De bekering van Saulus
(3)
En als vele dagen verlopen waren, zo hielden de Joden tezamen raad om hem te doden, maar hun lage werd Saulus bekend; en zij bewaarden de poorten, beiden des daags en des nachts, opdat zij hem doden mochten. Doch de discipelen namen hem des nachts en lieten hem neder door de muur, hem aflatende in een mand. Saulus nu, te Jeruzalem gekomen zijnde, poogde zich bij de discipelen te voegen, maar zij vreesden hem allen, niet gelovende, dat hij een discipel was. Maar Barnabas hem tot zich nemende, leidde hem tot de apostelen en verhaalde hun, hoe hij op de weg de Heere gezien had, en dat Hij tot hem gesproken had; en hoe htj te Damascus vrijmoediglijk gesproken had in de naam van Jezus. En hij was met hen ingaande en uitgaande te Jemza En vrijmoediglijk sprekende in de naam van de Heere Jezus, sprak hij ook en handelde tegen de Griekse Joden; maar deze trachtten hem te doden; doch de broeders, dit verstaande, geleidden hem tot Caesarea en zonden hem af naar Tarsen. Hand. 9: 23-30.
Saulus te Damascus ontkomen
De bekering van Saulus mocht dan in een korte worsteling van drie dagen verlopen zijn, maar ze bracht mee van stonde aan een leven van moeilijkheid, van veel strijd en van nederlaag op nederlaag. De bekering brengt met zich een leven van bekering, een dagelijkse bekering. De bekering brengt met zich een leven van offer en ook een leven van ontbering, van aanvechting, van vervolging om des geloofs wil.
Daar waren intussen reeds vele dagen verlopen, sinds Saulus in Damascus kwam. Saulus had gelegenheid gehad zijn eerste voetstappen te zetten in de gemeente Gods, in de vluchtelingengemeente te Damascus en had ook gelegenheid gehad wat te wortelen in het geloof! Vele dagen!
Het is begrijpelijk, dat zijn bekering ook bekend geworden is bij zijn vrienden. Daar wordt de bekering van een zondaar vaak nog eerder bekend dan in de kerk. Als God een zondaar bekeert, dan bekeert Hij hem ergens naar toe, maar dan bekeert Hij hem ook ergens van af. Als die zondaar zijn aangezicht zet naar het Koninkrijk Gods, dan wendt hij zijn gezicht af van de wereld.
De vrienden hebben dat natuurlijk gemerkt. De hogepriester kreeg zijn brieven niet terug en Saulus kwam niet terug en er kwam geen gevangene mee met de soldaten, die met lege handen uit Damascus naar Jeruzalem keerden. Zij waren er één kwijt uit hun gelederen, die nooit meer terug zou keren. En wat voor één. Een uitermate grote voorstander. Welke een uitermate grote tegenstander zou worden. Ja, aan de andere kant van de tafel zouden zij hem ontmoeten, als gedaagde voor de rechtbank!
Na die vele dagen hielden de Joden tezamen raad. Dat is wat, dat zij tezamen een complete vergadering belegden, omdat er één zondaar bekeerd en van hen afgevallen was. Geen wonder, dat de wereld in beweging komt over de bekering van een zondaar, waar over de bekering van deze zelfde zondaar eerst de hele hemel in beweging gekomen was. De kerk komt niet zo gauw in beweging over haar afvalligen dan de wereld het doet over de hare. Zij beraadslagen niet om hem terug te winnen, omdat zij er wel ten volle van overtuigd zijn, dat daaraan toch niet te denken viel. Waar er niets anders te hopen viel voor hen, besloten zij dan maar terstond om hem te doden. Halve maatregelen kenden zij niet en de vergadering zal wel eensgezind geweest zijn in dit haar ~ordeel. Met zulke ware christenen weet men geen andere weg, het is niet behoorlijk dat zij leven. Zij moeten hier niet zijn, dj moeten daar niet zijn, zij moeten nerqens zijn.
