De Persoon van de Heilige Geest

Wij geloven en belijden ook, dat de Heilige Geest van eeuwigheid van de Vader en de Zoon uitgaat; niet zijnde gemaakt, noch geschapen, noch ook geboren, , maar alleen van beiden uitgaande; welke in orde is de derde Persoon der Drievuldigheid, van éénzelfde Wezen, majesteit en heerlijkheid met de Vader en de Zoon, zijnde Waarachtig en eeuwig God, gelijk ons de Heilige Schriften leren. Artikel XI N.G.B.

Van de Heilige Geest gelooft en belijdt de kerk, dat hij als waarachtig en eeuwig God van alle eeuwigheid uitgaat van de Vader en de Zoon. Dit is dus iets anders dan de uitstorting van de Heilige Geest op de Pinksterdag.

Dit eeuwige uitgaan kan men niet begrijpen, het moet ons genoeg zijn het te geloven. De bijbel leert ons, dat de Heilige Geest van eeuwigheid uitgaat van de Vader en de Zoon. De Geest is dus niet gemaakt, is ook niet geboren, is ook niet geschapen. Hij is de derde Persoon der drieeenheid, van hetzelfde Wezen, van dezelfde majesteit en van dezelfde heerlijkheid als de Vader en de Zoon.

Hij is de Geest, onlichamelijk, Hij is onzichtbaar en Hij werkt onzichtbaar. Ook de engelen en de menselijke zielen zijn onzichtbaar, omdat zij geestelijke wezens zijn. Ook God Zelf is een Geest, die Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en in waarheid. Wel worden aan God de Vader lichamelijke dingen toegeschreven, doch dit is zinnebeeldig om Zijn geestelijke werkingen ons duidelijk te maken. Wordt nu de Heilige Geest bijzonder de Geest, de Heilige Geest genoemd in de Schrift, dan is dat niet, omdat Hij heiliger zou zijn dan de Vader en de Zoon, maar dan is dat omdat in de huishouding Gods aan deze derde Persoon speciaal het werk van de heiligmaking bij uitnemendheid wordt toegekend.

De Heihge Geest is dus niet een kracht, die van God uitgaat, maar Hij is een zelfstandige Persoon. Hij draagt eigen namen. Hij wordt de Heere genoemd, de Trooster, de Getuige in de hemel. Wordt de Heilige Geest in Lucas 24 : 49, in Hand. 1 : 8 de kracht Gods genoemd, dan moeten wij opmerken, dat ook de Heere Jezus de Kracht en de Wijsheid Gods genoemd wordt in 1 Cor. 1 : 24. De Heilige Geest is dus evenals de Zoon een Persoon. Wordt er in Openbaring 1 : 4 gesproken van de zeven Geesten Gods, dan zijn dat geenszins zeven engelen, maar dan is dat de volle Geest Gods, Die woont in de gemeente, die voor de troon Gods is, of ook de Geest, Die naar Zijn alomtegenwoordigheid de zeven gemeenten met Zijn genadegaven gelijkelijk bedeelt. Hij heeft al de eigenschappen Gods. Jesaja 11:2 noemt Hem de Geest des Heeren, de Geest der wijsheid en des verstands, de Geest des raads en der sterkte, de Geest der kennis en der vreze des Heeren. In Zijn naam wordt ieder lid der kerk gedoopt, evenals in de Naam des Vaders en des Zoons. Hij wordt nadrukkelijk een ander genoemd dan de Vader en de Zoon.

Het uitgaan van de Geest van de Vader en de Zoon wordt ook wel genoemd een uitademing of een blazing. Het woord Geest wordt ook genoemd in het Hebreeuws en in het Grieks wind, adem. Dit uitgaan, dit uitademen, dit uitblazen is een verborgenheid, een even grote verborgenheid als de eeuwige generatie van de Zoon. Augustinus zegt daarvan: „Daar is onderscheid tussen de generatie van de Zoon en de uitgang van de Heilige Geest, maar ik weet ze niet te onderscheiden, omdat zij beiden onuitsprekelijk zijn."

De Zoon is van de Vader gegenereerd, van de Heilige Geest in het vlees ontvangen, de Geest gaat van beiden de Vader en de Zoon uit. (Hierover is geschil tussen de oosterse en de westerse kerk!) Het heilig, heilig, heilig is de Heere der heirscharen ziet denkelijk op de drie Personen der Godheid. Vele zijn de teksten, die de Persoon van de Heilige Geest bewijzen. Men aanbidt de Geest, kan Hem smarten aandoen, kan Hem liegen, blussen, lasteren, bedroeven.

