Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ik ben met ulieden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ik ben met ulieden

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

En ziet. Ik ben met ulieden, alle de dagen tot de voleinding der wereld. Amen. Matth. 28 : 20.

En ziet, Ik ben met ulieden

Dat is niet slechts een stijlfiguur, een plechtige aanspraak, ook niet slechts een bijbels spraakgebruik als dit woord, dit wel zeer klassieke woord, begint met de woorden: , , En ziet."

Het vraagt niet alleen aandacht voor wat er nu gezegd wordt, maar het vraagt aandacht voor de toekomst. Het wil zoveel zeggen als: Let er maar altijd op, dat Ik woord houd. Het roept al de elven tot getuigen, dat Hij beloofd heeft dit aan hen te doen. Het staat er ook in het meervoud: „Ziet!" Gij moogt Mij hier altijd aan houden. En dat behoeft gij zelfs niet te doen, let er alleen maar op, dat Ik u dit doen zal.

Dit geldt de elf discipelen. Maar het is in hen ook aan de zeventig discipelen en aan de honderd en twintig gezegd en omdat zij niet tot de voleinding der wereld konden leven, is het ook gezegd aan degenen, die dit werk van hen zouden overnemen en die dit werk zouden voortzetten tot aan de voleinding der wereld. Voor deze allen geldt dit woordje „Ziet!" Zij zouden het ervaren, dat dit woord vastehjk bevestigd zou worden en zij zouden het met hun ogen zien, dat de Heere hen en hen allen niet zou begeven, noch hen verlaten. Dat dan de discipelen merken op Zijn woord en dat dan de geslachten der Evangeliedienaars merken op Zijn woord. Het zal stand houden tot het eind der dagen, totdat het alles zal zijn vervuld.

Ik ben met ulieden.

Dit woord heeft evenveel kracht als ééns het woord van God bij de brandende braambos kracht gehad heeft voor Mozes. Dat gold echter één man in zijn zending, dit geldt al de Evangeliedienaren, van de discipelen af, in hun zending. Daar had de Heere gezegd: „Ik zal zijn heeft u gezonden." Daar had de Heere ook beloofd te zijn „Ik zal zijn, die Ik zijn zal". Ik zal onveranderlijk voor u zijn, Mozes, de getrouwe, de God des Verbonds. Hier zegt Christus iets soortgelijks „egoo meth humoon eimi", of kort gezegd: „egoo eimi". Ik ben. Christus is als Zijn Vader de God van trouw, de God des Verbonds, de onveranderlijke. Hier is hetzelfde woord, wat Paulus later zal schrijven: „Christus Jezus is gisteren en heden dezelfde en tot in der eeuwigheid", maar dan nu een woord uit Zijn eigen mond. Daar bij Mozes is dit woord door de Vader gesproken bij de stichting van het volk Israël als volk, hier bij de discipelen is dit woord door de Zoon gesproken bij de stichting van de Christelijke Kerk. Met dit woord kon Mozes zijn taak aan. Met dit woord konden de discipelen hun taak aan. Met dit woord kon Israël ontstaan en bestaan! Met dit woord kon de kerk ontstaan en bestaan! En zo staat daar dan machtig in dit woord „Ik ben" het vaste woord van Christus „Ik zal zijn, die Ik zijn zal!" Gaat gij dan "henen, discipelen, in deze uwe kracht. Gaat gij dan henen, evangeliedienaars, in deze uwe kracht. Gaat gij dan henen, kerk van het Nieuwe Verbond, gemeente van het Nieuwe Verbond, in deze uwe kracht. Christus is uw kracht, in Hem is uw kracht. Hij is uw Boaz — in Hem is kracht.

En dat staat daar dan toch maar boven die gemeente van Christus, boven die gemeente van de levende God: „Ik ben!" Dat is eigenlijk heel de zin van het Evangelie, heel de samenvatting van het voorwerpelijke heil. Daaraan hangt de kerk, daarop steunt de kerk, daarin is de kerk, daaruit leeft de kerk, wie Christus is, wat Hij is, wat Hij voor Zijn volk is. , , Ik ben" en zo lang Hij is, zal ook Zijn gemeente zijn en dat is voor eeuwig.

Ik ben met ulieden.

Al gaat Jezus nu van hen scheiden door Zijn hemelvaart, dan zal Hij ze toch niet verlaten, dan zal Hij door Zijn Geest, door de Trooster, toch met hen blijven. Al is het dat Hij van hen scheiden gaat, dan zal Hij toch door Zijn Geest, door Zijn Majesteit, door Zijn genade en door Zijn waarheid met hen zijn. Voelen wij dat niet, door Zijn Geest, dat Hij, Hijzelf, bij ons is? Voelen wij dat niet door Zijn genade, dat Hij zo geheel bij ons is, Hij Zelf? Voelen wij dat niet ook in Zijn waarheid, die kostelijke waarheid, die wij zo geheel aannemen, die wij zo geheel als de waarheid, als de in ons werkende waarheid, als de ons verlossende waarheid ervaren, dat Hij, Hij Zelf, daarin zo heel dicht bij ons is? En dan die majesteit, ja die is zo over ons als de schechinah, als de Lichtglans Gods in de wolkkolom en als de vuurkolom over Israël was! Niet anders, niet minder dan over Israël!