Dat het hun hoge ernst geweest is, blijkt wel uit het feit, dat zij des daags en des nachts de poorten der stad bewaarden. Hoeveel poorten er in die stad Damascus geweest zijn weet ik uitteraard niet, het kunnen er ettelijke geweest zijn in een zo vermaarde stad. Dan wilde dat nogal wat zeggen om van poort tot poort zo niet eens een spion, maar een volledige wacht te zetten en dan niet alleen bij dag, maar dag en nacht. Saulus zelf deelt later mee, dat de koninklijke hoofdman Aretas dat gedaan heeft, volgens Lukas hier dan op verzoek van de Joden. Hier is het Saulus vergaan als eens David, die klaagde dat men hem gejaagd had als een veldhoen op de bergen, dat men hem gezocht heeft als een enige vlo.
Daar staat zo laconiek bij, dat hun lage aan Saulus bekend werd. Hij heeft het dus wèl geweten, dat het om hem en om hem alleen te doen was, dat al dat dagelijkse en nachtelijke rumoer aan alle poorten plaats vond. Daar zal zo iemand als Saulus dan zitten of over de straat gaan. Denkt er vrij aan, dat er ook binnen de poorten naar hem uitgezien werd. En het ging er hun niet om, onj hem slechts in hechtenis te nemen, het .ging er hun om hem te doden.
Wat heeft Saulus van het begin van zijn bekering zijn eigen Wég thuis gekregen. Hij, die de gemeente* God^Vervolgd had, is zelf al zijn leven eön ^o^elvrij verklaarde geweest. Gelooft vrij, da* God aan Zijn volk de zonde wel vergeeft, maar dat elk zijn weg thuis krijgt. Gods volk zondigt niet goedkoop!
Dit was voor Saulus nog maar een begin der smarten.
, , De lage werd Saulus bekend en de discipelen namen hem — des nachts — en lieten hem neder door de muur, hem aflatende in een mand." Daar hebt u de broederen. Wat een zorg hebben zij over deze vogelvrij verklaarde jonge bekeerling. Beschamend en hartverwarmend voor Saulus. Calvijn beijvert zich om de vraag te beantwoorden of zulk een ontsnapping voor het geloof wel geoorloofd was. Wij moeten ons daarover maar niet bezorgd maken. Die discipelen hebben dit wel goed gedaan en Saulus evenzo. Zij hadden ten slotte heel geen poorten nodig en het is wel aardig, als die soldaten van Aretas de poorten nog een tijdje bewaakt hebben... voor niets. Dit is wel geen engelengeleide geweest voor Saulus en misschien toch wel weer ook.
Saulus te Jeruzalem niet aanvaard
„Saulus nu, te Jeruzalem gekomen zijnde, poogde zich bij de discipelen te voegen, maar zij vreesden hem allen, niet gelovende. dat hij een discipel was." Hier hebt gij
een bekend probleem in Gods kerk: het niet voor vol worden aangezien of erger nog: het niet geloofd, het niet aanvaard worden. Daar lijdt menig gemeentelid onder, daar lijdt menig nieuweling in Gods Koninkrijk onder, daar lijdt menig predikant, bijzonder menig beginnend predikant onder.
Staat het nu recht met iemand, dan zal hij dat kunnen dragen en dan zal hem dat niet afschrikken. Degenen, die de gemeente Gods, het volk Gods, of erger nog de rechte leer dan geërgerd de rug toekeren, bewijzen daarmee, dat het bij hen niet recht is, dat zij het ook niet menen. Hoevelen hebben wij op een dergelijke wijze niet zien henengaan. Moet van hen dan gelden het ontzaggelijke woord: „Zij zijn van ons uitgegaan, want zij waren van ons niet"? Daar is zoveel lichtgeraaktheid, die niet dan uit hoogmoed voortkomt.
Men moet als gemeentelid en ook als predikant toch ook nog eens proseliet, aankomeling, kunnen zijn. Het is, dacht ik, wel goed, als de weg naar de kerk en ook de weg in de kerk niet zo'n eenvoudige is, niet zo'n effene is. Het is voor niemand goed, als hem bij zijn inkomst tegelijk de zetel der ere bereid wordt. Wij moeten het met ieder maar eens rustig afzien, het laten overwinteren en laten overzomeren. De beproeving van het geloof is veel kostelijker dan die van het goud.
