Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Herodes’ dood

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Herodes’ dood

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

En van stonden aan sloeg hem een engel des Heeren, daarom dat hij God de eer niet gaf. Hand. 12 : 23a.

Wij willen heel Handelingen 12 met u behandelen. Dit is een apart hoofdstuk in de Handelingen der Apostelen, een scharnierhoofdstuk, dat staat op de scheiding, waarin het werk van Petrus en Johannes nu verder voor ons verborgen gehouden wordt en dat van Paulus op de voorgrond treedt.

Herodes, met name Herodes Agrippa, die nog maar voor kort een ongeacht man was en die zich nu naar zijn grootvader Herodes laat noemen, treedt in dit hoofdstuk op en hij treedt op als een nieuwe vervolger der kerk. Als Edomiet stamde hij uit Isrels broedervolk, het geslacht van Ezau. En als proseliet had hij zich bij de gemeente van Israël aangesloten. Had zijn grootvader de kindermoord te Bethlehem op zijn geweten, had zijn vader de moord van Johannes de Doper op zijn geweten, deze zou op zijn geweten hebben de dood van Jacobus, de broeder van Johannes.

Hij sloeg zijn handen aan sommigen van de gemeente, om die kwalijk te behandelen. Wat voor kwaad hij hen gedaan heeft, meldt de Schrift' niet. Wij weten echter wel wat verbeurdverklaring van goederen, beboeting, gevangenschap en lijfstraffen voor die mensen betekend kunnen hebben. En dat alleen omdat zij in Christus geloofden. En dat alleen omdat zij christenen waren. Jakobus dan werd gedood met het zwaard. Dat zal wel, evenals bij Johannes de Doper, en halsstraf geweest zijn, en dan denkelijk niet in het openbaar, maar verborgen in de gevangenis. Hier heeft Jakobus, de zoon van Zebedeüs, gekregen wat hem voorzegd was, namelijk dat hij de drinkbeker des Heeren mede zou moeten drinken en dat hij met de doop van Jezus gedoopt zou moeten worden. En dat zo maar in stille eenzaamheid! Het staat er maar zo met een enkel zinnetje van onze Jakobus net alsof God dit haast niet telt. Maar God telt het wel degeüjk. Hij begint er een nieuw hoofdstuk mee, namelijk het hoofdstuk van een nieuwe stroom van vervolgingen. God telt dit wel degelijk, want Jakobus' offerdood wordt de inzet niet alleen tot nieuwe folteringen voor de kerk, maar vooral tot grote machtsdaden Gods vóór Zijn kerk en tégen Zijn vijanden.

Op Jakobus' zwaarddood volgt een in hechtenis nemen van Petrus. Herodes wordt door de gunst van het volk, dat welbehagen schepte in Jakobus' dood, geprikkeld om nu ook Petrus aan te pakken. Dat zal dan de tweede zijn van het drietal kopstukken, dat vallen moet. 't Was in de dagen der ongehevelde broden, dus omtrent het Paasfeest. Wij zijn dus een jaar of een paar jaar na de dood en de opstanding van Christus. Dat loopt echter voor Petrus vorstelijk af. Dat wordt een triumph voor het geloof. Hoewel Petrus door vier maal vier, dat is zestien wachters bewaakt wordt, terwijl er een krijgsknecht rechts van hem de wacht hield en een krijgsknecht links van hem, en terwijl hij zwaar in de ketenen gekneld lag, bevrijdt hem de engel des Heeren. Deze wekt hem, laat hem zich aankleden en zijn schoenen aantrekken, nadat de boeien afgevallen zijn en laat hem volgen. Petrus weet niet of hij waakt of droomt. Na door de eerste en tweede wacht te zijn gegaan, openen zich de ijzeren poorten naar de stad vanzelf. Samen lopen zij één straat ver en dan scheidt de engel van hem.

Aangrijpend is de geschiedenis van Petrus' komst aan het huis van Johannes Markus' moeder. Aangrijpend is het verhaal van de niet kleine beroerte onder de krijgsknechten. Zij vragen zich af wat er toch_ met Petrus gebeurd mocht zijn. Het is alsof er een zekere sympathie uit dit vers klinkt. Herodes ondervraagt de wachters rechtelijk, dat is voor de rechtbank. En hij laat ze wegleiden. Het lijkt wel alsof de wachters nu gevangen gaan.

