Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

TREKKENDE LIEFDE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

TREKKENDE LIEFDE

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

(D

, , Onze wandel, ons vaderland met ons burgerrecht is in de hemelen." < — Wie dat inleeft in het geloof verkeert in voortdurende spanning en voert een zware strijd. Want het betekent immers tegen het tastbare en het zichtbare in, ja, tegen jezelf in te staan en te rusten in de opstandingswerkelijkheid van het Rijk der hemelen. Alles in en om ons hebben we tegen. — Toch wordt die strijd gestreden en komen de hemelburgers — wonderlijk genoeg — tot overwinning, van ogenblik tot ogenblik en door evenveel nederlagen heen.

Daarmee braken we vorige keer onze bespreking van Filipp. 3 af.

Thans willen we nog wat nader ingaan op die strijd. Want daarvan spreekt Paulus — als ik hem goed begrijp — in de verzen 12—14: Niet dat ik het airede gekregen heb of airede volmaakt ben; maar ik jaag daarnaar, of ik het ook grijpen mocht, waartoe ik van Christus Jezus gegrepen ben. Broeders, ik acht niet, dat ikzelf het gegrepen heb. Maar één ding doe ik, vergetende hetgeen achter is, en strekkende mij tot hetgeen voor is, jaag ik naar het wit tot de prijs der roeping Gods, die van boven is in Christus Jezus.

Met de woorden , , niet dat ik het airede gekregen heb of airede volmaakt ben" doelt de apostel allerminst op het streven naar zedelijke volmaaktheid. We mogen bij deze woorden ook niet denken aan een strijd tot heiligmaking, die als een taak voor Gods kinderen ligt. Bij die gedachte zou de verlossing aan Christus worden toegeschreven, maar de heiligmaking geheel of gedeeltelijk aan de verlosten blijven opgedragen. Zo'n leer brengt Gods kinderen weer onder de tyrannie der wet. Men hangt dan heel het leven der heiligmaking op aan de nieuwe natuur, die Gods kinderen hebben ontvangen. En men verzelfstandigt dan die nieuwe natuur. Daartoe komt men, als men een verkeerde wedergeboortetheologie drijft. Gods kinderen zijn wedergeborenen en moeten dat nu ook waar maken. Ja, natuurlijk met behulp van de Heilige Geest. Die moet dan per gratie het sluitstuk vormen. Die moet de open gaten vullen. Maar zo krijgen we dan de werkheiligheid der vromen in optima forma.

Neen, Christus is geworden tot rechtvaardigheid en heiligmaking. Hij laat zich deze eer niet ontroven. Hij wil daarin en zal daarin worden gekend. Niemand zal in de heiligmaking des levens delen en daarin geoefend worden dan alleen in het geloof in Christus. Is de Geest de Geest van Vader en Zoon, dan zal Hij de Gegevene des Vaders doen omhelzen in het geloof tot vergeving der zonden, maar ook met Hem verenigen in beoefenend geloof om in de liefde op Hem te zien, achter Hem aangetrokken te worden en Hem te volgen. Zo alleen zullen waarlijk heilige werken — dat zijn werken op God aan •— in ons leven tot openbaring komen. In een leven van afhankelijkheid en aanhankelijkheid, waarin zeker activiteit is, maar niet die der wereld, doch die van Christus. Was dat alles altijd maar meer verstaan en beoefend, dan zou veler christendom bij de wereld niet in zo'n kwade reuk gekomen zijn.

Maar we keren terug tot de woorden van Paulus. Ze zien dus niet op het bereiken van een bepaalde heiligheidsgraad. Nee, als hij zegt niet te denken dat hij het al gekregen heeft of volmaakt is, dan gebruikt hij deze uitdrukking met het oog op het „inleven in het geloof van de opstandingswerkelijkheid van het Rijk der hemelen". Hij weet zich nog niet gekomen tot het voleind zijn van het geloof; hij is nog niet gekomen tot de volle vervulling, tot de volheid van het geloof. Zijn geloof is nog maar ten dele. Hij heeft te worstelen met de zwakheid van het geloof. Maar ook is hij nog niet gekomen tot het volkomen in het geloof laten gelden van de opstandingswerkelijkheid.

