HAAGSE CONFERENTIE

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 februari 1969

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's