Zo poogde dan Saulus zich bij de discipelen te voegen. Éénmaal of andermaal of wie zal zeggen hoe vele malen. Zijn hart trok naar deze mensen vanwege hun geloof en vanwege het zijne. Geloof zoekt toch gemeenschap? Geloof kan toch bij zichzelf niet bestaan? Geloof wil toch in een gemeente functioneren? Wie zal zeggen aan hoeveel deuren er dan wordt aangeklopt. Wie zal zeggen bij welke der discipelen Saulus een poging gewaagd heeft. Maar zij vreesden hem allen.
Dat was toch ook geen wonder? Er zijn toch ook zovele spionnen in de kerk Gods geweest, die veinsden het geloof te bezitten, maar die bijoogmerken hadden en die ten slotte het kwaad van de kerk zochten. Saulus had toch ook — en dat niet eens een enkele dag — grotelijks aanleiding gegeven om gevreesd te worden? Dat deze mensen in deze dagen van vervolgingen hem vreesden, is te verstaan. En zij vreesden hem ook allemaal, geen enkele uitgezonderd. Zij geloofden niet, dat hij een discipel was. Ja, dat is de gewone storm, waardoor een beginnend christen heen moet en zeker één, die voorheen openbaar de zonde diende en zeker één, die voorheen een bittere tegenstander was.
En dan komt Barnabas. Deze goede man, deze zoon der vertroosting is meermalen voor Saulus een middel geweest. Hier leidde hij Saulus niet tot de discipelen, tot de gemeente dus, maar tot de apostelen en verhaalde hun wat Saulus op de weg van Damascus wedervaren was en hoe vrijmoedig hij te Damascus gepredikt had. De apostelen, als leidslieden der gemeente hadden iets meer zicht op mensen en daarom ook wat meer durf, om het met a z h M d o een nieuweling te wagen. Er staat niet, dat de apostelen zelf iets antwoordden op Barnabas' pleidooi voor Saulus. Er is bij zulke wijze mensen veel meer het eens aanzien, het eens proberen en met veel mensenkennis weinig zeggen. Dat is een heel wijs ding: niet veel zeggen. Niet gauw een oordeel vormen over iemand en zeker niet gauw een oordeel uitspreken over iemand. En dit is zeker een wijs ding: met een oordeel der liefde over iemand oordelen. Hoeveel zonde moet óns niet vergeven worden, en van hoeveel dwalingen moeten wij niet bekeerd worden, en hoeveel geduld moet men met óns niet hebben? Intussen letten de apostelen goed op Saulus' leer en op zijn leven.
Er staat: „hij was met hen ingaande en uitgaande te Jeruzalem." Dat is de uitdrukking voor het gemeentelijk verkeer, vöör het samen dragen van lief en leed, voor het geestelijke verkeer, voor het gebedsleven, voor het verkeer onder en ïütc Gods Woord. Ziet, hier hebt u de zuiverste toets voor een leraar en voor een toekomstige leraar en ook voor een bekeerling: zich houden aan God, aan Zijn Woord, aan Zijn gemeente, aan Zijn volk, aan Zijn leer, aan Zijn dienst.
Ik ben een vriend, ik ben een metgezel Van allen, die Uw naam ootmoedig vrezen. En leven naar Uw goddelijk bevel. O HEER', hoe wordt Uw goedheid ooit volprezen. Gij doet op aard' aan alle scheps'len wèl. Och, wierd ik in Uw wetten onderwezen.
Gij hebt veel goeds bij Uwen knecht gedaan; Hem, naar Uw woord, gered uit al zijn noden. Leer mij, o HEER', een goeden zin verstaan, En wetenschap, der dwazen waan ontvloden; Wijs Gij mij zelf de weg der waarheid aan, Naardien ik heb geloofd aan Uw geboden. Psalm 119 : 32 en 33.