De werken van de Geest Gods zijn vele. Hij zweefde op de wateren, door Hem zijn de hemelen geschapen, de sterren met al hun heir, zijn de hemelen versierd, wordt het gelaat des aardrijks vernieuwd, worden profeten en apostelen geïnspireerd tot het schrijven van de Bijbel, werden dienstknechten afgezonderd tot het werk der zending, als Barnabas en Paulus, worden leraren uitgestoten tot de dienst, worden mensen toegebracht tot de kerk, wordt de gemeente van Christus vergaderd en toegebracht. Hij wederbaart dode zondaren, wekt, versterkt, onderhoudt het geloof in hen, leert hen bidden, soms met onuitsprekelijke zuchtingen. Niemand kan tot de kerk gevoegd worden dan door Hem, niemand kan tot het geloof komen dan door Hem, niemand kan tot Jezus komen dan door Hem, niemand kan Jezus aannemen dan door Hem, niemand kan zeggen Jezus de Heere te zijn dan door Hem. Maar ook ieder, die in Christus gelooft, maakt Hij Christus en al Zijn weldaden deelachtig, die troost Hij en die zal Hij bijblijven tot in eeuwigheid. Op een onuitsprekelijke wijze maakt Hij woning in hen, heiligt Hij hen, verbindt Hij hen aan Christus als een ent in de wijnstok, levend en krachtig.

De Heihge Geest ontdekt een zondaar aan zichzelf, aan zijn gescheiden staat van God, aan zijn zonden, aan het oordeel, dat daarop te wachten staat, doet hem bekommerd zijn over zijn staat. De Geest wekt een hartelijke begeerte naar Gods gemeenschap, naar Christus, naar de middelen der genade, om daar Christus te vinden en doet hem ook de zonde en de wereld vaarwel zeggen en ook alles, wat hem belemmert om God en Zijn dienst bij te houden en alles, wat hem verleiden kan en afleiden kan van Zijn dienst. De Heilige Geest maakt alles wat Christus verworven had, maar waaraan de zondaar vóór zijn bekering geen deel had, tot het eigendom van zo'n zoekende en ontdekte zondaarl Hij verleent hem de wil en de kracht, om door het geloof Christus en al Zijn weldaden ? te nemen als de zijne. De Geest leert 1" .uen, echt bidden en doet ook verzekering van de verhoring Gods.

De Heilige Geest als de Leidsman leidt ook in de weg der gerechtigheid. Smal is dat pad, steil is die weg. Rondom is dat pad bezet met de drie vijanden: de duivel, de wereld en de zonde. Daar moet de christen over en door heen. Ware de Geest niet de Leidsman, het zou niet gaan.

Hij leidt, wapent met de wapenrusting des geloofs en doet ze na struikelingen opstaan, bemoedigt met de beloften van Christus en doet ze veel zien op de overste Leidsman en Voleinder des geloofs Jezus, die voor de vreugde, die Hem voorgesteld werd, het kruis heeft verdragen en de schande veracht. Hij troost hen in de velerlei verdrukkingen, in kruis en tegenspoed, in vrezen en beven, in angsten der hel en vreze des doods, in doornen, die steken in hun vlees. Hij bevestigt ze in hun staat, beschaamt hun twijfelingen, bestraft ze over hun ongelovigheid, over de hardigheid hunner harten, over hun wereldsgezindheid, over hun menigvuldige struikelingen en over hun zondige aard. Hij maakt ze in dit alles te meer Christus' offer gepast en noodzakelijk. En zo blijft Hij maar bij hen, zelfs door geestelijk arme tijden heen, zelfs door tijden, dat zij geestelijk geheel verlaten schenen te zijn. Verbergt Hij Zijn aangezicht al eens, verlaten doet Hij ze nooit, want Hij verlaat niet en nooit, wat Zijn hand begon.

Gij hebt van acht'ren mij bezet; Vooruit wordt mij de vlucht belet; Ik word bepaald door Uwe hand. Hoe zou ik, met mijn zwak verstand, Naar Uwe wond're kennis streven? Z' is mij te groot, te hoog verheven!

