Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Comenius

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Comenius

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

1670—1970

Op 15 november 1670 overleed te Amsterdam Johann Amos Comenius.

Comenius was afkomstig uit Moravië, waar hij op 28 maart 1592 geboren werd. Van huis uit behoorde hij tot de Moravische Broedergemeenschap. Al vroeg verloor hij zijn ouders.

Zijn interesse voor onderwijs en opvoeding ontwaakte door het slechte onderwijs dat hemzelf te beurt was gevallen. Na vier jaar op een armzalige dorpsschool, die hij een folterkamer van de geest noemde — ging hij op vijftienjarige leeftijd naar de Latijnse school. Dit was de eerste stap naar het predikambt van de Moravische Broedergemeente. Hij studeerde theologie en filosofie.

Heel zijn leven heeft deze man moeten vluchten voor zijn geloof. Maar in welk ballingsoord hij ook was, hij blééf schrijven. Zijn lijfspreuk was: „Laat alles zich vrij ontwikkelen en laat geweld daarbij afwezig zijn."

Wat zou Comenius het geweldig gevonden hebben als er in zijn dagen werkelijk vrede gekomen was en de volkeren vrij met elkaar konden verkeren! Hun taal was dan de deur, waardoor zij bij elkaar konden binnengaan.

In zijn beroemde boëk „Orbis Pictus", het eerste leerboek-met-plaatjes, lanceerde hij de didaktische methode van een praatje-met-een-plaatje. Deze methode is tot op de huidige dag actueel. Maar ook in zijn andere boeken en geschriften — 350 schreef hij er — ontdekken wij 300 jaren na zijn dood dat zijn actualiteit in onze tijd zelfs groter is dan voorheen, toen de wereld kleiner en meer besloten was.

Met recht kunnen we Comenius een apostel van de wereldvrede noemen.

Twee jaar voor zijn dood in 1670 verscheen in Amsterdam, waar hij als vluchteling woonde van 1656 tot 1670, zijn „Unum Necessarium": Eén ding is nodig voor de mensen om gelukkig te zijn, voor de volkeren om in vrede te leven en voor de kerken om hun verwantschap te kunnen waar maken: luisteren naar de stem van Christus, de Vredevorst, het Licht der wereld. Eigenlijk lijkt dit boek wel een belijdenis. Comenius schrijft: Als ik al mijn doen en laten tot hiertoe overzie, zo beken ik, dat het slechts het'bedrijvig heen en weer lopen is geweest van een zorgzame Martha — zij het uit liefde voor de Heere en Zijn discipelen — of wel een afwisseling van bedrijvigheid en rust. Nu echter neem ik mij stellig voor mij met Maria aan de voeten van Jezus neder te zetten, om jubelend met David uit te roepen: „Het is mij goed nabij God te wezen" (Ps. 73 : 28),

Deze theoloog, pedagoog en apostel voor de wereldvrede, was bezeten van een nieuwe orde voor het leven in dorpen, steden, landen en werelddelen. Hij verwachtte veel - — ja zeer veel < — van de mens en van goed onderwijs, waardoor de mens in harmonie met God, zichzelf en de medemens zou kunnen leven. Voor Comenius hadden alle mensen en dingen hun bestaan, hun nut en hun doel in God.

Deze man was iemand, die als weinigen in de wereld van zijn dagen — overigens als balling — bereisd was, die in kringen van wetenschap, politiek en kerk overal thuis was. Hij kende zijn wereld goed en zijn kritiek op alle geledingen van wetenschap. politiek en kerk was niet mis. Steeds weer centraal in zijn oeuvre staat zijn verwondering over het Bijbels bericht dat God bij de mensen zal zijn en alles in allen. Vanuit deze levens- en wereldbeschouwing kan theologie niets anders zijn dan de opdracht de mensen in Europa en in alle delen der wereld in zulk een positie te brengen als Christus bij Zijn wederkomst hen wil vinden, nl. in geloof!

Een bekende uitspraak over de mens is bij Comenius: Homo est nihil et omnia. De mens is niets en alles. Niets wat betreft het bewerken van zijn nieuwe relatie tot God, die om niet door Christus wordt geschonken. Alles in zoverre een nieuwe positie tegenover God, de dingen en de mensen een nieuwe functie insluit.

God kiest de vernieuwde mens uit tot Zijn medewerker.

Steeds weer heeft Comenius de kerken van zijn dagen gezegd dat zij haar breuken en scheuringen moesten helen, want anders is haar boodschap en dienst ongeloofwaardig. Er valt hier duidelijk een oecumenische opvatting bij Comenius te herkennen.

Comenius was een onderwijsvernieuwer, een pedagoog, maar zijn pedagogisch en didactisch werk zag hij niet los van zijn werk als theoloog. Ook wat hij voor de jeugd heeft geschreven deed hij niet in de eerste plaats als vakpedagoog maar als theoloog. Elk mens en vooral de jonge mens moet geleid worden tot rechte kennis van God, mensen en dingen en door die rechte kennis die ons tot het rechte handelen moet brengen, moeten wij komen tot de plaats waar de mens zich bevinden moet voor God en Zijn wereld.

Leren is dus geleid worden naar een hoger doel.

Opvoeding als „e-ducatio" nam Comenius letterlijk: God wil, dat de mens uit zijn onwetendheid en vervreemding wordt „uitgeleid" en in het licht der waarheid

wordt gebracht. De mens moet dus niet alleen in didactische zin onderwezen worden, hij moet tot die stand tegenover God en de dingen worden geleid, die door Christus voor de mens weer toegankelijk is gemaakt. In deze wereld heerst niets dan dwaling, verwarring, onzekerheid, nood, leugen, bedrog, angst, ellende, haat en vertwijfeling, maar de mens die zich met de Heere alleen in de woonstede zijns harten binnensluit komt zelf tot ware en volle vrede des gemoeds en tot blijdschap.

Deze wereld wordt rijp gemaakt voor de herschepping als de mens van jongsaf leert de orde van het totaal in zijn doen en laten te verwerkelijken. Deze hele wereld is een labyrint, een doolhof, waar je alleen kunt uitkomen als er vrede in je hart is. Daarom wendt Comenius zich in het boek , Moederschool" tot de moeders om hen te wijzen op het grote belang van een goede opvoeding in de periode vóórdat het kind schoolkind wordt. Bij 't jonge kind moeten de eerste beginselen al worden bijgebracht van alle kennis, die we een mens willen meegeven voor de praktijk van het leven. Het kind is het meest kostbare geschenk van God — een kleinood, dat zich met niets laat vergelijken. De moeder kan door gewenning de grondslag leggen voor deugd en vroomheid. Door tellen en schatten, door voorwerpen te betasten, door platen te bekijken kan het kind in de Moederschool zijn zintuigen en zijn verstand oefenen en ontwikkelen.

Na Comenius waren na ± 200 jaar Pestalozzi en Fröbel de eersten, die op een dergelijke wijze de ouders op hun zo belangrijke opvoedingstaak wezen en wilden voorbereiden. Wat Comenius als taak voor de ouders zag, noemen wij thans opvoeding tot schoolweerbaarheid.

Het is in dit verband duidelijk, dat Comenius een groot voorstander was van de kleuterschool, die het kind van het vierde tot het zesde jaar dient te bezoeken opdat het kind op zesjarige leeftijd de meest elementaire beginselen van het kennen, het kunnen en het redeneren machtig is.

Bij de vorming van het psychisch leven mag de lichamelijke ontwikkeling niet worden verwaarloosd.

Uit alles blijkt dat Comenius een zeer grote belangstelling en liefde had voor het kind. Met grote verontwaardiging geeft hij aan moeders, die haar plichten verzaken te verstaan dat een zodanige houding in strijd is met Gods wil en de natuur en schadelijk is voor het kind en voor de moeder zelf nadelig, oneervol en verwerpelijk! Een voorstander van antiautoritaire opvoeding was hij dus bepaald niet!

In 1632 werd de , , Grote Onderwijsleer" voltooid in het Tsjechisch, maar niet gedrukt, een Latijnse vertaling „Didactica Magna" zag het licht in 1657.

Na de Moederschool volgt bij het zesde levensjaar van het kind de volksschool, de Moedertaalschool, waarvoor Comenius zes leerboeken schreef voor het onderwijs in de moedertaal voor zes- tot twaalfjarigen. De , , Janua Linguarum Reserata" — de open deur der talen — was een inleiding tot de studie van het Latijn voor twaalftot achttienjarigen op de Latijnse School, te vergelijken met het gymnasium.

De Janua gaf grammatica, stijl en vocabulaire, de uitgave werd een groot succes; het boek is vertaald in twaalf Europese en vier Aziatische talen en het werd het meest geliefde Latijnse leerboek voor beginners. Bovendien bevatte het vele gegevens inzake de nieuwe onderwijsopvatting van Comenius.

Op de universiteit moest iedere tak van menselijke kennis bestudeerd kunnen worden. Comenius had dus een scholenindeling in vieren die ons thans nog als bekend voorkomt: van 0 tot 6 jaar de Moederschool, van 6 tot 12 jaar de Moedertaalschool, van 12 tot 18 jaar de Latijnse School en daarna de Academie van 18 tot 24 jaar. Maar hij sprak ook over de school van de volwassenen, van de bejaarden en van de dood, want sterven is geen kunst, de dood komt vanzelf, maar goed te sterven is de kunst der kunsten.

Al deze scholen staan in dienst van God. Ze vormen een soort Jacobsladder naar de hemelse academie en de mens heeft stap voor stap de weg vanaf het leven in het moederlichaam via het aardse leven tot het hemelse leven af te leggen.

Voor Comenius betekenden onderwijs en opvoeding de volledigst mogelijke voorbereiding voor het leven op aarde en daarna, niet door middel van de talen, maar door alle feiten van het universum, waartoe de talen de deur openden. Comenius besefte dat onderwijs het recht was van ieder mens en niet het privilege van een beperkte klasse, die voorbestemd was de Kerk en de Staat te besturen. Niet alleen de kinderen der rijken en voornamen, maar allen, adellijke en burgerlijke, rijke en arme kinderen, knapen en meisjes in grote en kleine steden, in vlekken en dorpen moeten op gelijke wijze in de school worden opgenomen. De gedachte van democratisering van het onderwijs was hem dus ook niet vreemd!

Het onderwijs kan alleen maar bevredigende resultaten bereiken als rekening gehouden wordt met de eigen natuur van de leerling. De onderwijzer is de dienaar en niet de meester van de natuur en het onderwijs moet worden aangepast aan het kind en niet andersom. Hier ziet u, dat Comenius, die allereerst het kind in de leerling zocht, de ontwerper had kunnen zijn van het Voorontwerp Basisonderwijswet 1970 dat in artikel 2 het kind en niet de school centraal stelt!

Zo heeft Comenius ons een pedagogisch systeem nagelaten dat het gebed als uitgangspunt heeft en met het gebed eindigt.

De mensheid moet vier wegen afleggen om de duisternis waarin we leven te bestrijden. Daarom moet er komen een universele taal, universele leerboeken, Universele scholen en een universeel collegium. Eerst als de mens door dit licht op de paden der liefde en der wijsheid is gebracht, zal het universele licht, dat uit God is, kunnen schijnen. In 1935 werd door Tschizewski in de bibliotheek van Francke's weeshuis te Halle Comenius' voornaamste pedagogische werk over de , , Al-op voeding" — de Pampaedia — ontdekt. Men kan het werk van Comenius slechts juist interpreteren tegen de achtergrond van wat hij in dit boek heeft neergelegd. Het begin en het einde van de in de Pampaedia ontwikkelde gedachtengang is God.

In 1960 verscheen de Pampaedia in druk. Tschizewski heeft het in het Duits vertaald. Comenius wolde de wereld herordenen, hij streefde naar humaniteit, d.w. z. naar volkomenheid van de mens, maar dit gehele streven is gericht op Hem, die om ons is mens geworden, de Immanuël. In dit licht dienen zijn didactische en pedagogische geboden en adviezen gezien te worden en op deze wijze kunnen wij begrijpen, dat Comenius de school wil doen zijn een werkplaats van hemelse wijsheid, een paradijs van de kerk, een voorspel van de eeuwigheid zelf.

Het strekt de stad Amsterdam tot grote eer, dat deze priester der humaniteit, wiens gestalte in onze tijd na 300 jaar juist dichterbij komt, in zijn levensavond veertien jaren gastvrij onderdak werd verschaft.

Hij stierf op 15 november 1670, op 22 november werd hij in de Waalse Kerk in de Kloosterstraat te Naarden begraven. Dat gebeurde - in de Gooise vestingstad, omdat een familielid van Laurens de Geer, die Comenius in 1656 vriendelijk ontvangen had in Amsterdam, in Naarden predikant was.

In 1937 werd de kapel te Naarden gerestaureerd en door Tsjechische kunstenaars werd een waardig mausoleum aangebracht, dat vandaag nog elke Tsjech op de knieën brengt en hem in tranen doet uitbarsten, want hier ligt immers hun geestelijke vader van alle goeds!

In 1967 is het Comenius-museum in Naarden in nieuwe luister herrezen. Het Rijk liet het Spaanse huis fraai restaureren en de regering van Tsjecho-Slowakije schonk een gehele inventaris voor het Comenius-museum met hangende vitrines en velerlei materiaal.

Conservator is de Bussumse predikant ds. A. J. den Tonkelaar, die een zeer lezenswaardig overzicht schreef over het leven en het werk van „Jan Amos Komensky", die 300 jaar na zijn dood ook hèt grote symbool is van deze tijd als strijder voor de vrijheid van de mensheid.

Aanbevolen literatuur:

F. W. Prins in „Grote denkers over opvoeding', p. 135—161. Groningen 1964.

J. M. van der Linde: Jan Amos Comenius. Chr. Pëd. Studieblad 17e jrg. nr 2, febr. 1968, p. 52—58.

A. J. den Tonkelaar: Naarden en Comenius. Overdruk uit Spiegel Historiael II, 12 (1967) p. 688 tot 693.

W. Boyd: Geschiedenis van onderwijs en opvoeding. Hoofdstuk IX. Utrecht 1969.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 november 1970

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Comenius

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 november 1970

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's