Ik ben met ulieden.

En vul nu voorts maar in al de eigenschappen van Christus, vul nu maar in al de weldaden van Christus. Zijn hulp is met hen in alle omstandigheden, die hun maar voor mogen komen. In hun zoeken naar de gebieden, waar zij zullen arbeiden, als zij naar altijd weer nieuwe oorden zoeken om er het evangelie te brengen, de Heere tot hun hulp, in hun aanvaarden van nieuwe gemeenten, waarin zij arbeiden zullen, de Heere tot hun hulp. Daar moeten weer harten en oren geopend worden voor hun woord, daar moeten weer weerstanden, die er altijd tegen het Evangelie zijn, gebroken worden. Daar moet van plaats tot plaats het rijk des satans afgebroken worden en dan moet er heel wat vallen, hardnekkige volkszonden, oude ingeroeste vooroordelen tegen het Evangelie, oude vaste heidense gewoonten, die men persé niet bereid is los te laten. En dan moet Christus niet alleen geloofd en aangenomen worden, maar dan moet men Hem gaan dienen. Niet alleen Zijn leer moet geleerd worden, maar ook Zijn dienst moet geleerd en aangenomen worden. Zo moet dat gaan van dorp tot dorp, zo moet dat gaan van landstreek tot landstreek, zo moet dat ook gaan van land tot land, van rivier tot rivier, van zee tot zee.

U weet dat rivieren enorme scheidingen kunnen zijn en zeeën nog veel meer. Overwin dat maar eens. Breng het land beneden de rivieren maar eens tot een leven als boven de rivieren. Breng een land boven de rivieren maar eens tot de gewoonten beneden de rivieren. En zie dan eens over zee: Wat een heel andere wereld, wat heel andere gewoonten en wat een heel andere religie. Van Jezus nu

staat geschreven, dat Hij regeren zal van de zee tot aan de zee en van de rivier tot aan de einden der aarde.

Welnu, , , Ik ben met ulieden". Ik ben u in al dit werk tot hulp, het onmogelijke zal u mogelijk zijn. Denkt aan de gevaren, aan de tegenstand, aan de moeiten en aan het verdriet, dat hun wachtte. Zij zouden toch aller afschrapsel zijn? Degenen, die liegende alle kwaad tegen hen zouden spreken, zouden zelfs menen Gode welgevallig te zijn. En dan zouden zij zonder buidel en zonder male, zonder koffer en zonder portemonnaie, dus alleen met het vege lijf, de wereld ingaan.

In een wereld, die in het boze ligt.

In een wereld, verloren in schuld.

In een wereld, die niet op hen wacht.

In een wereld, waarin zij zijn als schapen temidden van de wolven.

In zo'n wereld niet alléén, maar met Hém, Die alle macht heeft.

Ik ben met ulieden, om u te leiden, in wegen, die gij niet geweten hebt, om u te leren een werk, dat gij niet verstaat, om u te verdedigen, waar gij aangevallen wordt, om uw zaak te bepleiten bij volkeren, bij overheden en machten, om u te schragen in uw lijden, om u te troosten in uw tegenspoeden, in uw pijnen, in uw smarten, om u genade en ook ere te geven bij God en bij de mensen. Ik zal met u zijn in gevangenschappen, zo goed als in uw vrijheden, in uw leer en in uw leven.

Ik ben met ulieden.

Zie nu dit elftal nog eens aan. Wat betekent dit reëel voor hen, dat de Heere met hen is? Met henlieden, dat wil zeggen: met elk van hen. En wat heeft elk van hen een eigen behandeling, een eigen steun nodig. Geheel anders is toch Petrus en geheel anders is toch Johannes! En als nu Christus toezegt met hen te zullen zijn, dan zal Hij elk naar zijn aard bijstaan, een schroomvallige Thomas zal Hij bemoedigen en zodanig een werk geven, waar hem al te veel zwarigheden gespaard zullen blijven. Een ondernemende Petrus echter zal Hij het aan de nodige tegenslagen niet doen ontbreken, omdat dat voor Petrus een behoorlijke rem kan betekenen.

Met ulieden, dat betekent naar elks aard, naar de omvang van elks werk, naar de aard en de moeilijkheden van een ieder van u. Maar met ulieden, dat betekent ook dat uit Zijn hand voor elk de zegen op het werk zal rusten. Zo mag dan elk der elven op Hem terugvallen en op Hem betrouwen, zoals ook in later eeuwen elk van Zijn dienstknechten mag doen.