Onder al deze woorden gaat een bepaalde strijd schuil. Want alles in en rondom ons legt er zich op toe om het geloof het leven onmogelijk te maken.

Dat is de strijd van de apostel en van al zijn reisgenoten.

Het is toch altijd weer voor de hemelburgers in nood der ziel om waarlijk het Woord van hun Koning alleen te laten gelden. Als dat waarlijk mag geschieden, dan breekt de vreugde over het heil des Heeren door. Maar hoeveel zwarte wolken van ik- en gemakzucht, van twijfel en aardsgezindheid trekken telkens voor het zonlicht heen. Ook van onkunde. Toch blijft: , , of ik ook moge komen tot het verstaan van en het rusten in de volle heilsheerlijkheid van de uit-opstanding uit de doden." Ik heb het nog niet gekregen en ben nog geenszins gekomen tot de volheid van het geloofsverstaan en het geloofsrusten en het geloofsverwerken van het heil, maar ik jaag daarnaar, of ik het ook grijpen mocht. En — zo gaat Paulus verder — dat kan ik ook niet anders, want

daartoe ben ik van Christus Jezus gegrepen.

Ja, dat zullen we weten, indien we alles schade leerden achten om de uitnemendheid der kennis van Christus Jezus. Namelijk, dat niet wij zijn begonnen, maar Hij ons gegrepen heeft. Wat zouden wij aan Hem hebben gevonden. Geen gedaante noch heerlijkheid is aan Hem voor het natuurlijk hart. Van zijn gerechtigheid zijn we vijand, als degenen, die zich der gerechtigheid Gods niet onderwerpen.

Maar Hij brak ons leven binnen; Hij brak ons de armen en de benen en vertoonde zich dan in zijn weergaloze hogepriesterlijke liefde.

Ja, weten we daarvan niet, dan weten we ook niet van deze strijd, waarover Paulus het heeft. We zullen weten van het gegrepen zijn door Christus om het , , grijpen" van Paulus te begrijpen.

Paulus ziet zich als een atleet, die in de renbaan maar één doel voor ogen heeft: de prijs. Zo jaagt hij naar de kampprijs. Dat is dat hij de hemelse werkelijkheid in het geloof tasten mag en er in rusten mag, tot de enige troost van zijn hart.

Kijkt de renner telkens achter zich, hij is verloren. Zo ook zullen we ons met Paulus hebben af te wenden van hetgeen achter is, dat wil zeggen van hetgeen buiten en zonder Christus is en buiten de kennis van zijn kruis en opstanding. We zullen ons alleen richten op de kampprijs van de boven-roeping van God in Christus Jezus (zoals er letterlijk staat). Dat wil zeggen de roep Gods, waarmee Hij ons van boven af geroepen heeft en naar boven roept, om op Hem te letten: op zijn Rijk, zijn heerlijkheid, zijn Loon, zijn toekomst. Deze liggen niet in het verlengde van deze wereldontwikkeling, maar staan daar loodrecht op. Het is ZIJN gemeenschap, ZIJN heil, ZIJN toekomst, ZIJN heerlijkheid, ZIJN rijk, en niet die van vlees en wereld.

Wij zullen ons met elke vezel van ons bestaan richten op die kampprijs. Maar met hoeveel vezels van ons leven hechten we ons telkens aan de strukturen van het leven der Godsvervreemding dezer wereld!

Wij zullen ons met elke gedachte en begeerte richten op die kampprijj. Maar hoeveel gedachten en begeerten richten zich telkens weer op het zo zijn van z ziin in al de verbanden van ons leven!

Nog eens, het kan een hete strijc! worden. Duizendmaal openen zich daarin de afgronden aan onze voeten. Duizendmaal bespringen ons de onmogelijkheden en schijnt onze nederlaag absoluut.

Hoe wordt dan toch door deze hemelburgers, die in zichzelf zo ontrecht en machteloos zijn, de overwinning bevochten? Hoe is het dan toch mogelijk, dat ze deze strijd uiteindelijk nooit opgeven; ja, dat ze deze strijd ver verkiezen boven de rust van het vlees in deze wereld? Hoe komt het, dat ze in het voeren van deze strijd in zekere zin een ereteken zien? Waar vandaan, dat ze in het geloof met Paulus triumferen in het „Onze wandel, ons vaderland, onze levensvisie en - houding is gegarandeerd in de hemel, in ons burgerrecht"?