Waar zou ik Uwen Geest ontvliên? Waar zou m', o HEER', Uw oog niet zien? Al voer ik op naar 's hemels trans, Daar zijt Gij, daar vertoont G' Uw glans; Al daald' ik zelfs ter helle neder. Daar vond ik ook Uw aanschijn weder.

Al nam ik van de dageraad De vleugelen des lichts te baat; Al waar' aan 't uiterste der zee De plaats van mijne legerstee; Daar zoud' ook Uwe hand mij leiden. Uw rechterhand niet van mij scheiden.

Allerlei practische wenken resten ons nog te geven bij het geloof en het belijden van de Heilige Geest!

Zo nodig als het geloof in God de Vader is, zo nodig als het geloof in God de Zoon is, zo nodig is het geloof in God de Heilige Geest. Evenzeer is de prediking van elk nodig. Het is niet alleen nodig, het is ook zo rijk, zo vertroostend, zo ontdekkend, zo vermanend voor ons zondige mensen.

Predikers moeten hun prediking toetsen op deze drieëenheid. De mensen, kerkelijken en niet-kerkelijken, moeten zichzelf daarop beproeven. Zij moeten dus ten dezen onderzoeken, of zij de Heilige Geest ontvangen hebben. Zo niet, dan moeten zij alle voorhanden zijnde middelen te baat nemen, om Hem te verkrijgen. Dan moeten zij de geest der wereld en de geest der zonde zoeken te ontvlieden en deze Geest, deze eeuwige Geest, deze Heilige Geest zoeken te krijgen. God zal geen steen geven, wie Hem om Zijn Geest bidden! Dat zegt de Heere Jezus Zelf in Zijn Woord.

En als de Geest komt over u, in u, dan zult gij deze werkelijke verandering in u gewaar worden. Soms zal die verandering opzienbarend en sterk merkbaar zijn, soms zal die stil. ingetogen en nauw merkbaar plaats vinden. Doorgaans geschiedt die onder de genademiddelen: de prediking des Woords, de bediening der sacramenten, soms onder het uitspreken van de zegen, soms onder het gebed, soms ook onder de huiselijke godsdienstoefeningen. Het kan ook zijn onder een ernstig gebeuren in het familieleven, ziekte of een sterfgeval, een ongeval. Het kan ook zijn, dat de Geest een christen op uw weg brengt, die zo'n indruk op u maakt, dat gij wensen gaat te zijn of te worden als die.

Dit zijn echter de veranderingen, die de Geest in uw hart werkt. Uw hart wordt aangeraakt, uw verstand wordt verlicht, u gaat oog krijgen voor andere, voor betere, voor hogere dingen. Uw wil wordt omgebogen van God af naar God toe. Uw hartstochten worden geregeld van het kwade naar het goede. Uw wandel wordt totaal omgekeerd. Ge gaat u verzetten tegen de zonde en ge gaat staan naar het goede, naar goede manieren, naar goede gesprekken, naar goede lectuur, naar goede kennissen en vrienden.

Maar meest gaat ge staan naar de dienst des Heeren. Dan wordt er geen beurt meer overgeslagen bij zomerhitte, bij winterkoude, bij weer en wind. Dan weerhouden zelfs geen lichaamszwakte of lichaamsgebreken. De verborgen omgang met God wordt gezocht in bijbellezen, in gebeden en dankzeggingen. En met alle kracht wordt de dienst des Heeren ingevoerd in huis en aangeprezen bij anderen. Dan is men niet langer een natuurlijk mens, niet meer het eigendom van de satan, niet meer de slaaf van de zonde. Van een erfwachter van de hel met al haar smarten, wordt men een erfwachter van God en van Zijn zaligheid.

Laat dan toch ieder zich wachten voor de zonden, laat ieder zich stellen onder de zuivere bediening des Woords, laat ieder het gezelschap der vromen zoeken en laat hij de bewegingen van de Geest in zijn gemoed opvolgen. Wacht u voor het bedroeven van de Heilige Geest. Wacht u nog veel meer voor het blussen van de Geest. En wacht u allermeest voor de onvergeeflijke zonde tegen de Heilige Geest. Geeft daarentegen Hem de eer, die u alleen kan leiden tot Christus als tot uw algenoegzame Borg en Zaligmaker en die u alleen kan leren zeggen: Abba - Vader.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen