Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Betert en bekeert u

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Betert en bekeert u

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Betert u dan en bekeert u, opdat uw zonden mogen uitgewist worden: wanneer de tijden der verkoeling zullen gekomen zijn. van het aangezicht des Heeren. Hand. 3 : 19.

Neem, o mijn volk, neem mijne leer ter oren. Neig oor en hart, om naar mijn stem te horen! 'k Zal met mijn mond u wijze spreuken leren, Verborgenheén, van ouds af waardig t' eren. Mij vloeit een schat van wijsheid uit de mond, Gelijk een bron, die voortspringt uit de grond.

Betering en bekering

Voor ons ligt het eerste hoofdstuk na dat van de uitstorting van de Heilige Geest. Het is het hoofdstuk dat handelt over de gang van Petrus en Johannes naar de tempel en van de genezing en bekering van de kreupelgeborene. Dan ook is het het hoofdstuk dat wéér in het oude voorhof van Salomo, wéér Petrus een rede houdt tot het samengestroomde volk. Enkele gedachten uit deze tweede rede, die wij van Petrus in de Handelingen hebben, willen wij thans met u behandelen.

De eerste preken van zo iemand als Petrus zijn voor ons nogal belangrijk, vooral daar hij vol was van de Heilige Geest. Nu laten wij voor heden de geschiedenis van de man aan de Schone Poort van de tempel rusten. Het gaat ons meer om wat Petrus tot de schare zegt. Deze rede lijkt veel op de Pinksterrede. Het verdriete ons dan niet, als preken eens wat gelijkluidend zijn en ook niet als op hetzelfde aambeeld geslagen wordt. Mensenharten zijn nogal hard, zodat ze niet gauw verbrijzeld zijn. Weer preekt Petrus over de Heere Jezus, weer verwijt hij hun Zijn kruisiging. Hij beroept zich op de vaderen, op Mozes en de profeten. Maar hij laat het niet bij verwijten. Zelfs al begint onze tekst voor heden met de woorden: „Betert u en bekeert u" en zelfs al verwijt Petrus hun de kruisiging van de Heere Jezus, dan treedt hij ze toch met milde zachtmoedigheid tegemoet als hij hen „broeders" noemt en als hij zegt: „En nu broeders, ik weet dat gij het door onwetendheid gedaan hebt, gelijk als ook uw oversten." Zelfs voegt hij daaraan toe: „Maar God heeft alzo vervuld, hetgeen Hij door de mond aller Zijner profeten tevoren verkondigd had, dat de Christus lijden zoude." Het is Calvijn, die mij op die liefde en vergevensgezinde toon in Petrus' oproep tot bekering attent maakte en die zelfs ook de raad Gods enigszins tot verzachting van Zijn verwijten aanvoerde. Gelooft dit toch: God ziet onze zonden niet door de vingers en zal ze ons ordentelijk voor ogen stellen, maar het is geen hardheid als Hij ons tot bekering oproept en het is enkel liefde als Hij ons met onze zonden bekend maakt.

Welnu dan: „betert u en bekeert u!" Het lijkt wat aan de achterkant begonnen, als de tekst begint met het .betert u". Het lijkt, alsof hier de heiligmaking voorop geplaatst wordt, dan de bekering en dan: opdat uw zonden uitgewist mogen worden. Laat ons maar niet bang zijn, dat Petrus deze mensen misleidt. Alle dingen komen wel aan de orde, maar God bepaalt die orde. Wat zijn er veel teksten in de bijbel, die de dingen in deze volgorde stellen: „Verlaat de slechtigheden en leeft!" „Doet dat en gij zult leven!" „Wat moeten wij doen om zalig te worden? "

Is het trouwens niet zo, dat in het hele leven der bekering men het eerst bij zijn zonden bepaald wordt? En wordt dan niet allereerst bevolen de zonden te verlaten? Zodra de boodschap des Evangelies tot een zondaar komt, geschiedt dat in de eis der bekering en dan wordt het ook tegelijk zijn behoefte om zijn leven te gaan beteren. Daar stelt hij alles voor in het werk, om na te laten wat hij verkeerd deed, om goed te maken wat hij misdeed, om te doen wat hij naliet goeds te doen.

