Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De vrucht van het Evangelie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De vrucht van het Evangelie

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

In onze dag wordt bijzonder de nadruk gelegd op de konsekwenties, die het Evangelie met zich brengt. En men spitst dat dan politiek en maatschappelijk toe. Dan blijft er van de prediking van zonde en genade niet veel of niets meer over en komt men zelfs wel tot een verdedigen van gewelddadig optreden tot vernieuwing van de strukturen van volksregering en maatschappij. Om het maar kortweg te zeggen: In naam van het Evangelie wordt de revolutie gepredikt. Overigens niets nieuws, want in de vorige eeuw deed Domela Nieuwenhuis hetzelfde.

Dit horizontalisme, dat intussen in allerlei schakeringen meer gematigd of zeer radikaal wordt gedreven, verminkt het Evangelie der verzoening, hoezeer ook dit woord in de mond wordt genomen.

Maar brengt dan het Evangelie zijn konsekwenties niet mee voor alle terreinen van het leven? — En is daarop maar al te vaak niet genoeg de nadruk gelegd? —

Dat zal wel waar zijn. Wat dat betreft wordt thans de kerk de rekening gepresenteerd. Maar wanneer we menen gestalte aan het Evangelie te moeten geven door vernieuwing van maatschappelijke strukturen — mede vooral ook in de derde wereld — ten koste van de boodschap van verzoening en verlossing van zonden in en door Jezus Christus, bewegen we ons in een richting, die ons steeds meer verwijdert van het Woord van God.

Het Evangelie naar de Schriften draagt vanzelf de konsekwenties in zich. Daarom moet juist dit Evangelie, dat het enige Evangelie is, gepredikt worden. Het zal dan zelf de vruchten tot openbaring brengen. En is dat laatste niet het geval, dan schort er iets of alles aan de prediking.

Ik werd daarbij nog weer eens bepaald, toen ik de brief aan Filémon las. Het trof me, dat Paulus op zo'n enige wijze Filémon zijn roeping als christen tegenover zijn weggelopen slaaf onder de ogen bracht.

Ter verduidelijking volgt hier de achtergrond van deze brief. Paulus heeft haar geschreven aan een broeder in Christus te Kolosse in Klein-Azië. Hij zelf was een gevangene, waarschijnlijk te Rome. Dit briefje is dus eigenlijk een tweede brief, die door hem naar Kolosse geschreven werd. Want we lezen in Koloss. 4, dat Onesimus, die deze brief meekreeg, met Tychikus naar Kolosse is meegegaan.

Onesimus was ook zelf uit Kolosse. Hij behoorde tot de slavenstoet van de rijke koopman Filémon. die tot het Evangelie bekeerd was en op de één of andere manier in kontakt met Paulus was gekomen. Een tere geestelijke band lag er tussen beiden, zoals uit de brief wel duidelijk "blijkt.

Paulus zal opgekeken hebben, toen hij op een goede dag een slaaf van zijn vriend en broeder uit Kolosse bij zich kreeg. Wat er toen tussen die twee zich heeft afgespeeld is middellijk de oorzaak van het schrijven van dit briefje, dat Paulus als gevangene van Christus richt tot Filémon.

We kunnen de toedracht der dingen ons als volgt voorstellen. De rijke koopman Filémon in Kolosse moet een grote slavenstoet hebben gehad. Na zijn bekering zal hij er op uit geweest zijn om allereerst in zijn huis het Evangelie uit te dragen. Wij lezen van zijn vrouw Appia. die met hem de Heere mocht aanhangen, en van zijn zoon Archippus, die ook in Kolosse voor de naam des Heeren mocht uitkomen. Onder de slaven kunnen er ook geweest zijn, die gelovig waren geworden. Verder ontving Filémon vaak medechristenen aan huis. Er was te zijnen huize telkens een gemeente des Heeren vergaderd.

Onder de slaven was dus onze Onesimus. „Nuttig" betekent zijn naam. Maar hij deed zijn naam geen eer aan. Hij heeft over de vrijheid in Christus horen spreken, waarvan hij echter niets begreep en die hij daarom vleselijk toepaste. Hij zong hetzelfde liedje dus, wat thans gezongen wordt. Zo is het hem in het hoofd geslagen. Hij wilde ook wel vrij zijn. En op zekere dag nam hij de benen na het een en ander, waarop hij geen recht had, bij zich te hebben gestoken.

De eerste gewaarwording zal een gevoel van opluchting zijn geweest. De wijde wereld lag voor hem open. Maar hij had de kosten niet overzien. Want weglopen was voor een slaaf in die tijd een gevaarlijke onderneming. Het was immers praktisch onmogelijk om een land te bereiken, waar de strenge Romeinse wetten niet golden. En streng trad men inderdaad op tegen weggelopen slaven. De slaven overtroffen in getal verre de vrijen, zodat zij een voortdurende bedreiging vormden. Daarom pakte men een voortvluchtige, als hij gegrepen werd, hardhandig aan. Hij werd op zijn voorhoofd gebrandmerkt met de letter F (fugitus = voortvluchtige) of kreeg als een hond een halsband om. Soms werd hij ter beschikking gesteld om in de arena tegen de wilde dieren te vechten. Er was een geheime politiedienst om voortvluchtige slaven op te sporen.

Onesimus had dus heel wat gewaagd en we kunnen ons indenken, hoe het hem ten slotte te moede is geweest. De voortdurende angst van gegrepen te worden heeft hem verteerd. De vrijheid, die hij zocht, bleek veel erger slavernij te zijn, dan hij ooit tevoren had gekend.

Hoe hij nu bij Paulus in Rome is terecht gekomen ontgaat ons volkomen. Maar hoe wonderlijk kunnen de dingen lopen. Paulus heeft zich in ieder geval over hem ontfermd in de liefde van Christus. Hij zal eerlijk met hem gepraat hebben, telkens weer. Zo in de geest van: „Ja, Onesimus, je moet terug; je hebt je plaats verlaten, die God je gegeven heeft. Je hebt je meester bestolen. Maar jij hebt de vrijheid gezocht. waar ze niet te vinden is. Zie eens, ik zit hier gevangen en ben toch vrij. Weet je waarom? Omdat ik het eigendom van Jezus ben. Ik lig gebonden in zijn doorboorde handen. Ieder die de zonde doet is een slaaf der zonde, maar die de Zoon zal vrijgemaakt hebben, die zal waarlijk vrij zijn. In Jezus' handen gebonden te zijn, dat is werkelijke vrijheid. Dan worden wij vrij van zonde en schuld: dan krijgen we vrede met ons lot; dan verdwijnt de angst uit ons hart. want die handen zijn almachtige liefde- en genadehanden. En die handen strekken zich nu ook nog uit naar een weggelopen slaaf, Onesimus." —

Het is ten zegen geworden. Zonde is voor Onesimus zonde geworden, maar ook is de genade voor hem genade geworden. Hij werd voor Paulus, aan wie hij in Christus met hart en ziel gebonden werd, echt een Onesimus, een „Nuttige" in Gods Koninkrijk. Zo kwam de weggelopen slaaf in de slavenbanden van Jezus, de gelukkigste banden die er zijn.

Nu moeten we deze heerlijke brief van aanbeveling nog eens lezen. Hiermee komen we dan tot hetgeen, waarop ik in het begin van dit artikel doelde.

Allereerst valt ons op welke machtige liefde en blijdschap ons uit deze brief tegenstralen. Dat is de ware evangelische liefde en blijdschap, de enige bron van alle ware dienst aan de naaste. Wat ons in het algemeen opvalt bij het horizontalistisch drijven in onze dag is wel, dat die liefde en blijdschap ten enenmale zoek zijn. Men zit veelmeer in een krampachtige dienstbaarheid aan de wet gevangen: „zo moet het zijn" en „zo moeten we doen".