Saulus naar Tarsen in ballingschap
„En vrijmoedig sprekende in de naam van de Heere Jezus, sprak hij ook en handelde tegen de Griekse Joden".
Saulus moet toch een vrijmoedig man geweest zijn, om nu na al de troubles en strubbels maar weer aan het prediken te gaan. Als iemand nu net met de hakken over de sloot in de gemeente aanvaard is en door de apostelen stilzwijgend aanvaard is, dan is er toch wel moed voor nodig, om te gelijk weer ergens de woordvoerder te worden. Het was natuurlijk zijn beroep om te spreken en om te schrijven. Daar had hij voor gestudeerd. Dat was zijn aard en aanleg. Het was ook zijn roeping geworden na zijn bekering: „Deze is Mij een uitverkoren vat, om Mijn naam te dragen." Hij zegt zelf zijn geheim: „Wee mij, zo ik het Evangelie niet predik." Hij kon niet anders, hij wilde niet nders, hij durfde niet anders. Hij had Jeus de koning der heerlijkheid gezien. Hij ad Jezus, de zin der Schriften gezien. ensen met wat verlegenheid, wat beachtzaamheid, wat voorzichtigheid zijn er ok onder de broederen en zij zijn er ons niet minder lief om. Het meeste werk geschiedt op de achtergrond. Maar voortrekkers als Saulus en Petrus komt vrijmoedigheid wel te pas.
Met wijsheid gaat Saulus niet prediken in de Jeruzalemse gemeente der discipelen, ook niet onder de hem zo welbekende Jeruzalemse Joden, maar onder de diaspora. Joden, de Griekse Joden. Dat was Saulus de Tarser ook zelf. Hier zoekt hij entree te krijgen voor het Evangelie. Let er wel op, dat hij ze niet van stuk tot stuk gaat vertellen zijn bekering, maar Christus Jezus, de Heere, diens naam, dat is diens leer. Een prediker moet niet over zichzelf spreken, hij moet ook niet over zijn hoorders spreken, hij moet ingaan tot hun reële leven, dat is tot hun zonden, tot hun behoeften en hij moet met hen ingaan tot Christus en tot Zijn heil. Dit en dit alleen is de prediking des geloofs, dit en dit alleen is de- prediking naar de bevinding des geloofs. Dan preekt men geen bevindingen, maar bevindelijk. Zo'n prediking treft harten en treft ook het hart van Jezus. Dat werkt tweeërlei uit: het werkt vertedering, vernedering, verootmoediging, geloof óf het werkt verharding, die zich openbaart in onverschilligheid of in vijandschap.
Het laatste was het geval bij die Griekse Joden. Saulus' eerste prediking is niet zo vruchtbaar. Hij moet de zonde van zijn eertijds zelfs in zijn prediking ontmoeten. Ook dat is naar Gods raad. Wij ontmoeten in de prediking zo goed de verwerping Gods als de verkiezing Gods. En wij hebben beiden te eerbiedigen, te aanbidden: „Hij ontfermt Zich diens Hij wil en Hij verhardt die Hij wil". Zij zoeken al weer Saulus te doden. Het wordt het lot van Saulus: prédiking onder de dreiging des doods. Dit wordt zijn leven tot het einde Hieruit is te verklaren de ernst en ook de blijdschap van Saulus' prediking. Zij geschiedde in de schaduw van de dood en in het licht der eeuwigheid.
Ziet hoe teder de broeders — ja nu staat er broeders — zij hebben hem gevonden < —• hem in bescherming nemen, hem wegsturen naar Tarsen en hem voorshands begeleidden niet minder dan tot Cesarea. In Tarsen schijnt Saulus tien jaren geweest te zijn. In de ballingschap zijns Gods. Wij weten daar niets van dan dat Saulus omhoog, omlaag, op berg en dal was in de hand zijns Heeren. En het is wederom Barnabas, die hem na jaren terug haalt tot het verrichten van de apostolische arbeid. In Zijn raad gaat God met de Zijnen ook in onbekende eenzaamheden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 juni 1970
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 juni 1970
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's