Wat deze mensen misdaan hebben, dat is, dat zij Jezus' kruisdood begeerd hebben, wat Petrus hun ook verweet. Kunnen zij zich daarvan beteren? Dat kunnen zij toch nooit meer ongedaan maken? Ongedaan maken niet, maar zij hebben zich daarvan te beteren. Achter deze daad hebben zij natuurlijk een wereld van ongerechtigheid gehad, want dat is geen kleinigheid, als men de Heere der heerlijkheid deed kruisigen! Dit betekent niet minder dan een leven zonder God en zonder Christus. En als men zonder God en zonder Christus is, dan is alles wat men doet averechts, dan is alles wat men doet verkeerd. Als al wat uit het geloof niet is, zonde is, dan is ook het ingentogenste leven zonde. Daarom zegt Petrus tot hen: Betert u. Het moet anders met u worden, het moet beter met u worden, alles moet beter worden.

In het woord bekering, dat Petrus hieraan toevoegt, is eigenlijk alles gezegd. Be-kering — om-kering. Wij leven van God af, van God weg, tegen Zijn zin en wil in, zondig. En nu is er maar één ding nodig, namelijk de bekering, de omkering en daarmee is nog niet alles gezegd. Met het aangezicht naar God toe komen staan is niet genoeg. Wij moeten naar God terug, wederkeren. Juist zoals de verloren zoon wederkeerde naar zijn vader! Bekeert u! Dat wordt zo'n persoonlijke zaak.

Wij kunnen prachtige dingen over de bekering denken en zeggen, maar ons intussen niet bekeren, maar intussen de bekering nalaten. Dan beteren wij ons niet. Dan laten wij de zonde niet na. Dan komen wij niet tot een ander leven. En dan kunnen wij grote stukken bespreken, die gekend moeten worden. Dan kunnen wij precies de weg der bekering uitstippelen, maar wij laten het eerste na en dat is de betering des levens. En niet alleen, die zijn zonden belijdt, maar die ze belijdt en laat, die zal barmhartigheid geschieden. Een gaarne gebruikte list is ook, om de bekering aan anderen voor te stellen, van anderen te eisen, maar ze zelf na te laten. Een veel voorkomend euvel, bij predikers en bij gemeenteleden!

Daarom zeiden wij dat het beteren en het bekeren een persoonlijke zaak is. Petrus zegt: Betert u en bekeert u.

Uitgewiste zonden

„Opdat uw zonden uitgewist worden mogen."

Hier slaat het woord van Petrus om van het actieve: betert u en bekeert u, naar het passieve: opdat uw zonden mogen worden uitgewist. Het is genade, dat God Petrus zo laat prediken tot dit volk, dat

hij ze attent maakt, op wat zij heel niet kenden, niet beseften, niet inzagen. Het is genade, dat zij dit horen mogen. Het is genade, als hun hart geneigd wordt om zich te beteren van hun kwaad, het is genade, als zij zich bekeren mogen. Maar daar is de zaak niet mee klaar. Onze God is een heilig God, die de zonde niet gedogen kan, maar die ook de zondaar niet gedogen kan. „Geen zondaar zal 't gewis verderf ontkomen, als in 't gericht door God wordt wraak genomen!" Wij moeten de zonde laten, moeten daarmee breken, maar de zonde moet ook verzoend worden. Die moet helemaal weggenomen worden. Uitgewist, zegt Petrus. En wat uitgewist is, dat is onleesbaar geworden. Daar moet niet de minste heugenis meer aan zijn, daar moet niets meer van te zien zijn. Welnu, dat is niet in mensenhand, om zonden uit te wissen. Al naamt gij u veel zeep van de voller, dan zoudt ge toch uw met zonden bevlekte, de met bloed bevlekte handen niet schoon kunnen wassen. Al naamt gij salpeter, dan zoudt gij geen zonde meer ongedaan en onzichtbaar kunnen maken.

Dat ze uitgewist mogen wórden, zegt Petrus. Het kan dus wel! God kan dat. God doet dat door het heiligend, door het reinigend bloed van Christus. Dat bloed maakt niet alleen rein, maar ook heilig. Heilig, dat is het tegenovergestelde van onrein. Dat bloed maakt u, alsof u in plaats van alle kwaad alle goed gedaan had. Dat stelt u rechtvaardig voor God. En God doet dat door de heiligende Geest van Christus. Daardoor worden zondaars tot de gemeente van de volmaakt rechtvaardigen.

Voelt u nu, dat Petrus spreekt van een uitgewist worden mógen? Mogen. Dat is een gunst, dat is een genade.

Die gunst heeft God Zijn volk bewezen, Opdat het altoos Hem zou vrezen, Zijn wet betrachten en voortaan Volstandig op Zijn wegen gaan. Men roem' dan d' Oppermajesteit, Om zoveel gunst, in eeuwigheid.

De tijden der verkoeling

„Wanneer de tijden der verkoeling zullen gekomen zijn, van het aangezicht des Heeren."

Bij het eerste lezen van deze woorden krijgt ge de indruk, dat de verkoeling van het aangezicht des Heeren beduiden zou, dat God Zijn aangezicht verkoelend in toorn van hen zou afwenden. Dat betekent het niet. Dat zou ook geen zin geven, dat zij zich zouden beteren en bekeren en dat hun zonden uitgewist zouden worden, als God in toorn Zijn liefde uitgeblust had over hen. Het zou ook geen zin hebben, dat zij zich zouden bekeren op de tijd, dat God in koelheid Zijn aangezicht van hen zou keren.

Dit is de betekenis dan ook niet! Het wil juist andersom zeggen, wanneer de tijden zouden komen, dat Gods toorn gekoeld was van Zijn aangezicht. Door de dood van Zijn geliefde Zoon zou men verwachten, dat Gods toorn over dit volk op het hevigst zou zijn ontbrand. Juist niet. Door de dood van Zijn Zoon. welke een offerdood was, was de toorn Gods over de zonde gekoeld en de hitte van Zijn gramschap geblust. Vergeet het toch niet, dat Petrus zegt: , , En nu, broeders, ik weet, dat gij het door onwetendheid gedaan hebt... gelijk als ook de oversten!" En dat waren de priesters. Onwetend heeft het verbondsvolk — dat is de kerk — en onwetend hebben de priesters en juist de hogepriester, precies op het Paasfeest het Paaslam, het Godslam, Christus geslacht, opdat door Hem de zonde uitgewist zou worden en opdat door Hem de verkoeling van het aangezicht des Heeren kon intreden.

En nu wordt er niet gesproken van de tijd der verkoeling, maar van de tijden der verkoeling. Niet alleen op dat ene uur, waarin Christus stierf voor de zonde, kwam daar verkoeling van Gods aangezicht, verkoeling van Gods toorn, maar tijden! Van Jezus' sterven af totdat Jezus opnieuw zal komen na Zijn hemelvaart, na Zijn zitten aan de rechterhand Gods, tot aan de wederoprichting aller dingen zullen die tijden der verkoeling daar zijn van het aangezicht des Heeren.

Dat is even een boodschap, die Petrus hier aan de schare geeft in de tempel van Salomo, dat namelijk tot het eind der eeuwen daar genade bij God te bekomen zal zijn. Zo lang kunnen de eeuwen niet duren, zo donker kunnen de tijden niet worden, of zij zullen blijven tot aan de wederkomst tijden der verkoeling van het aangezicht Gods. Zo lang duurt het heden der genade.

Edoch... alleen voor een volk. dat zich betert, dat zich bekeert, zonder dat wordt zijn zonde niet uitgewist. Zonder dat is Gods aangezicht over geen zonden bekoeld. maar ziet Hij in toorn op elk zondaar neer. Het komt er dus, naar het woord van Petrus, maar op aan, dat wij ons beteren. Wij mogen niet in de zonde vallen, wij mogen nog minder in de zonden blijven liggen, wij mogen nóg minder in de zonde volharden en wij mogen nog minder in de zonde ons vermaak hebben.

„Geen zondaar zal 't gewis verderf ontkomen, als in 't gericht door God wordt wraak genomen!" Zoals wij reeds daareven citeerden. En dan is er nóg meer nodig: niet alleen u beteren, ge moet u bekeren. Al laat we uw zonden, dan is de verhouding met God niet hersteld. En dan is er nog meer nodig. Uw zonde moet uitgewist door Jezus' bloed. Dan is Zijn aangezicht over u vrede.

Gij hebt Uw land, o HEER', die gunst betoond, Dat Jakobs zaad opnieuw in vrijheid woont. De schuld Uws volks hebt G' uit Uw boek gedaan; Ook ziet Gij geen van hunne zonden aan. Gij vindt in gunst, en niet in wraak Uw lust, De hitte van Uw gramschap is geblust. O heilrijk God, weer verder ons verdriet, Keer af Uw wraak, en doe Uw toorn te niet.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 juni 1971

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Betert en bekeert u

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 juni 1971

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's