Dat alles komt van onze verheerlijkte Koning in zijn eeuwige, hogepriesterlijke, trekkende liefde.

Het is gedood beginsel of voorwerp, dat onze geest geboeid houdt. Het' is de verheerlijkte levende Christus, die zich voor de Zijnen heeft ingezet. Hij doet dat in naam en opdracht van zijn Vader en vervullend Diens wil. Het is de gloed zijner liefde, waarin Hij zich liet verguizen en uitwerpen. Deze liefde is sterker dan het graf en de dood. Deze liefde trekt verlorenen door zijn Woord en Geest uit de ellende van dood en verdoemenis tot zijn kruis en neemt ze mee naar boven. En daarom is het zijn brandende liefde, die ons overmachtig telkens optrekt tot aan zijn voorbiddend hart, die ons overmach-

tig telkens optrekt tot aan zijn voorbiddend hart en ons daarin draagt tot aan het hart van zijn Vader. Het is de liefde, die ons telkens overmeestert, ons vasthoudt, ons draagt en verdraagt, ons opricht en troost.

In deze hogepriesterlijke weergaloze liefde, die levenswarm en levensecht is, goddelijk levensecht, doet Hij zijn medeburgers, zijn mede-erfgenamen, hier in het buiten-land opveren en... geloven. In tijden van storm en onweer, op koude en warme dagen, in de luwte of in de hitte van de strijd.

Als zijn liefde alzo onweerstaanbaar trekt moet het er uit: Want U is het Koninkrijk en de heerlijkheid. Hij doet geloven in Hem en in zijn Rijk, ook dat we delen in zijn Rijk. Dat te geloven is meer dan dat we tasten en zien met hand en oog. Het is veel vaster en veel voller dan wanneer een levende zijn harteklop doet horen aan één, die hij aan zijn hart drukt. En zo wisselt het een met het ander elkaar maar af in het leven. Want ze behoren bij elkaar. Ik bedoel de begeerte en bede , , dat ik Hem kenne en de kracht zijner opstanding" enz. en de verzekering , , Maar onze wandel, ons burgerrecht is in de hemelen, waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten, namelijk de Heere Jezus Christus' . Ja, ze worden met elkaar verbonden door , , één ding doe ik, vergetende hetgeen achter is (wat buiten en zonder Christus is) en strekkende mij tot hetgeen voor is, jaag ik naar het wit tot de prijs der roeping Gods, die van boven is in Christus Jezus".

Die begeerte en bede enerzijds en die verzekering anderzijds kunnen elkander niet missen. Ze zijn elkanders levensvoorwaarde. De bede leidt tot de verzekering, en die verzekering kan alleen maar stand houden vanuit die bede en begeerte. Ze is vanuit die bede en begeerte alleen maar levensecht en levenskrachtig. Anders wordt ze als vermolmd hout, waarover vernis is gestreken.

En alles wordt tesamen gehouden in Hem, die het Hoofd is, Jezus Christus. Want Hij is de Behouder van het lichaam, namelijk zijn gemeente.

Nu blijft het hier altijd ten dele. Doch ook al weten we dat, zo wordt toch daardoor het verlangen en de bede „opdat ik Hem kenne" enz. nooit op non-aktief gezet. Integendeel, het is een teken van verachtering in de genade (als het tenminste niet erger is), wanneer deze hunkering van Paulus niet ons leven kenmerkt. Immers hier wordt het heimwee geboren, dat eens zal worden vervuld. Ware hemelburgers kunnen nooit rusten in het ..door een spiegel zien in een duistere rede". Daarom is het hun een blij vooruitzicht, dat ze eenmaal zullen zien van aangezicht tot aangezicht. Nu kennen ze nog ten dele, maar dan zullen ze kennen, gelijk ze ook gekend zijn.

En nu blijft geloof, hoop en liefde, deze drie: doch de meeste van deze is de liefde.

v. SI.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 augustus 1970

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

TREKKENDE LIEFDE

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 augustus 1970

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's