Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Hogepriesterlijke bede

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Hogepriesterlijke bede

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dit heeft Jezus gesproken en Hij hief Zijn ogen op naar de hemel, en zeide: Vader, de ure is gekomen, verheerlijk Uwe Zoon, opdat ook Uw Zoon U verheerlijke: gelijkerwijs Gij Hem macht gegeven hebt over alle vlees, opdat al wat Gij Hem gegeven hebt, Hij hun het eeuwige leven geve. Joh. 17 : 1-2

Jezus' bede

„Dit heeft Jezus gesproken, en Hij hief Zijne ogen op naar de hemel en zeide: Vader...

„Dit heeft Jezus gesproken: Ziet, de ure komt, en is nu gekomen, dat gij zult verstrooid worden, een iegelijk naar het zijne, en gij Mij alleen zult laten." Wij hebben hier dus het gebed dat Jezus bidt na de lijdensaankondiging. Er is wel gedacht, dat Hij dit gebed gebeden heeft ter gelegenheid van het laatste avondmaal, inderdaad geeft het verband daar grond voor. Jezus leerde Zijn discipelen het Onze Vader bidden. Dat was een gebed, dat alleen Zijn discipelen paste, want Christus kon voor Zich niet bidden: „Vergeef ons onze zonden." Het Onze Vader wordt genoemd het allervolmaakste gebed. Maar hoe volmaakt moet dan zijn het gebed uit Johannes 17? Dit is het gebed, dat de Borg alleen kan bidden en geen mens. Hier en daar vinden wij korte gebeden van Jezus, alsook vermeldingen, dat Hij ging bidden hier en daar, maar een zo omstandig meegedeeld gebed van Hem vinden wij nergens. Dit wordt genoemd het Hogepriesterlijk gebed, dat de Hogepriester onzer belijdenis bad voor Zichzelf en voor de Zijnen, hoewel de naam Hogepriesterlijk gebed in de bijbel zelf niet voorkomt. Johannes 14 tot 16 schijnen aan de avondmaalstafel gesproken te zijn. Johannes 13 geeft de voetwassing, het avondmaal en de voorzegging, dat Judas Hem verraden zal. Dat wij dit gebed zo volledig hebben, zal wel zijn doordat dus alle discipelen aan de dis dit Hem hebben horen bidden. Zij hadden het ook allen gezien, dat Hij Zijne ogen ophief naar de hemel. Nu Hij dit alles gezegd heeft: Uw hart worden niet onroerd — de ware wijnstok — de belofte van de Trooster — nu hief Hij Zijn ogen op. Wat is dat een plechtige houding: bidden met ten hemel geslagen ogen. Wij slaan onze ogen neer en sluiten ze als teken van nederigheid, van deemoed. En dat is goed, dat past ons nietige zondaren. Een enkele maal leest gij dat een psalmist zijn ogen ophief naar de bergen. Hoezeer past dit echter de Zoon, om kinderlijk en vol vertrouwen Zijn ogen op te heffen naar de hemel. Meermalen lazen wij deze houding van Hem, bijvoorbeeld toen Hij stond voor het graf van Lazarus. Het is de fijnzinnige Johannes, die zo veel op Hem gelet heeft, wien deze houding was opgevallen. Hier staat de Zoon voor Zijn Vader temidden van Zijn discipelen aan de dis des verbonds en Hij spreekt tot Zijn Vader, verheven, hartelijk, eerbiedig en zo vol vertrouwen. Hier staat Christus temidden van de Zijnen, van Zijn knechten, van Zijn volk, van Zijn gemeente, biddend voor Zich en voor Zijn kerk. Straks zal Hij bidden ook voor degene, die door hun woord in Hem geloven zullen. Daar verschijnt dus achter de discipelen de hele kerk, die dan ook begrepen is in dit hogepriesterlijk gebed. Hier staat dus de Christus temidden van Zijn kerk, als een hemeltolk, biddend voor Zijn volk. En Zijn gebed is bewaard onder ons tot op deze dag. En Zijn gebed doet kracht onder ons tot op deze dag.

Het is merkwaardig, dat deze tijd beslag legt op één uitgeknipte bede uit dit ganse gebed en dan nog op een gehalveerde bede: „opdat zij allen één zijn."

Laat ons echter voor alle dingen letten op het borgtochtelijke van heel dit gebed. Jezus bidt dit aan de tafel. Jezus bidt dit aan de ingang van Zijn lijden. Jezus bidt dit voor een schuldig en doemwaardig volk. Dat kan ons eerst recht ootmoed leren, dat kan ons doen verstaan, dat er geen enkele eenheid onder de mensén en ook niet in de kerk kan zijn dan in Christus en dat onder schuldige en ook door Hem verzoende en gereinigde mensen.

Hoe behoren ons aller ogen geboeid te zijn door de verheven blik van een biddende Hogepriester met opgeslagen ogen.

jke bede Hier staat de Zoon voor de Vader voor dat het lijden begint met dezelfde eerbiedige vertrouwensvolle hartelijkheid, waarmee Hij straks aan het kruis Zijn laatste bede zal uitspreken met dat zelfde kinderlijk eerbiedige: „Vader!" Daar heeft Hij het offer volbracht en biedt Zijn ziele Zijnen Vader aan, hier staat Hij op het punt de offerande aan te vangen. En nu bidt Hij omstandig. Het dankgebed na het Avondmaal wordt het vóórgebed voor het offer, dat gebracht moet worden, opdat de kerk wete: Ook ons Pascha is voor ons geslacht.

Let er toch wel op, dat de Vadernaam zo'n belangrijke plaats inneemt in dit hogepriesterlijk gebed. In vers 1 en in vers 5 de naam Vader, in vers 15 Heilige Vader, in vers 21 Vader, in vers 25 Rechtvaardige Vader. Hoe is de Borg worstelend met de Vadernaam en dat doorstrengeld met de heiligheid en met de rechtvaardigheid van de Vader, om voor een van Hem afgevallen mensengeslacht, om voor bastaarden, voor wederhorig kroost kinderrechten, verbeurde kinderrechten te verkrijgen. Hoort Hem pleiten, ziet Hem pleiten met de ogen onafgebroken op de Vader in de hoge gericht. Hoort Hem pleiten op de éénheid van Zijn volk met de Vader, zo hecht als en op grond van de eenheid van de Zoon met de Vader. Eén grote bede is het voor Zijn discipelen, voor Zijn kerk, voor Zijn volk, niet voor de wereld. Merkwaardig, dat Jezus niet spreekt van hun zonden, maar alleen van hun genade, van hun heiligheid door Zijn verzoening, voorbidding en bewaring. Hij stelt als het ware Zijn gemeente voor aan Zijn Vader, als een gemeente zonder vlek en rimpel. Vader - — Heilige Vader — Rechtvaardige Vader!

Jezus' ure

„Vader! de ure is gekomen, verheerlijk Uwen Zoon, opdat ook Uw Zoon U verheerlijke."

Hoeveel malen heeft de Heere Jezus niet

gezegd: „Mijn ure is nog niet gekomen!" Zo lang heeft Hij Zijn Messias-geheimenis bewaard, totdat de ure van het offer gekomen is. Zolang heeft Hij Zijn koningsgeheimenis bewaard, tot dat Zijn kruisgang gekomen is. Dan komt de koninklijke intocht te Jeruzalem. Dan komt Zijn uitroeping tot koning Israëls op het kruis. Dan neemt Hij een moordenaar mee naar Zijn koninkrijk. Dan pleit Hij: „Ik wil, dat waar Ik ben ook die bij Mij zijn, die Gij Mij gegeven hebt." Dan neemt Hij heel Zijn volk mee in Zijn koninkrijk. Zijn ure is gekomen. Wat was dat een belangrijke ure, toen de Zoon des mensen in de wereld gekomen is. Dat was de volheid van de tijd, waar op al de eeuwen zagen, de eeuwen van het Oude Verbond, die vooruit zagen, de eeuwen van het Nieuwe Verbond, die terug mogen zien op een nieuw begin, een nieuwe jaartelling, een tweede schepping, met een tweede Adam. Toch wordt niet van Zijn geboorte gesproken als van Zijn ure, maar nu wel bij Zijn aanstaand sterven. En geen wonder. De grote Verzoendag is aangebroken. En geen wonder. Het jubeljaar is daar, waarop al de verlosten tot Sion mogen wederkeren met gejuich.

De dag is daar, dat eeuwige vreugde op hun hoofd zal zijn, sieraad voor as, vreugdeolie voor treurigheid, het gewaad des lofs voor een benauwde geest. De ure is gekomen, de ure voor de Borg om te betalen, de ure voor de kerk om te worden vrijgekocht. Als de Borg gaat klagen: „O dood'lijk uur, wat hitte doet mij branden", dan mag de kerk juichen: „Het uur van het welbehagen is daar, het uur der minne is geslagen."

Dit ene uur — het uur van benauwdheid, van helse pijn en smart voor de Borg, draagt in zich, opent een eeuwigheid van gelukzaligheid. Christus koopt Zijn bruid tot de ongewone, maar ook onschatbare prijs van Zijn kostelijk bloed. De ure van betaling is daar. Het is de bruidsure der kerk. Dit is de dag, de roem der dagen, die Isrels God geheiligd heeft; Laat ons verheugd van zorg ontslagen, Hem roemen, die ons blijdschap geeft.

„Verheerlijk Uw Zoon, opdat ook Uw Zoon U verheerlijke."

Dat is wel zeer merkwaardig, dat Jezus bidt om Zijn verheerlijking nu het lijden en sterven aanstaande is. Gij weet hoe nauwkeurig de Heere al wat Hem overkomen zou voorziet en voorzegd heeft. Is daar dan verheerlijking in? Het zou mogelijk zijn, dat wij aan verheerlijking moesten denken in al de tekenen en wonderen die zouden geschieden gedurende heel het lijden en sterven. Was het geen verheerlijking van de Zoon, dat gedurende heel de rechtshandel Zijn onschuld bleek en ook bekènd werd? Was het geen verheerlijking dat zelfs de verrader Zijn onschuld moest bekennen? Verheerlijking was er ook in al de tekenen van duisternis, van aardbevingen, van het scheuren van rotsen en van het voorhangsel als door onzichtbare hand. Het behoeft geen betoog, dat de opstanding uit de doden, een grote verheerlijking voor de Zoon betekende. Maar laat ons dicht bij de zaak blijven. Dit is Jezus' verheerlijking: heel Zijn kruislijden, Zijn sterven, Zijn opstanding. Hier, waar Hij Zich een gemeente, een bruidsgemeente kocht door Zijn bloed, waar Hij Zijn Vader een volk weder verwierf, daarin ligt al Zijn heerlijkheid. En deze heerlijkheid is Hem van de Vader... gegeven! Zo staat Hij voor Zijn discipelen, zo staat Hij voor Zijn kerk, zo staat Hij voor ons, onuitwisbaar getekend: de Heere onze gerechtigheid. En één van de groten uit Christus' kerk zegt: „Ik heb mij niet voorgenomen iets te weten dan Jezus Christus en die gekruisigd." Ziet dan de Verheerlijkte van de Vader.

Die ook Zijnerzijds door dit Zijn werk de Vader verheerlijkt heeft. De Vader krijgt Zijn schepping terug, krijgt de mens terug, weer met Zijn beeld, en Hij krijgt de mens terug als Zijn eigen aangenomen volk, dat in alle eeuwigheid Zijn lof zal bezingen.

Ere zij God in hoogste hemelen •— dat gaat nu in vervulling.

Vrede op aarde — dat gaat ook nu in vervulling.

In de mensen een welbehagen - — God heeft op dat geredde en gereinigde schepsel niets meer af te dingen, niets meer aan te merken, Hij heeft nu in dit schepsel een eeuwig behagen.

Ook was Samuël, Op Gods hoog bevel, Biddend voor Zijn volk, Als een hemeltolk; Hij en and'ren meer Riepen tot den HEER', Die met gunstig oren- Hun geroep wou horen.

Gij met hen begaan, Hebt hun wens voldaan; HEER', die naar Uw Woord Hun gebed verhoort, Gij, Gij waart hun lot, Hun vergevend God; Schoon z' ook om hun zonden Straffen ondervonden.

Geef dan eeuwig' eer Onze God en HEER', Klimt op Zion, toont Eerbied, daar Hij woont, Waar Zijn heiligheid Haren glans verspreidt; Heiig toch en t' eren Is de HEER' der heren!

Jezus' heerlijkheid

„Gelijkerwijs Gij Hem macht gegeven hebt over alle vlees, opdat al wat Gij Hem gegeven hebt, Hij hun het eeuwige leven geve."

Hier is dan de heerlijkheid, die de Vader de Zoon gegeven heeft, welke nooit anders kan zijn dan kruisheerlijkheid. Let op wat wij zeggen, om u dit te bewijzen. De mens is vlees geworden door de zondeval, waar hij te voren geest was. Geestelijk mens was hij, vleselijk mens werd hij. „Mijn Geest, zegt de HEERE, zal niet in eeuwigheid met de mens twisten, dewijl hij ook vlees is." Dit zeide de HEERE nadat de zonde zeer de overhand bekomen had op de aarde. En Paulusr de staat van de mens weergevende, zeide: „Doch ik ben „vleselijk", verkocht onder de zonde." En nu bidt Christus en weet Christus, dat Zijn Vader Hem macht gegeven heeft in de raad des vredes en dan nu naar Zijn belofte ook macht geven zal over alle vlees. Dat is over heel dat verdorven menselijk geslacht, dat in schuld en vloek voor God verloren lag. En nu de Heere macht over dat vleselijk verloren geslacht heeft, is de één in Zijn macht, als Jezus het oordeel in handen gegeven is om hem te veroordelen naar Zijn rechtvaardig oordeel, en de ander is Zijn macht om hem te redden en te zaligen naar Zijn welbehagen. Zo ontfermt Hij zich dan wiens Hij wil en verhardt wie Hij wil naar Zijn welbehagen. Hij laat in zijn zonden, wie Hij wil en Hij verlost uit zijn zonden die Hij wil. En de mens vleselijk verkocht zijnde onder de zonde, zal tegen God zijn Maker niets kunnen antwoorden. Zo heeft dan de Vader de Zoon macht gegeven over de gehele wereld, zelfs zo, dat de wereld die Hem niet kent en erkent, nochtans aan Hem onderworpen zal zijn.

Daar is echter ook de andere kant aan Zijn macht, die genadige, die barmhartige zijde, die zich openbaart in Zijn barmhartigheid en in Zijn grondeloos ontfermen. De tekst zegt daarvan: „opdat al wat Gij Hem gegeven hebt, Hij hun het eeuwige leven geve". Dat zegt de Heere Jezus in Zijn gebed tot Zijn Vader. Hij weet, dat Hem wat gegeven is van de Vader en Hij weet ook wat Hem gegeven is van de Vader, Hij weet al wat Hem gegeven is van de Vader. Hij kent de gegevenen van de Vader, want zij waren de gekenden van de Vader. En Hij roept de Zijnen bij name. En al wat Hem van de Vader gegeven is, dat zal tot Hem komen en wat tot Hem komt, dat zal Hij geenszins uitwerpen. En al de Zijnen komen tot Zijn borgtocht, komen tot dat volbrachte werk, tot dat volkomen werk van Hem, Wiens werk volkomen is. En aan die gegevenen van de Vader aan de Zoon zal Hij geven het eeuwige leven. O gemeente, de Vader geeft elk, die tot Hem komt, aan de Zoon, Hij geeft elk gelovige aan de Zoon. Hij geeft ze in dat schuldbewust komen tot Jezus en in dat toevluchtnemend komen tot Jezus, in dat gelovig komen tot Jezus. Meent toch niet, dat ge er buiten Jezus n Zijn offer, toegepast aan uw hart, toch el bij behoort.t

En dan geeft Hij hun, die gegevenen des Vaders, het eeuwige leven. Hij geeft ze allen het leven, dat geestelijke leven, eerst in kiem en Hij doet dat leven opbloeien en groeien en ook toenemen tot de volwassenheid. Het eeuwige leven dat is, dat zij Christus kennen en door Hem ook God kennen. Het eeuwige leven, dat is de behoudenis der ziel, dat is de behoudenis des lichaams, nu en voor eeuwig.

aams, nu en voor eeuwig. W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 maart 1970

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De Hogepriesterlijke bede

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 maart 1970

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's