Prijst de naam van uwen God, 's HEEREN knechten, hier vergaard; Prijst Zijn naam en wijs gebod, Daar g' in 't voorhof staat geschaard, En uw ambt bekleedt met eer In het huis van onzen HEER'.

Israëliërs, looft al t' zaam Uwen God, de God der eer; Loof, Aarons huis, Zijn naam; Huis van Levi, loof den HEER'; Looft, gij allen die Hem vreest, Looft Hem met verheugde geest. Sion, loof met dankb're stem God, uw HEER', die eeuwig leeft. En het schoon Jeruzalem Door Zijn woning luister geeft; Loof Hem voor uw heilrijk lot, Loof al juichend uwen God.

Ziet, Ik ben met ulieden alle de dagen. Alle de dagen kan men natuurlijk ook vertalen door alle dagen. Laten staan zo, want de Griekse tekst heeft alle de dagen. Dat is niet alleen stilistisch mooi gezegd, maar het zet ook de dagen zo mooi op een rij — hen alle. Daar zit wat in. De Heere Jezus zegt niet: Ik zal met ulieden zijn de eeuwen tot aan de jongste dag. Hij zegt ook niet: Ik zal alle jaren met ulieden zijn. Neen, Hij zal met hen zijn alle de dagen. En daar gaat dan dat leven van alle dag voor de discipelen: reizen, preken, zieken genezen, en wat daar alles door deze mensen te doen was. Daar gaat dan het leven van alle dag voor hen die na hen het Evangelie bedienen: studeren, preken maken, preken, catechiseren, huisbezoek doen, ziekenbezoek doen, begrafenissen, kerkelijke vergaderingen. En Hij zal met hen zijn alle de dagen. Wat een troost om al dit werk, maar ook dit werk, niet alleen te moeten doen. En dat Hij nu niet eens een keer met hen wil zijn, als het eens extra zwaar valt, maar' alle de dagen en dat Hij nu in al die takken van arbeid met hen wil zijn. Dat Hij met hen wil zijn alle de dagen wil dan zeker ook zeggen, dat Hij met hen is in droeve dagen, in zieke dagen, in rampspoedige dagen, waarin het Woord, het evangelie, het werk wordt tegengestaan of waarin het woord der prediking geen nut doet, maar ook evenzeer in dagen van een opgewekt geestelijk leven, waarin het Woord Gods in de zielen zo zijn loop heeft. Hij wil met hen zijn in de roerige dagen van godsdiensttwisten, van ketterijen en dwalingen, die de goede leer bestoken. Hij wil met hen zijn in de rustige, stille dagen, waarin de beekjes der rivier rustig kabbelen en waarin de beekjes der rivier verblijden de stad Gods.

Kortom, alle de dagen van dit niet ijdele leven der kerk!

Tot aan de voleinding der wereld. Er staat niet kortweg: tot aan het einde der wereld. Het woord ..sunteleia" wil dan ook bepaald zeggen de „voltooiing" der wereld. Dit is tenslotte nog een schone trek van onze tekst. De wereld gaat wel naar het einde, maar het is Gods wereld, waarin Christus een werk doet. Hij vergadert uit het gehele menselijke geslacht Zich een gemeente tot het eeuwige leven, van het begin der wereld tot aan het einde. Ik meen niet een totaal-beeld van de functie van deze wereld te geven, als ik zeg, dat de wereld de taak vervult van het kaf, dat het koren beschermt, om dan daarna verbrand te worden, 'k Meen namelijk, dat deze wereld velerlei taak in de raad Gods vervult. Laat het ons genoeg zijn, dat ook deze aarde, ook deze wereld Gods raad moet uitdienen. En tot die raad Gods behoort het bepaaldelijk, dat deze wereld de tijd Gods moet uitdienen en dat zij de Heere Christus Zijn kerk moet leveren. Is dus de laatste uitverkorene toegebracht en toebereid voor de Bruidegom, Jezus, dan is de tijd der aarde volgemeten. Zo lang als Gods dienstknechten arbeiden, blijft Jezus met hen. Is hun arbeid beeindigd, dan zal Jezus zó niet meer met hen behoeven te zijn, omdat dan de wereld tot haar einde zal gekomen zijn.

Tenslotte volgt het woordje „Amen". Het zal waar en zeker zijn. Het is een eedsformule van Jezus op deze Zijn belofte. Het is ook een be-amen van de kerk. Wat Jezus zegt zal zeker geschieden. Wat Jezus zegt, gelooft de kerk, dat verwacht zij van haar getrouwe Heere.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 mei 1970

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Ik ben met ulieden

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 mei 1970

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's