Hoe geheel anders wijst Paulus zijn broeder Filémon op de konsekwenties van het Evangelie en het geloof in Christus. Hij begint met Filémon in zijn christelijke vrijheid en verantwoordelijkheid te respekteren. Hij had namelijk Onesimus met christelijke vrijmoedigheid en apostolisch gezag bij zich kunnen houden, maar hij wil niets doen zonder het vrije goedvinden van Filémon, opdat diens „goeddadigheid niet zou zijn als naar bedwang, maar naar vrijwilligheid" (vers 14).

Vervolgens laat Paulus Filémon gevoelen, dat de verhouding van hem tot Onesimus in wezen een geheel andere is geworden. „Wellicht is hij daarom voor een kleine tijd van u gescheiden geweest, opdat gij hem eeuwig zoudt wederhebben", maar nu niet als een slaaf, doch als een broeder in Christus (vers 15 en 16). Zo is deze Onésimus, die eertijds voor Filémon onnut was, hem eerst recht nuttig geworden (vers 11).

En dan kunnen we een heleboel tussen de regels lezen. Want ongetwijfeld houdt

Paulus een zacht doch dringend pleidooi om Onesimus de vrijheid te geven.

Natuurlijk wil Paulus allereerst voor Onesimus de weg effenen tot wederkeer in de dienst van zijn meester, zonder dat deze laatste maatregelen van vergelding treft. Daarom schrijft hij: „Indien gij mij dan houdt voor een metgezel, zo neem hem aan, gelijk als mij. En indien hij u iets verongelijkt heeft of schuldig is, reken dat mij tt

toe. Maar tussen de regels door lees ik, dat Paulus' bedoeling veel verder en dieper gaat. vOnesimus is toch een broeder in Christus geworden. Is nu voor Filémon niet de konsekwentie van zijn geloof in Christus, dat hij binnen afzienbare tijd aan zijn slaaf de vrijheid geeft? Heeft Paulus niet voor zichzelf deze konsekwentie allang getrokken? Laat Paulus dat niet duidelijk doorschemeren in de verzen 17— 21? „Neem hem aan, gelijk als mij." „Ja, broeder! laat mij uwer hierin genieten in de Heere; verkwik mijn ingewanden in de Heere." En dan vooral vers 21: „Ik heb aan u geschreven, vertrouwende op uw gehoorzaamheid; en ik weet, dat gij doen zult ook boven hetgeen ik zeg."

Dat is nu echt in het geloof staan en de vruchten van het geloof openbaar maken. Dan behoeft niet uitdrukkelijk gezegd te worden, dat in de daad aan het Evangelie gestalte moet worden gegeven. Maar het vloeit er vanzelf uit voort. Het is met het Evangelie en het geloof gegeven. Nergens vinden we in het Nieuwe Testament, dat Jezus of de apostelen opgeroepen hebben om bepaalde strukturen te doorbreken. Maar wel riepen zij op tot bekering en wezen zij er op wat de gevolgen daarvan zijn. Zo kan het niet anders of het Evangelie graaft de bodem onder de slavernij weg.

Maar het gaat allereerst om bekering en geloof, want anders komt men slechts in een andere — en nog veel ergere — dienstbaarheid. Onesimus wilde vrij zijn, maar kwam in de slavernij der helse angsten.

Hoe anders vergaat het hem, nu hij in de weg Gods mag gaan. Schijnbaar begeeft hij zich weer in slavernij, maar in werkelijkheid is hij innerlijk vrij. En wat hij door het evangelie van de revolutie in zijn hart gehoor te geven niet verkreeg, dat zal hem nu als toegift in de schoot geworpen worden, nu hij zich in lijdzaamheid voegt in de weg Gods, nadat hij het Evangelie des kruises gehoorzaam is geworden.

De Heere staat in voor zijn woord: , , Zoek eerst het Koninkrijk Gods, en alle dingen zullen u worden toegeworpen."

Maar dat wil men niet. Men wil „christen" zijn, men wil en moet het Rijk doen komen. Men moet gerechtigheid onder de volken brengen, als het moet desnoods met het zwaard.

Welnu, het einde zal de lasten dragen: de grootst mogelijke slavernij in de grootst

mogelijke ellende.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 oktober 1971

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De vrucht van het Evangelie

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 oktober 1971

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's