Wat een enorme mislukking voor Herodes. Hij trekt het zich zo aan, dat hij van Judea naar het andere deel van zijn rijk gaat, namelijk naar Galilea, naar Caesarea, waar hij dan verder maar bleef. Hij heeft deze grandioze nederlaag voor Petrus' God niet kunnen verwerken. Hij heeft zich maar helemaal teruggetrokken naar het noorden, om zijn nederlaag met weer andere besognes te bedekken. Het leek inderdaad, alsof Herodes na deze nederlaag de wind weer mee kreeg. Het leek wel, alsof hij na dit onrecht, aan Jakobus en anderen en ook aan Petrus aangedaan, nu precies allerlei voorspoed kreeg. God laat inderdaad zijn ster rijzen, om hem echter te dieper neer te stoten.

Aan zijn land Galilea grensde het gebied van Tyrus en Sidon. Dat waren van ouds twee rijke handelssteden, aan de zee gelegen. Deze steden hadden echter hoegenaamd geen achterland. Dit bestond slechts uit een smalle kuststreek, gelegen tussen het Libanongebergte en de kust. Het was bovendien een onvruchtbare vlakte, zodat Tyrus en Sidon voor korenaanvoer geheel op Galilea waren aangewezen. Met een eenvoudige boycot kon Herodes dus heel het leven van de beide trotse en rijke handelssteden lamleggen. Nu had op een of andere manier Tyrus en Sidon de toorn opgewekt van Herodes, waarom deze van zins was tegen hen een oorlog te beginnen. Dat nu wilden de Tyriërs en de Sidoniërs tot elke prijs zoeken te voorkomen. Een hoveling van Herodes, een zekere Blastus, overreedden zij om van Herodes vrede te vragen. Herodes, die na de nederlaag der christenen wel wat verkwikking en bemoediging nodig had, bepaalde een dag, waarop die vrede officieel aan het eigen volk en aan de gezanten van de Tyriërs en Sidoniërs zou worden afgekondigd. De koning verscheen in een daartoe speciaal vervaardigde koninklijke mantel van bijzondere schoonheid. Flavius Josephus vertelt in zijn boek Antiquitates, het 19e boek. het 7e hoofdstuk, nauwkeurig deze geschiedenis. Dat kleed heeft aller bewondering afgedwongen. Het ganse volk was verrukt, ook de Tyriërs en de Sidoniërs. die overigens, wat betreft pracht en schoonheid, wel wat gewend waren, zij waren hierover geheel verbluft. Zo verscheen de koning op de koninklijke rechterstoel. Hier moest recht gesproken worden over het volk der Galileërs en over dat van de Tyriërs en de Sidoniërs. Het behoeft geen betoog.

dat Tyrus en Sidon als de afhankelijken van Galilea in het ongelijk gesteld werden en dat de koning, Herodes Agrippa, uit de genadige hoogte dan wel bereid was gratie te verlenen aan de beide steden. De koning had een rede gemaakt, die bij deze gelegenheid gehouden werd, of voorgelezen werd. Dat behoort tot de koninklijke waardigheid, niet alleen om politiek te beoefenen, niet alleen om regeringszaken en beleidszaken af te handelen, maar ook om bij allerlei plechtige gelegenheden redevoeringen te houden. Men zegt ook, dat dit groot gebeuren samenviel met een feest, dat gevierd werd ter gelegenheid van het zoveel-jarig bewind van de keizer van Rome.

Bij deze gelegenheid nu tijdens de rede die de koning hield, werd door het volk op vleiende wijze geroepen: „Een stem Gods en niet eens mensen stem!" Gij weet, dat hooggeplaatste personen altijd mensen rondom zich hebben, die vleiende woorden plegen te spreken. Zeker vorsten hebben altijd met dit slag mensen te doen. Als zij zelf niet zo wijs zijn, om duidelijk de lijn te zien tussen hun kunnen en niet kunnen, dan zouden zij zulke vleierij nog gaan geloven ook en wee hun dan! Nu moet men er ook altijd mee rekenen, dat. de vleier en de lasteraar doorgaans in één en dezelfde persoon wonen. Die u in het aangezicht prijst is doorgaans de man, die zich van u omkerend uw kwaad breed uitmeet. Een geheel onberekenbare grootheid is doorgaans ook de massa van een volk. Onberekenbaar diep is het hart van een mens. Zeker zo onberekenbaar is ook de volksziel.

Van Herodes nu staat, dat hij God de eer niet gaf. Hij heeft zich die goddelijke eer, die God alleen toekomt, laten geven. En hij kon het toch beter weten, want hij was in zekere zin een zoon van het oude volk geworden, hij was als proseliet in Israël ingelijfd. En elke Israëliet kende het grote gebod: „Gij zult de Heere, uw God, liefhebben met geheel uw hart, met geheel uw ziel, met geheel uw verstand en met al uw kracht!" Elke Israëliet wist, dat dit gebod de leidende draad was van de gehele Wet en van de Profeten. Hij heeft het geweten, maar hij heeft het niet gedaan. Op de wijze waarop de keizers van Rome zichzelf goddelijke eer lieten bewijzen, heeft men het ook aan Herodes bewezen en hij heeft het zich laten bewijzen. Hij heeft het anders geweten, hij heeft het beter geweten. Niets heeft hij gedaan, om die goddelijke eer af te wijzen. Hij heeft die eer niet aan God gegeven. En dat te meer, waar hij toch zo'n diep schuldige, zo'n zondige man was. Hij heeft gedood Jakobus, de eerste van de drie voornaamste discipelen en dienstknechten Gods. Hij heeft willen doden Petrus, de wel allervoornaamste dienaar Gods. Dat waren dus twee van de drie teerst beminden van God. Daar kleefde bloed aan zijn vingers. Er kleefde heilig bloed aan zijn vingers. Elke moord, elke doodslag is er één, maar een doodslag op een kind Gods rekent te zwaarder en een doodslag op een kruisgezant van Jezus is een veelvoudige moord. Jakobus had nog zoveel voor Gods Koninkrijk kunnen betekenen en Petrus, die het dan — Gode zij daarvoor de dank — ontkomen is, zou nog voor zovelen iets betekenen.

Herodes is dan wel een eerrover Gods geweest van wel uitmuntende grootheid. Hier is een reus in de zonde, een reus in het kwaad.

Het trots gedrag der bozen doet Mij spreken in 't beklemd gemoed: „Gods vrees is uit zijn ogen"; Wijl hij zolang zichzelven vleit. Tot God zijn ongerechtigheid Niet langer kan gedogen. Bedrog en onrecht spreekt zijn mond; 't Verstand laat na, de ware grond Van 't weldoen op te merken; Des nachts is 't kwaad zijn overleg; Hij stelt zich op een boze weg En schuwt geen snode werken.

Bij U, HEER', is de levensbron; Uw licht doet, klaarder dan de zon, Ons 't heuglijk licht aanschouwen. Wees die U kennen mild en goed. En toon d' oprechten van gemoed Uw recht, waar z' op vertrouwen. Dat mij nooit trotse voet vertrapp', Noch boze hand in ballingschap Ellendig om doe zwerven! Daar zijn de werkers van het kwaad Gevallen in een jammerstaat Waarin zij hulp'loos sterven.

Juist op dat ogenblik — van stonden aan — sloeg hem een engel des Heeren. Er is wel gedacht dat dit een kwade engel zou moeten zijn. De voorbeelden zijn er echter te menigvuldig voor in de Heilige Schrift, waarbij engelen kwaad, dood en verderf brachten. Men behoeft maar te denken aan de verderfengel, die de eerstgeborenen in Egypte sloeg, dat zij stierven. Dan ook was het een engel Gods, die de Assyriërs sloeg. Zo moet het hier een bode Gods geweest zijn, die deze man sloeg. Hij sloeg hem niet, toen hij het zwaard deed trekken tegen Jakobus, hoewel dit gebeuren duidelijk daarmee in verband staat. Het volgende vers toch zegt:

„En het woord Gods wies en vermenigvuldigde." De engel sloeg hem ook niet toen hij Petrus in de gevangenis zette om ook hem te doden. Maar de engel deed dit toen hij zich goddelijke eer liet geven en God de eer niet gaf. Dat vinden wij een minder erge zonde dan de moord van een man. God de eer niet geven, dat is zoveel als God Zijn Goddelijkheid ontzeggen, dat is niet minder dan God dood verklaren. Dat is de oude Paradijs-zonde: Geen God — geen Meester meer! En op dit allergrootste kwaad van Herodes sloeg de engel hem, dat hij stierf. Hij werd terstond van de wormen gegeten. Genomenos skoolebrootos. Het is een letterlijke vertaling. Hij kreeg terstond een hevige en onophoudelijke darmkoliek. Zeer waarschijnlijk waren daar tevoren de sporen reeds van deze ziekte aanwezig. Wat kan er niet huizen onder een prachtig schitterende koninklijke mantel. Wat kan er niet aan ondermijnende kwalen heersen op koninklijke tronen, in koninklijke paleizen. Niets menselijks is toch ook koningen vreemd. Bovendien de zonde werkt zo infecterend. Elke zonde werkt infecterend, zeker ook die van moord, zeker ook die van woeden tegen de godsdienst, die van woeden tegen de vromen. God kan elke ziekte geven op elke zonde.

Die man zit daar zelfbewust, oppermachtig op zijn troon. Hij meent tegen Christus en Zijn Kerk alles te kunnen en te mogen doen. En God is niet vergeten Jakobus' dood, ook niet het woeden tegen de gemeente om die kwalijk te behandelen, ook niet de boze aanslag op het leven van Petrus. En nu treft God hem zelf, midden in zijn glorie, midden in het pompeus gloriëren op zijn troon. Hij werd van de wormen gegeten. Het proces, dat bij een ander plaats vindt na de dood, vond hier bij hem plaats voor de dood. En hij gaf de geest.

Gewis, daar is een God, Die leeft En op deez' aarde vonnis geeft!

Hier wordt een rechter op zijn rechterstoel gevonnist.

Hier wordt een koning op zijn troon aangeklaagd, beschuldigd, veroordeeld en openbaar voor al het volk terechtgesteld door de rechtvaardige Rechter van hemel en aarde.

Het volk ziet hem sterven, hulpeloos sterven. Men hoeft over het eeuwig lot van deze mens geen ogenblik in onzekerheid te verkeren. Deze man gaat verloren, hij zal niet bestaan daar, waar het vrome volk vergaart.

Laat ons hieruit leren, dat het geen onschuldige zaak is als een mens en vooral als een regent God de eer niet geeft. God slaat dat. Laat ons hieruit leren wat een grote zonde het is, om de kerk van Christus tegen te staan of de gemeente van Christus tegen te staan of de ware gelovigen tegen te staan. Ziet toch tot wat een felheid dat kan worden, dat men iemand zelfs naar het leven kan staan.

Laat ons ten slotte nog merken op de triumph van het Evangelie. Jakobus is door Herodes ten slotte maar vroeg naar de hemel geholpen, wat wel zeker Herodes' bedoeling niet geweest is. Petrus is heerlijk vrijgemaakt uit banden en gevangenschap. Zelfs de rampspoedige dood van Herodes deed veler ogen open gaan, zodat het Woord Gods wies en zelfs vermenigvuldigde. En ten slotte namen Paulus en Barnabas de jongen, Johannes Marcus mee uit het huis van Maria. En Maria was een zuster van Barnabas. De goede Barnabas heeft al eens eerder een jonge man opgehaald uit Tarsen, om hem in te leiden in de dienst. Nu weer neemt deze waardige man zijn neefje Johannes Marcus mee om hem op te leiden tot de Heilige Dienst, om hem in te leiden in het werk. Ondanks het woeden der vijanden krijgen jonge mensen lust tot de dienst, die hun het leven kan kosten. En

goede, wijze mannen trekken een jong en aankomend geslacht aan tot het werk.

Alzo wies het Woord Gods en verkreeg de overhand.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 juni 1970

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Herodes’ dood

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 juni 1970

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's